Clubliefde, waanzin en verdraagzaamheid

Clubliefde, waanzin en verdraagzaamheid

Clubliefde, waanzin en verdraagzaamheid

Clubliefde, waanzin en verdraagzaamheid

Geplaatst op 22-5-2024 door henk doppenberg
Clubliefde, waanzin en verdraagzaamheid

Hoofdstuk 1 - Groot nieuws

Als Patrick 's avonds thuiskomt van het trainen, rent hij met een rood hoofd van opwinding de kamer in.
'Er komt hierachter een voetbalveld.'

Zijn vader kijkt hem wat geschrokken aan en zet meteen de tv iets zachter.
'Wat zeg je me nu?'
'Volgens mijn trainer krijgt Oranje Wit er een veld bij. Hij zegt dat de club een stuk grond van buurman Roemer heeft gekocht en we er volgend seizoen al op gaan spelen. Leuk toch? Dan kan ik vanuit mijn slaapkamer alle trainingen zien en ook of ze al aan het voetballen zijn.'

Patricks vader geeft geen antwoord, maar krijgt een nogal ontstemde trek op zijn gezicht.
'Vind je het niet leuk, pa?'
'Natuurlijk wel.'

'Je kijkt zo boos.'
'Nee joh. Ik ben juist blij voor jullie. Ga trouwens maar naar je kamer, want morgenochtend moet je er weer vroeg uit.'
'Mag ik eerst nog wat drinken?'
'Natuurlijk, maar daarna moet je gaan slapen.'

Als Patrick een minuutje of tien later naar zijn kamer is, pakt zijn vader de telefoon om zijn vrouw te bellen, die een paar dagen met vriendinnen weg is.
'Hoi, met Tamara.'

'Met Sjoerd. Hoe is het daar?'
'Prima, maar bij jou blijkbaar niet. Wat is er aan de hand dat je zo bedrukt klinkt?'

'Patrick komt net van de training met het bericht dat Oranje Wit bij ons achter de schuur een voetbalveld aan gaat leggen.'
'Dat meen je niet. Moeten ze ons daar niet vooraf over inlichten?'

'Natuurlijk wel, maar ze zijn natuurlijk bang dat we het niet met hun plan eens zijn.'
'En nu?'
'Ik ga morgen naar de gemeente, want ik zit niet op dat veld te wachten en vind het nergens op lijken dat het buiten ons om is gegaan.'

'Je zult wel onenigheid krijgen als je in protest gaat tegen dat veld.'
'Misschien, maar moeten we dan ons woongenot maar opgeven? Wat denk je trouwens van alle ballen die over het hek bij ons in de tuin vliegen?'

'Ja, je hebt gelijk. Wanneer ga je naar de gemeente?'
'Morgenochtend gelijk.'
'Succes. Ik bel je tegen een uur of twaalf.'
'Afgesproken.'

Hoewel Patricks vader ontzettend druk is, zit hij de volgende ochtend voor negen uur al in de auto. Het gebeuren rond dat nieuwe veld zit hem namelijk zo hoog dat hij zo snel mogelijk duidelijkheid wil. 

Daarom rijdt hij in een sneltreinvaart naar het dorp, parkeert hij zijn auto op de eerste de beste lege plaats die hij ziet en rent hij bijna het gemeentehuis in. Daar ziet hij tot zijn grote ergernis dat er nog niemand achter de balie zit, maar hij krijgt geen tijd om zich kwaad te maken. De dame komt er namelijk al aan.

'Goedemorgen meneer. Wat kan ik voor u doen?'
'Hallo. Mijn naam is Sjoerd Planters en ik wil wethouder Van Hazeldonk spreken.'
'Die is niet aanwezig meneer. Kan ik de boodschap soms doorgeven?'

'Nee, ik wil een persoonlijk onderhoud met hem. Wanneer is hij er weer?'
'Hij is vandaag en morgen naar een congres en maandag weer te spreken.'

'Dat duurt me te lang. Is er iemand die hem 
vervangt?'
'Jawel, maar dan moet ik toch van u weten waar het over gaat.'

Patricks vader twijfelt even, want hij heeft helemaal geen zin om de dame te vertellen waar hij voor komt. Omdat hij na even beseft dat hij geen andere keus heeft, gaat hij echter toch maar overstag.

'Ik kom informatie aanvragen over een mogelijk vierde voetbalveld van Oranje Wit.'
'Dan moet u de heer Van Daveren hebben. Ik loop wel even met u mee.'

Planters geeft geen antwoord, maar loopt achter de dame aan en een paar tellen later zit hij al tegenover de bewuste ambtenaar.
'Dag heer Planters. Wat kan ik voor u doen?'

'Ik zal gelijk maar met de deur in huis vallen. Mijn zoontje kwam gisteravond thuis met het bericht dat we een voetbalveld achter ons huis krijgen en daar ben ik niet blij mee. Ten eerste wordt onze woning daar namelijk minder waard door, ten tweede hoef ik al dat lawaai niet vlak bij de deur en tot slot vind ik het een slechte zaak dat we niet over het plan zijn ingelicht.'

'Meneer u loopt te hard van stapel. Er zijn inderdaad plannen voor een vierde veld en er is met uw buurman over de aankoop van grond gesproken. Er is echter nog niets definitief. Het plan komt trouwens ook nog ter inzage te liggen, dus dan heeft u alle kans om bezwaar te maken. Als u tegen die tijd tenminste niet van gedachten bent veranderd.'

'Reken daar maar niet op. Bedankt echter voor de informatie en ik wacht op verdere mededelingen.'
'Prima meneer. Tot ziens en nog een fijne dag gewenst.'
'Dag hoor.'

Patricks vader is wel opgelucht dat de plannen nog niet definitief zijn, maar verre van gerust over wat hem en zijn gezin te wachten staat. Daarom besluit hij er zo snel mogelijk met zijn buren over te gaan praten. 

Als ze samen protesteren, staan ze immers sterker dan wanneer hij alleen zijn stem laat horen. Hij weet alleen nog niet hoe hij de mensen uit de buurt het beste kan benaderen. 
Het verstandigste lijkt hem om een informatieavond te houden. Dat is echter een flinke organisatie en daarom besluit hij eerst met buurman Jansen te gaan praten. Die komt immers bijna net zo kort tegen het veld aan te wonen als hij en zal daarom ook niet blij met het plan zijn. 

Als hij ziet dat de man buiten bezig is, rijdt hij er gelijk heen.
'Goedemorgen Gerard. Was de tuin weer aan wat onderhoud toe?'

'Ja Sjoerd. Als je er een tijdje niets aan doet, heb je onkruid in overvloed. Heb je trek in een kopje koffie of ben je druk?'
'Ik heb werk in overvloed, maar wil wat met je bespreken. Laten we daarom maar naar binnen gaan.'

Als de mannen aan de keukentafel zitten, vertelt Patricks vader meteen waar hij voor komt.
'Weet je al dat ze bij Oranje Wit gaan uitbreiden?'
'Nee, daar heb ik niets van gehoord. Wat gaan ze doen?'

'Er komt een speelveld bij. Ze hebben een stuk grond gekocht van buurman Roemer. Tenminste daar kwam Patrick mee thuis, maar op het gemeentehuis zeiden ze dat het nog niet rond was. Ik ben echter niet blij met het plan en neem aan dat de rest van de buurt er net zo over denkt. Het lijkt me daarom goed om een avond te beleggen, zodat we een gezamenlijk standpunt in kunnen nemen. Samen sta je tenslotte sterker dan alleen.'

Buurman Jansen staat op.
'Zal ik nog een kopje koffie inschenken?'
'Graag. Misschien kunnen we trouwens het beste meteen maar een datum plannen voor die bijeenkomst en iets van een agenda maken.’

'Ik doe niet met je mee, Sjoerd.'
'Want?'
'Omdat je volgens mij veel te voorbarig bent en verder heb ik geen zin om de voetbalclub tegen te werken. Een nieuw veld zal inderdaad wat extra lawaai geven, maar verder krijgen we volgens mij weinig last van ze.’

Patricks vader kijkt even of hij water ziet branden, maar staat dan op en loopt zonder nog iets te zeggen de deur uit.

Hij is zo ondersteboven van de buurman zijn reactie dat hij als in een droom naar huis rijdt en daar een rustig plekje zoekt om na te kunnen denken. Daar wordt het hem al snel duidelijk dat de zaken heel anders liggen dan hij had verwacht.

Nu Jansen niet tegen de plannen van Oranje Wit wil protesteren, dreigt hij namelijk alleen te komen staan. Roemer zal immers ook niet tegen het plan zijn, want die ontvangt veel geld voor zijn grond en dat bezorgt hem een financieel onbezorgde oude dag. 

De twee overgebleven buren, Teteringen en Balk, gaan tenslotte zeker niet in protest. Ten eerste omdat ze wat verder van het complex af wonen en ten tweede omdat het trouwe clubleden zijn.

Daarom denkt hij even om dan ook maar niet moeilijk te gaan doen. Als het tot hem doordringt hoeveel geld zijn woning door de komst van het nieuwe veld in waarde kan dalen, zet hij dat voornemen echter snel uit zijn hoofd.

Omdat hij even met iemand wil praten die hem begrijpt, besluit hij zijn vrouw maar vast te bellen. Zij is immers de enige van wie hij weet dat ze er net zo over denkt als hij en die steun kan hij momenteel heel goed gebruiken.

Daarom pakt hij gelijk zijn telefoon om haar nummer in te toetsen.
'Hoi, met Tamara. Heb je nieuws?'
'Ja, ik ben op het gemeentehuis geweest.'
'En wat zeiden ze daar?'

'Dat er nog niets definitief is, maar wel dat de vereniging plannen heeft om uit te breiden.’
'En waarom hadden ze ons daar nog niet over ingelicht?'

'Die plannen blijken binnenkort ter inzage op het gemeentehuis te komen liggen en dan kunnen we protest aantekenen.'
'Dan valt het allemaal toch nog wel mee?'
'Hoe bedoel je?'

'Als je samen met Jansen tegen de plannen protesteert, heb je toch een redelijke kans van slagen. Tenminste, dat lijkt mij.'

'Dat zou zo kunnen zijn, maar Jansen heeft helaas geen problemen met de aanleg van dat veld. Hij denkt namelijk dat het met de overlast heel erg meevalt en wil de club trouwens ook niet tegenwerken. We komen dus alleen te staan met ons protest, want Roemer, Teteringen en Balk gaan zeker niet moeilijk doen.'

‘Zouden wij dan ook niet beter over onze bezwaren heen kunnen stappen?'
'Nooit.'

Patricks vader wil nog veel meer roepen, maar kan er van woede niets meer uit krijgen. Daarom verbreekt hij zwijgend de verbinding en loopt hij trillend van kwaadheid naar de schuur. 

Daar staat hij eerst een hele tijd verdwaasd voor zich uit te kijken, maar na een kwartiertje komt hij langzaam weer bij zinnen. 

Hij kan zijn boosheid en vooral teleurstelling echter niet kwijtraken. Zijn buurman en vooral zijn vrouw zijn hem namelijk enorm tegengevallen. Hij had namelijk nooit verwacht dat ze zo snel van mening zou veranderen. 

Als hun huis door dat veld in waarde daalt, is het immers ook haar geld en daar stapt ze wel héél gemakkelijk overheen. 

Hij wil echter geen ruzie met zijn steun en toeverlaat. Daarom besluit hij haar te bellen en zijn excuses aan te bieden voor zijn uitval van straks. Zo netjes was dat tenslotte niet.

'Met mij.'
'Hoi, met Sjoerd. Sorry voor net. Ik had niet zo tegen je moeten schreeuwen.'
'Geen probleem joh. Ik begrijp je wel.'

'Je vindt dus niet dat ik fout zit.'
'Natuurlijk niet. Het punt is alleen dat ik geen zin heb in ruzie met Oranje Wit of met onze buren en misschien met nog wel meer mensen.'

'Ik wil ook liever geen onenigheid, maar vind dat ik voor onze rechten op mag komen. Stel dat ons huis een halve ton minder waard wordt. Dat is dan wel ons geld en ik zie niet zitten dat iemand zoiets vergoedt.'

'Ik heb ooit eens gelezen dat je in dit soort gevallen een schadeclaim in kunt dienen. Gaat het je echter alleen om het geld of zijn er nog andere dingen zoals bijvoorbeeld extra lawaai?'

Sjoerd aarzelt even, maar geeft dan antwoord.
'Natuurlijk denk ik niet alleen aan de waarde van ons huis. Het gaat me namelijk ook om ons woongenot. We wonen nu mooi vrij en redelijk rustig en dat is met zo'n veld op de stoep echt verleden tijd.'

'Dat is waar, maar ik vind het nogal wat om tegen de vereniging en het halve of misschien wel bijna hele dorp in te gaan.'

'Ik gun Oranje Wit het allerbeste, maar vraag me af of er geen andere en vooral betere locatie voor dat nieuwe veld te vinden is. Achter de kantine is bijvoorbeeld ruimte genoeg en daar zijn ze niemand tot last.'

'Dat is waar, maar misschien is de eigenaar daarvan niet bereid om zijn grond te verkopen.'
'Klopt en het is van een zoon van de wethouder, waardoor er zeer waarschijnlijk sprake van belangenverstrengeling is. Het lijkt me daarom goed om uit te zoeken hoe dat precies zit.'

'Hoe wil je dat gaan doen dan?'
'Ik ga eerst met Daatsen, de voorzitter van Oranje Wit, praten. Die weet namelijk wel waarom ze achter de kantine geen veld maken en is tegen mij altijd heel open.’

Patricks vader laat er geen gras over groeien en belt, nadat hij het gesprek met zijn vrouw heeft beëindigd, gelijk naar de voorzitter.
'Met Daatsen, goedemorgen.'

'Hallo, met Sjoerd Planters. Ik ben al jaren met veel plezier jullie buurman, maar begin me nu toch wat zorgen te maken en daarom wil ik graag een gesprek met je. Het gaat over de eventuele aanleg van jullie vierde veld, maar dat had je vast al begrepen en het liefste spreek ik je op korte termijn.’

'Heer Planters, de communicatie verloopt eigenlijk via de gemeente, maar ik wil wel een uitzondering voor je maken. Kun je morgenavond?'

'Jawel. Hoe laat en waar?'
'Half acht en bij Oranje Wit?'
'Prima.'
'Tot morgen.'
'Dag hoor.'

Planters is blij met de afspraak die hij heeft gemaakt, maar zijn stemming slaat al vrij snel weer om. Als Patrick uit school komt, heeft hij namelijk een vervelend nieuwtje.

'Hoi pa. Ze gaan volgende week al met het nieuwe veld beginnen.'
'Hoe weet jij dat?'
'Dat zei John en die had het van zijn vader gehoord.'

'Ik denk dat hij het verkeerd heeft begrepen, want ik sprak vandaag iemand die zei dat het nog wel een tijdje zou duren. Er is trouwens ook nog een kans dat het veld aan de andere kant van de kantine komt. Daar heeft niemand er namelijk last van.'

'Nee hoor. Het veld komt echt bij buurman Roemer. Ik zag net trouwens dat ze er al aan het werk waren.'
'Dat meen je niet.'

Patricks vader vliegt overeind en rent naar buiten. Daar wordt hij overvallen door een mengeling van woede en schrik, want hij ziet dat zijn zoon gelijk heeft. 

Ze zijn de omheining van de schapenwei namelijk aan het verwijderen en daar maakt hij uit op dat ze hem op het gemeentehuis een stuk wijs hebben gemaakt. 

Hij denkt daarom nergens meer aan en springt in de auto om naar het gemeentehuis te racen. Die ambtenaar kan namelijk wel menen dat hij die leugens allemaal pikt, maar dan heeft die kerel het mooi mis en dat zal hij hem zo wel even meer dan duidelijk maken.

Omdat Sjoerd finaal door het dolle heen is, wordt het onderweg nog erger voor hem. Als hij vlak bij het dorp is, ziet hij namelijk een politieagent staan die hem een stopteken geeft. 

Hij beseft gelijk dat hij veel te hard heeft gereden en waarschijnlijk een fikse boete zal krijgen. Hierdoor knalt hij nu helemaal uit elkaar van woede en dat wordt nog erger als de vrij jonge agent tegen hem begint te praten.

'Dag meneer. U zult wel begrijpen waarom ik u laat stoppen, want uw snelheid was veel te hoog. Waarom reed u zo snel? Ik kan me niet voorstellen dat u op uw leeftijd nog een afspraak met een meisje heeft.'

'Man, doe me een lol. Zeg me hoe hard ik gereden heb en wat me dat gaat kosten. Ik heb een slechte dag en geen zin in uw flauwe opmerkingen.'

'Het kan u natuurlijk tegenzitten, maar u moet zich niet op deze manier afreageren. Daar kunnen namelijk ernstige ongelukken door ontstaan en daarmee zou u het nog veel erger maken. Ik neem aan dat u dit met me eens bent.'

'Natuurlijk man. Geef me die bekeuring nu maar.'
'Als u een momentje heeft, dan schrijf ik hem voor u uit. Ik kan u alleen niet zeggen wat het gaat kosten, want vanwege uw hoge snelheid gaat dit via de officier van justitie. U krijgt de rekening echter vanzelf in de bus en als u die betaalt, is er niets meer aan de hand.'

'Mooi. Kan ik dan nu gaan?'
'Wat mij betreft wel. Rijdt u niet te hard meer?'
'De groeten.'
Als Patricks vader een stukje verder is gereden, begint hij opeens enorm te zweten en over zijn hele lichaam te trillen. Omdat hij gelijk aan problemen met zijn hart denkt, zet hij, behoorlijk in paniek, zijn auto aan de kant van de weg neer. 

Gelukkig valt het mee. Als hij zijn raam open heeft gedaan en er frisse lucht naar binnen komt, knapt hij namelijk vrij snel weer een beetje op. Het lijkt hem echter toch beter om niet naar het gemeentehuis te gaan en daarom rijdt hij met een kalm gangetje terug naar huis. 

Als hij langs het huis van zijn buurman komt en ziet dat alleen Roemer nog op het land is, besluit hij te stoppen voor een praatje.
'Ha buurman. Is de klus al geklaard?'

'Voor een deel wel. Ik heb het land voor een jaar verhuurd. Er komen koeien in en daarom moet er een nieuwe heining omheen.'

Planters kan zijn oren niet geloven, maar laat niets van zijn verwarring blijken.
'Ik hoorde dat je de grond aan de gemeente had verkocht. Gaat dat niet door dan?'

'Ze hebben belangstelling, maar willen het niet eerder hebben dan volgend jaar zomer. Verder hebben we het trouwens nog nergens over gehad en ik wil natuurlijk wel de hoofdprijs en heb geen idee wat zij in hun hoofd hebben.'

Patricks vader knikt een paar keer, maar heeft dan enorm veel haast om naar huis te komen. Als hij daar uit zijn auto stapt, is hij blij dat er niemand thuis is. Hij schaamt zich namelijk nogal dat hij voor niets zo kwaad is geworden en heeft daarom wat tijd nodig om alles te overdenken. 

De rust doet hem goed, want als eerst zijn zoontje en daarna zijn vrouw thuiskomt, is er niets meer aan de hand. Hij is zelfs overdreven vrolijk en dat valt natuurlijk op.

'Wat doe je opgewonden. Ben je zo blij dat ik er weer ben? Ik ben toch maar een paar dagen weggeweest?'
'Dat klopt. Al ben ik wel blij om je weer te zien. Ik ben echter gewoon in een goede stemming.'
'Is er echt niets? Gaat de aanleg van dat veld soms niet door?'

Planters is zo gelukkig dat hij zich verspreekt.
'Ik weet niet of dat veld er ooit komt, maar in ieder geval niet eerder dan volgend jaar. Morgenavond heb ik trouwens een afspraak met de voorzitter van de club en dan hoor ik wel meer.'

'Ze waren er toch aan het werk, pap?'
'Ja jongen, maar de buurman heeft zijn weiland verhuurd en er komen koeien in. Om niet het risico te lopen dat die dieren eruit breken, komt er een nieuwe heining om het land heen. Toen ik vanmiddag bij hem was, zei hij dat'

Omdat moeder Planters en Patrick niet aan de woorden van hun man en vader twijfelen, wordt er niet meer over het veld gepraat. Tot ze ’s middags de plaatselijke krant krijgen en zien dat er een artikel over het nieuwe veld in staat.

Volgens de journalist is een extra veld namelijk van levensbelang voor de vereniging en daarom roept hij de gemeente op om haast te maken met het plan. 
‘Als je dit leest, zou je het jezelf bijna kwalijk nemen om in protest te gaan.’

'Dat is zo, maar die man van de krant heeft het er niet over dat er nog een plek is waar ze een veld aan kunnen leggen.’
‘Je hebt gelijk. Als die zoon van de wethouder zijn grond niet kwijt wil, zal die optie echter wel nooit boven tafel komen.'

'Als het aan de gemeente ligt niet. Dat is dan echter wel onrechtvaardig en daarom is het volgens mij ons goed recht om daar niet mee akkoord te gaan.’

Het blijft even stil en daarom denkt Planters dat zijn vrouw het niet met hem eens is.
'Vind jij het soms normaal dat een wethouder en zijn zoon meer rechten hebben dan een ander?'
'Natuurlijk niet, maar moeten wij dan de groei van de vereniging belemmeren?’

‘Die vraag komt later nog. Het gaat mij er nu om dat wij dezelfde rechten en plichten horen te hebben dan iemand van de gemeenteraad. Waar ben je trouwens bang voor?’

'Dat Patrick er last van krijgt, want het is natuurlijk zo bekend dat zijn ouders de plannen van de club dwarsbomen. Plus dat ik geen onenigheid met de buurt en andere mensen uit het dorp wil. Het merendeel van de mensen is immers stapelgek op Oranje Wit.'

'Daar heb je gelijk in, maar moeten we ons dan tekort laten doen?'
'Nee, ook niet. Ik heb alleen geen zin in gedoe.'
'Als de mensen ons hierdoor gaan negeren, dan moeten ze het maar bekijken en ze zullen toch niet zo zielig zijn om Patrick de dupe van onze mening te laten worden?'

'Ik hoop het niet, maar ben er bang voor.'
'Als je gelijk hebt, kan hij bij Stervogels gaan spelen. 
Dat is wel niet hier in het dorp, maar met hooguit twintig minuten fietsen is hij er en we kunnen hem ook brengen en halen.’

'Dat is onzin, want hij heeft hier zijn vriendjes en hoe denk je dat ze dan op school tegen hem gaan doen?'
'Daar had ik niet aan gedacht. Laten we echter niet te voorbarig zijn. Ik ga morgenavond met die voorzitter praten en daarna kijken we verder. Afgesproken?’
‘Oké’

Ze praten de rest van de avond en ook de volgende dag niet meer over het nieuwe veld. Als vader Planters ’s avonds op het punt staat om te gaan, blijkt zijn vrouw er echter wel over te hebben nagedacht.

'Ik hoop dat het gesprek positief voor ons verloopt, maar dat is natuurlijk niet gezegd. Beloof me echter dat je geen ruzie maakt, want daar schieten we niets mee op. Die voorzitter heeft andere belangen dan jij en daar moet je begrip voor hebben.'
'Als hij mij ook wil begrijpen, is er niets aan de hand.'
Tamara kijkt haar man bezorgd aan, maar besluit niets meer te zeggen.
'Nou succes. Ik hoor straks wel hoe het gegaan is.'
'Goed. Het kan best wat later worden, hoor.'
'Geeft niet.'

Als Patricks vader de deur uit is gelopen, neemt hij zich voor om wel naar zijn vrouw te luisteren. Niet dat hij de bedoeling heeft om zich bij de plannen neer te leggen, maar gelijk een berg stennis veroorzaken lijkt hem niet handig. 

Dat kan immers altijd nog, want de club en de gemeente zullen hun plannen echt niet zomaar wijzigen. Ze zijn waarschijnlijk niet eens bereid om over die andere optie te praten. 

Gevoed door deze gedachten, loopt hij in een niet al te best humeur de kantine in en daar wordt zijn stemming nog veel slechter.

Er komt namelijk een onbekende man naar hem toe.
'Hallo Planters. Kom je maar eens bij de club kijken? Leuk man. Zeker omdat we binnenkort echte buren worden, want vanwege ons nieuwe veld krijgen we veel meer met elkaar te maken dan we tot nu toe deden.'

Patricks vader moet heel veel moeite doen om niet gelijk onvriendelijk te worden, maar begint toch vrij rustig te praten.

'Ik heb iets over de plannen gehoord, maar de gemeente en de club hebben niet de moeite genomen om ons in te lichten en daarom kom ik maar hier.'
'Nou, het is al bij iedereen bekend, hoor. Na de vakantie gaan ze met de werkzaamheden beginnen en als er niets tegenzit, nemen we het veld begin volgend jaar in gebruik.'

'Dat lijkt me stug, want die boer heeft zijn land voor een jaar verhuurd en daar kan hij niet zomaar onderuit. Volgens hem is er trouwens ook nog niets officieel.'

'Dan is hij niet eerlijk tegen je geweest, want de club heeft alles al rond en de gemeente is akkoord.'
'Moet dat dan niet in de gemeenteraad besproken worden?'
'Geen idee.'

'Ik begreep trouwens van een ambtenaar dat er door de buurt ook nog bezwaren tegen het plan ingediend kunnen worden.'

'Zeurpieten die tegen het nieuwe veld zijn, kunnen beter gaan verhuizen. Die mensen vinden zichzelf namelijk belangrijker dan de gemeenschap en dat soort volk kan beter vandaag dan morgen vertrekken.’

Planters voelt de woede door zijn lijf trekken en denkt er geen moment meer aan dat hij zijn vrouw beloofd heeft om geen ruzie te maken. 

Net als hij de man duidelijk wil maken wat hij van de situatie vindt, komt de voorzitter hem echter halen.
'Goedenavond heer Planters. Loopt u mee naar de bestuurskamer?'
'Prima.'
Als de heren even later tegenover elkaar zitten, ziet de voorzitter blijkbaar dat Patricks vader in een niet al te best humeur is.
'U bent toch hoop ik niet boos dat ik u een paar minuten heb laten wachten?'

'Nee, maar ik ergerde me wel aan die man waar ik mee stond te praten.'
'Want?'
'Nou, hij suggereerde dat wat het veld betreft alles al in kannen en kruiken was en er voor ons als buren twee opties waren. Akkoord gaan of verhuizen.'

'Zei hij dat?'
'Ja en als dat ook het standpunt van de vereniging is, dan is dat wat mij betreft geen goed uitgangspunt voor ons gesprek van vanavond.'

Er valt een nogal pijnlijke stilte, maar de ervaren voorzitter weet heel goed hoe hij met dit soort situaties om moet gaan.
'Zal ik eerst maar even koffie halen?'
'Lekker.'
'Ik ben met een paar minuten terug.'

Als de man wegloopt, kijkt Planters hem met een bezorgd gevoel na. Hij had vooraf nog wel wat vertrouwen in dit gesprek, maar begint nu heel sterk te twijfelen.

De voorzitter is met een paar minuten terug en begint direct enthousiast te vertellen hoe goed het met de club gaat. Dit kan Patricks vader echter niet zo veel schelen en daarom valt hij hem al snel in de rede.
'Leuk dat het de vereniging voor de wind gaat, maar ik zit hier voor wat anders. Ik wil namelijk weten hoe de plannen voor dat vierde veld eruit zien.'

'Dat begrijp ik, maar daar kan ik nog niets over zeggen.'
'Waarom niet? De man die ik net sprak was namelijk wel overal van op de hoogte.'

'U moet niet alles geloven, want er wordt heel veel gekletst.'
'Het zijn dus allemaal leugens die ik hoor?'
'Ik weet niet wat u hoort.'

'Dat wij het veld bijna tegen ons huis aan krijgen en ze de grond achter de kantine niet willen gebruiken omdat dat van de zoon van de wethouder is.'
'Het enige wat zeker is, is dat er plannen voor de aanleg van een vierde veld zijn.'

Voor Planters is het duidelijk dat de voorzitter hem niet serieus neemt en dat maakt hem woest.
'Waarom ben je niet open en eerlijk tegen me? Ik ben namelijk op het gemeentehuis geweest en daar is me verteld dat er concrete plannen zijn. Je kletst dus maar wat. Ik vraag me trouwens af waarom dat veld zo dicht bij onze woning moet komen te liggen.'

'Bent u tegen onze uitbreidingsplannen?'
'Op deze manier wel, want er is dus ook een andere locatie voor dat veld en verder erger ik me enorm aan dat geheimzinnige gedoe van jullie.'

'Terwijl uw zoontje lid van onze club is, wilt u dus onze groei dwarsbomen?'
'U moet luisteren naar wat ik zeg. Ik ben niet tegen de vereniging, maar heb het gevoel dat er spelletjes worden gespeeld en daar kan ik slecht tegen.'

'Wij doen wat het beste voor de club is en hopen op steun van de buurt, maar blijkbaar bent u niet zo betrokken dan we hadden verwacht.'

Patricks vader denkt even om het gesprek te staken en naar huis te gaan. Hij wil echter geen wegloper zijn en daarom besluit hij te blijven zitten.

'U kunt mooi praten, maar ik wil weten waarom dat veld niet achter de kantine komt.'
'Mijn aanstaande schoonzoon kan die grond niet missen.'

De voorzitter heeft blijkbaar meteen door dat hij zich verpraat heeft, want hij gaat met een geschrokken gezicht naar buiten zitten kijken.

Planters weet echter genoeg.
'Er wordt door jou en de wethouder dus wel degelijk een spelletje gespeeld. Ik weet nog niet wat ik precies ga doen, maar je kunt erop rekenen dat ik jullie tegen zal werken. Verder ga ik zo snel mogelijk de pers inlichten over wat jij met de wethouder hebt bekokstoofd. Ik ga nu trouwens naar huis. Jullie horen nog van me.'






Hoofdstuk 2 - Wat is wijsheid?

Als Planters thuiskomt, zit zijn vrouw met een gespannen gezicht op hem zit te wachten. Wanneer hij haar alles heeft verteld, blijkt echter dat ze nog steeds niet hetzelfde denken over hoe het nu verder moet.

Tamara, Planters vrouw, wil namelijk toegeven om ruzie met de club en de mensen uit het dorp te voorkomen en hij weigert dat pertinent. Om geen onenigheid te krijgen, besluiten ze het probleem daarom een tijdje te laten rusten en er niets tegen Patrick over te zeggen.

Sjoerd is het hier eerst volledig mee eens, maar denkt er de volgende dag al snel weer anders over. Als hij in de schuur aan het werk is en aan het gesprek met de voorzitter denkt, wordt hij namelijk opnieuw woedend. 

Zonder Tamara in te lichten, besluit hij daarom naar het advocatenkantoor in het dorp te rijden. Daar zullen ze hem namelijk vast wel kunnen vertellen wat zijn rechten zijn en dat lijkt hem heel belangrijk.

Als hij bij de advocaat naar binnen loopt, wordt hij uiterst vriendelijk ontvangen.
'Goedemorgen meneer. Wat kan ik voor u doen?'

'Ik hoop dat u mij advies kunt geven. Wij wonen naast het complex van Oranje Wit en die hebben het plan om een nieuw veld tegen mijn erf aan te leggen. U begrijpt dat ik daar niet op zit te wachten. Vooral omdat de grond achter hun kantine er veel geschikter voor is en er nu niets met dat weiland gebeurt.'

‘Waarom komt het veld dáár dan niet?’
'Omdat die grond van een zoon van de wethouder is en zijn vriendin de dochter van de voorzitter van Oranje Wit is. Het lijkt me dus niet raar dat ik het gevoel heb dat er een spelletje wordt gespeeld.'

'Nee, dat ruikt inderdaad nogal naar belangenverstrengeling. Weet u zeker dat het echt waar is wat u zegt?'
'Ik heb dit van de bewuste voorzitter.'
'Raar dat hij daar zo open over is.'
'Hij versprak zich volgens mij.'

Het blijft even stil, maar dan komt de advocaat met een voorstel.
'Als het aan mij ligt, trekken we eerst nog even na of die grond echt van een zoon van de wethouder is en of dat de aanstaande schoonzoon van de voorzitter is.
Als we die bevestiging hebben, sturen we de club en de gemeente een brief met daarin de eis dat de plannen op korte termijn openbaar gemaakt worden. Daarnaast eisen we duidelijkheid over de vraag waarom ze het veld niet op de grond achter de kantine willen, maar bij uw woning. Kunt u zich hierin vinden?'

'Honderd procent.'
'Mooi. Dan gaan we aan de slag en houden we u op de hoogte als er nieuws is. Andersom willen we het ook graag zo snel mogelijk horen als u nieuwe informatie heeft, maar dat lijkt me logisch.’
‘Natuurlijk.’

Planters vertelt thuis niets over zijn bezoek aan de advocaat en omdat zijn vrouw niet meer over de zaak begint, denkt hij er steeds minder aan. Tot hij een week of drie later een uitnodiging van de jurist in de bus vindt. 
Hij beseft dat hij nu snel de waarheid over de plannen voor het veld zal horen en kan daarom bijna niet wachten tot de dag van de afspraak is aangebroken.

Vanwege de spanning is hij ruim een kwartier te vroeg bij de advocaat, maar de man heeft blijkbaar even niet veel te doen, want hij mag gelijk doorlopen.
'Goedemorgen heer Planters. Ga zitten. Lust u koffie?'
'Graag.'

De advocaat komt direct ter zake.
'We hebben informatie ingewonnen en u had gelijk. Het perceel achter de kantine is in eerste instantie aangewezen als locatie voor dat nieuwe veld. Na hevig aandringen van de wethouder en de voorzitter van de club zijn de plannen echter veranderd. Als reden geeft men op dat de eigenaar zijn grond nodig heeft om er zijn boterham mee te verdienen.'

'Dat is onzin, want met het weiland is al jaren niets gebeurd.'
'Dat weet u zeker.'
'Honderd procent.'

'Niet dat ik u van leugens verdenk, maar daar ga ik dan naar informeren. U hoort van me als ik daar meer over weet.'
'Dat is goed. Heeft u verder nog nieuws?'

'Nee, ja trouwens nog wel. Kent u de heer Van Pekelen van de voetbalvereniging?'
'Ja, dat is de leider van het team van mijn zoontje. Wat is er met die man?'

'Hij is voorzitter van de commissie die de aanleg van dat veld moet regelen. Ik heb hem, natuurlijk zonder uw naam te noemen, gesproken en hij had het over de buren en onder andere over u.'

'Wat zei hij over me?'
'Niets bijzonders. Alleen dat uw zoontje bij hem in het team zat en hij verwachtte dat u daarom niet moeilijk zou doen over hun plan.'

Planters heeft opeens het gevoel dat hij een bak ijskoud water over zich heen krijgt. Daarom staat hij gelijk op en rent hij bijna naar buiten. Daar staat hij, voor hij in zijn auto stapt, eerst een tijdje voor zich uit te staren. 

Het dringt nu namelijk pas goed tot hem door welke ellende hij zich met wat pech op zijn nek haalt. Wat hemzelf betreft maakt hem dat niets uit. Zijn vrouw en zeker zijn zoontje moeten er alleen niet de dupe van worden. Na even beseft hij echter dat dit alleen te voorkomen is als hij zijn strijd opgeeft en die gedachte stopt hij snel weer weg.

Als Patricks vader uiteindelijk in zijn auto stapt, besluit hij om thuis niet te vertellen dat hij bij de advocaat is geweest. Het lijkt hem namelijk beter om eerst nog eens goed over een aantal zaken na te denken. Vooral omdat het bijna zomerstop is en ze bij de vereniging ook wel even niets zullen doen. 

Het gaat echter, zoals veel vaker, weer anders dan hij had verwacht. Als hij de volgende avond na het eten naar buiten loopt, staat namelijk ineens Van Pekelen, de leider van Patrick voor zijn neus.

'Hallo. Kan ik u even spreken?'
'Natuurlijk wel. Laten we maar even voor de schuur gaan zitten. Ik heb namelijk liever niet dat anderen ons horen praten.'

Als de mannen zitten, laat Van Pekelen direct horen waar hij voor gekomen is.
'Ik heb in de wandelgangen gehoord dat u tegen de komst van ons vierde veld bent.'

'Ik begrijp dat er al over me gesproken is, maar je bent niet helemaal goed ingelicht. Het is mij namelijk prima dat jullie er ruimte bij krijgen, maar ik ben kwaad over de manier waarop alles is gegaan.'
'Hoezo?'

'Nou, ik heb ten eerste de plannen niet van de club of de gemeente maar van een ander moeten horen en daarnaast is er een veel betere locatie voor dat veld. Vanwege andere belangen is er echter een streep door die optie gezet.'

'Ik begrijp wat u bedoelt, maar u bent ook niet goed ingelicht. De zoon van de wethouder, die toevallig gaat trouwen met de dochter van onze voorzitter, is zijn baan namelijk kwijt en wordt agrariër. Hij heeft die grond dus nodig voor zijn bedrijf en de heer Roemer wilde zijn land graag verkopen. Die man is zo u weet op leeftijd en kan zo ergens anders van een onbezorgde oude dag gaan genieten. Volgens mij hebben we dus naar eer en geweten gehandeld.'

Planters is even stil, want hij vindt het best logisch wat Van Pekelen vertelt. Als het verhaal tenminste klopt, want echt vertrouwen doet hij het nog steeds niet. .
'Als het waar is wat u zegt, kan ik weinig tegen uw verhaal inbrengen. Wij komen echter wel met overlast en een enorme schade te zitten. Het kan ons namelijk alles bij elkaar wel honderdduizend euro kosten.'

'Hoe bedoelt u?'
'Als dat veld er komt, is mijn woning onverkoopbaar. Tenminste voor een normale prijs.'
'U wil dus geld zien van de gemeente.'

'Daar heb ik wel aan gedacht, maar het is niet mijn hoofddoel. Wat heb ik immers aan dat geld? Het woongenot van mij en mijn gezin is namelijk onbetaalbaar.’
’Ook niet als de gemeente heel veel geld biedt?’
’Zelfs dan niet.'

De man van Oranje Wit is even stil, maar blijkt Planters dan niet heel serieus te nemen.
'Als u nu op papier zet wat uw problemen precies zijn en voor welke prijs u uw bezwaren opzij wil zetten en die brief naar de gemeente stuurt. We kunnen dan met elkaar om tafel gaan, desnoods met uw advocaat erbij, en proberen om tot overeenstemming te komen. U bent namelijk de enige die tegen dat veld is.'

Planters zit even voor zich uit te kijken, maar neemt dan een beslissing.
’Het lijkt me niet verstandig om nog iets over deze zaak te zeggen. Ik ga morgen mijn advocaat bellen om hem te vertellen wat u heeft gezegd en daarna kijk ik wel verder.’
'Jammer dat ik u niet op andere gedachten heb kunnen brengen. De procedure rond dat veld treedt binnenkort echter wel in werking. Als u officieel bezwaar maakt tegen het plan, zal het dus een juridische kwestie worden.'

'Het is helaas niet anders.'
'O ja, er is volgende week woensdag een informatieavond voor de buurt bij ons in de kantine. Op die avond presenteren we onze concrete plannen, maar dat is voor u niet van belang.'

'Waarom niet?'
'Omdat u tegen het plan bent.'
'Hoe laat begint die avond?'
'Acht uur, maar wilt u toch komen dan?'
'Weet ik niet.'
'Nou, dan ga ik maar.'
'Tot ziens.'

Als de man weggereden is en Planters naar binnen loopt, zit zijn zoontje op hem te wachten.
'Wat kwam mijn leider doen? Ging het over mij?'
'Nee.'
'Wat moest hij dan?'
'O, niet veel bijzonders. Hij kwam zomaar even.'

Terwijl het ventje een beetje teleurgesteld naar zijn kamer gaat, kijkt Sjoerd in de bezorgde ogen van zijn vrouw. Hij heeft echter geen zin om met haar te praten en daarom loopt hij weer naar buiten, maar daarmee is hij niet van haar af. 

‘Die man kwam echt niet voor een praatje, maar wilde je natuurlijk over dat veld spreken.'
'Ja, maar ik wil het daar nu niet over hebben.'
'Waarom niet?'
'Omdat ik er eerst over na wil denken.'

Patricks vader loopt naar de verste uithoek van zijn land en gaat daar op een omgewaaide boom zitten. Hoewel het een enorme chaos in zijn hoofd is, probeert hij toch na te denken.

Ergens begrijpt hij wel dat die zoon van de wethouder zijn land niet kwijt wil, maar toch houdt hij het gevoel dat er een spelletje wordt gespeeld. Daarom neemt hij zich voor om, in ieder geval voorlopig, niet toe te geven.

Ineens ziet hij dat zijn vrouw naast hem is komen staan en daar schrikt hij nogal van.
'Je hoeft niet zo te schrikken, want ik ben het maar.'
'Ik had je niet gehoord of gezien.'

'Was je zo met dat voetbalveld bezig?'
'Ja.'
'Maak je het jezelf niet veel te moeilijk?'
'Ik vind van niet.'

'Zouden we echt veel last van die voetballers krijgen?'
'Natuurlijk.'
'Gaat het je echt alleen om die overlast?'
'Ja.'

'Is het raar dat ik je niet geloof?'
'Ja en jammer dat mijn eigen vrouw me niet gelooft. Heb ik ooit wel eens tegen je gelogen?'
'Niet dat ik weet, maar nu geloof ik dat je niet helemaal eerlijk tegen me bent.'
'Want?'
'Ten eerste wil je volgens mij niet buigen voor de gemeente en de club en ten tweede vermoed ik dat het een geldkwestie is.'

Sjoerd zucht een keer en doet zijn uiterste best om rustig te blijven.
’Het klopt dat ik aan geld heb gedacht, maar die gedachte heb ik al vrij snel uit mijn hoofd gezet. Wat hebben we immers aan een schadevergoeding? Als dat nieuwe veld er komt, is het namelijk gedaan met onze rust en vrijheid en dat is niet te vergoeden met geld?’

’Als de gemeente met een flink bod komt om de waardevermindering van ons huis te betalen, zou je dat dan echt weigeren?'
'Ja, en ik heb je gezegd waarom. Fijn trouwens dat je mijn woorden zo serieus neemt. Je bent al net als die lui van Oranje Wit. Ik ga maar een eind fietsen en blijf wel even weg. De groeten.'

Als Sjoerd met grote stappen naar de schuur loopt om zijn fiets te pakken, kijkt Tamara hem met een triest gevoel na. Ze zou heel graag willen dat het probleem opgelost werd, maar vreest dat dit ijdele hoop is.

Het is heerlijk weer om te fietsen, maar dat dringt totaal niet tot Sjoerd door. Hij kan namelijk alleen nog maar aan dat veld denken en het ergste vindt hij dat zijn vrouw niet aan zijn kant staat.

Hij begrijpt haar ook niet. Natuurlijk is het niet leuk om ruzie met de buurt en de vereniging te krijgen, maar moeten ze om dat te voorkomen dan alles accepteren? Het is namelijk nogal wat om een paar keer per week dat geschreeuw van die voetballers aan te moeten horen.

Als hij thuiskomt en haar in de tuin bezig ziet, besluit hij naar haar toe te lopen om erover te beginnen.
'Een vraagje. Ben je echt zo bang voor ruzie dat je met die gemeentelijke plannen akkoord wil gaan. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat je geen problemen met de overlast van die voetballers hebt.’

'Het zal natuurlijk rumoeriger worden, maar ik denk dat je het allemaal nogal overdrijft en ik wil de club niet dwarsbomen. Zonder dat veld kunnen ze immers niet verder groeien.’
'Ik had nooit verwacht dat je me zo in de steek zou laten.’

'Sjoerd, je bent enorm onredelijk. Ik heb je altijd gesteund, maar denk dat de overlast van dat veld heel erg meevalt. Daarnaast vind ik het logisch dat ze de grond van Roemer kopen of hebben gekocht, want die wil er immers graag vanaf en de zoon van de wethouder niet.’

‘Ik zou hier graag op een lekkere, rustige manier blijven wonen, maar blijkbaar is dat voor jou niet zo belangrijk en dat valt me enorm van je tegen.’ 

'Weet je wat jij moet doen? Lekker in je eentje gaan zitten mokken. Ik ga zo met Patrick naar mijn zus en kom morgen wel eens horen of je weer voor rede vatbaar bent.'

'Natuurlijk. Als het moeilijk wordt, loop je altijd weg.'
'Dat is niet waar. Ik heb alleen geen zin meer in dat gezanik van jou.'

Tamara loopt met grote stappen weg en Sjoerd staat haar vol frustraties na te kijken. Hij voelt zich de eenzaamste man op de hele wereld en beseft dat hun leven in een korte tijd enorm is veranderd.

Ze waren gelukkig, maar de gemeente en Oranje Wit hebben alles op zijn kop gezet. Die gedachte maakt hem zo neerslachtig dat hij niet eens reageert als zijn zoontje hem gedag komt zeggen.

’Waarom zeg je niets, papa? Is er wat? Ben je ziek of boos?'
'Er is niets, vriend. Ga maar snel met je moeder mee. Als je later groot bent, zul je ook wel een keer gaan beseffen dat mensen je heel erg tegen kunnen vallen.'

Als Patrick naar zijn moeder is gegaan en Sjoerd ze even later weg ziet rijden, loopt hij zwaar balend naar binnen. Vooral omdat het hem steeds duidelijker wordt dat hij zeer waarschijnlijk geen andere keus heeft dan zijn verzet tegen het veld te staken. 

Niet vanwege de gemeente, Oranje Wit of zijn buren, maar hij dreigt grote problemen met zijn vrouw te krijgen en dat wil hij niet.

Om zijn gedachten wat te verzetten, besluit hij, geheel tegen zijn gewoonte in, om in het dorp een biertje te gaan drinken. Hij is nu immers toch alleen thuis, dus waarom niet.

Om ellende met de politie te voorkomen, gaat hij met de fiets en daarom duurt het even voor hij een café binnenloopt. Omdat hij er niemand kent, bestelt hij een biertje en gaat hij alleen aan een tafeltje zitten. 

Al vrij snel komt er echter een vrouw naar hem toe die hem wél blijkt te kennen.
’Goedenavond. U bent toch Planters die bij de velden van Oranje Wit woont?'
'Dat klopt en wie bent u?'

'Ik ben Joke van Schaveringen en mijn man is penningmeester van de club. Hij vertelde dat u zich verzet tegen de komst van het nieuwe voetbalveld.'

'Hij heeft gelijk en waarschijnlijk vindt u me dus niet zo'n aardige man.'
'Valt mee hoor, want ik kan u heel goed begrijpen. Zullen we trouwens 'je' tegen elkaar zeggen?'
'Prima. Graag zelfs. Mag ik vragen waarom u wél begrip voor me heeft?'

'Natuurlijk. Het komt omdat ik me heel goed voor kan stellen dat u geen voetballers bij uw achterdeur wil hebben. Vooral omdat ze nog een andere optie hebben voor een veld.'

'Je bedoelt die grond achter de kantine. Er is mij verteld dat die zoon van de wethouder het weiland nodig heeft voor zijn bedrijf. Daarom begrijp ik wel dat ze daar geen veld aan gaan leggen.'

'Het verhaal dat hij boer wordt, is van a tot z gelogen.’
'Weet je dat zeker?'
'Ja. Hij gaat emigreren naar Canada, maar dat maken ze pas bekend als die grond van Roemer officieel is gekocht en er dus geen weg meer terug is. Vervolgens komt er een wijziging van het bestemmingsplan en begint zijn vader er een kleine camping op. Die strook grond erachter is namelijk ook al van hem.'

Patricks vader is even sprakeloos van het nieuws, maar herpakt zich weer snel.
'Dat weet je echt zeker?'

'Honderd procent. Ik werk op het gemeentehuis en heb alle plannen en tekeningen gezien en tevens gelezen dat die jongen naar Canada gaat.'

'Wat een schooiers zeg, maar wat zou de beste manier zijn om hen aan te pakken?'
'Ik wil en kan je helpen, want ik heb alle informatie immers binnen handbereik.'

'Krijg je dan geen problemen op je werk en met je man?'
'Ik begin volgende maand bij een nieuwe werkgever en mijn huwelijk is toch al naar de knoppen.'

'Als je me wil helpen en er geen last mee krijgt, dan zeg ik natuurlijk geen ‘nee’. Zullen we eerst maar iets drinken op de komende samenwerking? Wat wil jij?'

'Doe mij maar een biertje.'
'Wil je er ook iets bij eten?'
'Lekker.'
'Wat mag het zijn?'
'Iets warms. Bitterballen of zo.'
'Best.'
'Zullen we trouwens maar aan dat achterste tafeltje gaan zitten? Niet iedereen hoeft namelijk te horen waar we het over hebben.'
'Je hebt gelijk.'

Als ze allebei een slokje van hun bier hebben genomen, beginnen ze meteen met het maken van plannen en die zijn nogal drastisch.
'De vraag is natuurlijk hoe we dit het beste aan kunnen pakken.'

'Ik denk dat het vrij gemakkelijk is.'
'Want?'
'Nou, ik kopieer het dossier en daarmee gaan we naar de krant.'

'Is het niet handiger om eerst met de voorzitter van Oranje Wit of de wethouder in gesprek te gaan?'
'Nee joh, dat duurt veel te lang en op die manier geven we ze de kans om nieuwe leugens te verzinnen. Laten we daarom maar gelijk vol in de aanval gaan. Wil je trouwens nog wat drinken?'

'Ja, het biertje smaakte me prima.'
'Best en lust je ook nog bitterballen?'
'Zeker.'
'Momentje dan. Ik ben zo terug'

Als de vrouw naar de bar loopt, heeft Planters even tijd om na te denken. Hij vraagt zich af of ze niet veel te hard van stapel lopen, maar vindt dat hij geen spelbreker kan zijn. 

Het is immers in zijn voordeel als dat veld er niet komt en verder is hij trouwens nogal onder de indruk van de doortastende vrouw. Als ze verder praten, doet hij daarom net of hij geen enkele twijfel meer kent.

'Wanneer kun je het dossier gekopieerd hebben?'
'Morgen.'
'Dat is mooi vlug. Moet ik de krant bellen?'

'Doe ik wel en zal ik dan maar proberen of ze morgen of overmorgen al een journalist kunnen sturen?'
'Is goed. Ik heb verder toch niets. Hier heb je mijn kaartje, dan kun je me altijd bellen.'
'Goed.'

Als Planters tegen elf uur naar huis fietst, heeft hij behoorlijk last van de alcohol. Hij slingert dan ook behoorlijk, maar dat dringt geen moment tot hem door. 

Zijn gedachten zijn namelijk bij het verhaal wat Joke vanavond heeft verteld en ook steeds meer bij de vrouw zelf. Hij vindt het namelijk enorm stoer van haar dat ze de misstanden aan de kaak durft te stellen. 

Ze is in ieder geval heel anders dan zijn vrouw, want die heeft uit angst voor onenigheid met de rest van het dorp haar verzet al gestaakt. Als ze het verhaal van Joke heeft gehoord, zal ze echter vast wel snel weer van gedachten veranderen. Dat hoopt hij tenminste wel. 

Ondanks de genuttigde alcohol, beseft Sjoerd wel dat het maar goed is dat zijn vrouw vannacht niet thuis slaapt. Zij zou namelijk zeker wat van zijn drankgebruik gezegd hebben en van dat probleem heeft hij nu mooi geen last. 

Als hij thuis zijn mobiele telefoon pakt, ziet hij dat ze diverse keren gebeld heeft. Hij besluit echter om maar niet terug te bellen. Het is immers al bijna half twaalf en ze zal aan zijn stem vast wel kunnen horen dat hij behoorlijk gedronken heeft.

Morgenochtend bellen en dan zeggen dat hij zijn telefoon een dag kwijt is geweest, lijkt hem daarom een veel beter plan. Hij besluit ook maar niet te vertellen dat hij Joke in het café ontmoet heeft, want ze zal het vast niet leuk vinden dat hij daarheen is gegaan.

Er komt de volgende ochtend niets van zijn plannen terecht, want zijn vrouw stormt al voor acht uur met een verontrust gezicht de keuken in.

'Waarom belde je gisteravond niet terug en wat zie je eruit? Ben je ziek of heb je soms zitten drinken? Ik heb me hartstikke ongerust gemaakt en amper geslapen.'

'Ik ben gistermiddag mijn telefoon kwijtgeraakt en vond hem pas tegen half twaalf in de schuur terug. Sorry, maar toen was het volgens mij veel te laat om nog te bellen.'

'Ik heb ook op de vaste telefoon gebeld.'
'Die heb ik niet gehoord, dus toen zal ik wel buiten aan het zoeken zijn geweest en ik heb eerlijk gezegd ook niet naar eventuele gemiste oproepen gekeken.'
'Oké, maar waarom zie je er dan zo beroerd uit? Als ik een nachtje van huis ben, hoef je toch niet meteen te gaan drinken?'

'Ik heb helemaal niet veel gedronken, maar het is wel flink laat geworden.'
'Waarom dan? Normaal vind je het nooit leuk om alleen te zitten.'

'Ik heb tijdens een wandeling de vrouw van de penningmeester van Oranje Wit ontmoet en die heeft me een interessant verhaal verteld. Dus had ik heel veel om over na te denken.'
'Wat zei ze dan?'
'Pak eerst maar koffie, dan zal ik je alles vertellen.'

Als Tamara een paar minuten later bij haar man aan de keukentafel zit, krijgt ze het hele verhaal in geuren en kleuren te horen. Ze reageert echter heel anders dan Sjoerd had verwacht.

'Dat is een raar verhaal. Kende die vrouw je? Ik zou namelijk niet zomaar een wildvreemde kerel aanspreken. Weet je zeker dat ze de waarheid spreekt? Ik vermoed trouwens dat ze het alleen doet om haar man een hak te zetten en daarom zou ik haar op een afstandje houden. En gaat ze uit zichzelf weg bij de gemeente of is ze ontslagen?'

Sjoerd twijfelt even, maar besluit dan eerlijk te zijn.
'Ze kopieert vandaag het hele dossier over dat veld en belt daarna met een aantal kranten. De bedoeling is dat het verhaal deze week nog in de media komt.'

'Hoe kun je nu toch zo dom zijn? Wat denk je hiermee te bereiken? Het hele dorp keert zich op deze manier tegen ons en wat hebben we dan? Je belt die vrouw maar op om te zeggen dat je de kwestie laat rusten, want ik heb geen zin in die ellende.’

'Jij wil je dus laten bedriegen door de gemeente, omdat je bang bent dat er mensen zijn die ons het protesteren kwalijk nemen. Ik weet echter zo goed als zeker dat velen het met ons eens zijn als ze dit verhaal lezen. Het zou dus veel verstandiger zijn als je me steunde.’

'Vergeet het maar. Als je met deze gekkigheid doorgaat, ga ik, in ieder geval voorlopig, bij je weg en ik neem Patrick mee.'

Sjoerd wordt ineens woedend en daardoor brengt hij zich in nog veel grotere problemen.
'Best joh. Begin gerust te dreigen en loop maar weer weg. Als je gisteren thuis was gebleven, was ik echt niet naar de kroeg gegaan en had ik dat mens ook niet gezien.'

'Wat kroeg? Je zei net dat je haar in het bos was tegengekomen.'
'Als ik meteen over het café had verteld, had je nog veel lelijker tegen me gedaan.'

'Dus dan lieg je maar. Leuk, een man die niet te vertrouwen is. Ga je vaker naar de kroeg zonder het tegen me te vertellen?'
'Nee, dit was de eerste keer.'
'En meteen de laatste keer.'

'Nee, want Joke laat die journalisten in het café komen en daar moet ik bij zijn.'
'Toe maar. Je noemt haar al bij haar voornaam. Heb je soms iets met dat mens? Zeg het dan alsjeblieft, want dan vertrekken je zoon en ik voorgoed.'

'Tamara, nu ga je echt te ver. Die vrouw helpt me met mijn protest en verder heb ik geen enkele belangstelling voor haar.’
'Je weet hoe ik erover denk en wat je van me kunt verwachten.'

Sjoerd zegt niets meer en loopt naar buiten. Van werken komt echter niets, want het wordt een steeds grotere puinhoop in zijn hoofd. Hoe moet het nu immers verder?

De problemen met Tamara moeten zo snel mogelijk opgelost worden, maar aan de andere kant wil hij er niet aan denken om zijn verzet te staken. 

Na een uurtje piekeren, besluit hij om voor de tussenweg te kiezen en dit meteen tegen Tamara te gaan vertellen.
'Ik heb nog eens over je woorden nagedacht en vind toch dat je voor een deel gelijk hebt.'

'Je stopt dus met dat vreemde mens.'
'Nee dat niet, maar ik zal geen dingen tegen de journalisten zeggen die niet te bewijzen zijn en me puur bij de feiten houden.'
'Daarmee verandert er volgens mij niets aan de zaak.'
'Ik vind van wel.'
Sjoerd krijgt geen tijd om uit te leggen wat hij bedoelt, want ze zien twee auto's van de regionale omroep aan komen rijden.

'Wat zullen we nou krijgen?'
'Doe maar niet zo schijnheilig. Zij zijn natuurlijk door jou of dat mens gebeld. Waarom ben je daar niet eerlijk over geweest?'
'Ik weet echt nergens van.'
'Vind je het raar, dat ik je niet geloof?'

Sjoerd kijkt enorm verontwaardigd en wil zich verdedigen, maar de voordeurbel gaat en daarom lopen ze zwijgend naar de deur. Daar wordt de situatie echter nog veel pijnlijker dan hij al was. 

'Bent u meneer Planters?'
'Dat klopt.'
'Dan bent u dus de persoon die samen met zijn vriendin in opstand komt tegen de bijna criminele plannen van de gemeente en de voetbalclub. Mogen we binnenkomen om u wat vragen te stellen? Uw vriendin is onderweg en kan over een paar minuten hier zijn.'

Planters is zo verbluft dat hij alleen maar kan knikken en met de persmensen achter zich aan zwijgend naar de kamer lopen. Daar ziet hij nog net dat Tamara met een van woede vertrokken gezicht in de auto stapt en met een enorme vaart in de richting van het dorp rijdt. 
Hoofdstuk 3 Twijfel

Sjoerd denkt daarom even om de mensen van de tv weg te sturen en alles af te blazen. Hier krijgt hij echter geen kans voor, want Joke komt binnen en vliegt hem nogal uitbundig om zijn nek. 

Hij baalt enorm van haar gedrag, maar iedereen in de kamer staat hen lachend aan te kijken en daarom doet hij net of er niets aan de hand is. Zijn gedachten blijven echter bij zijn vrouw en zoontje en daarom gaat het meeste van het interview volledig langs hem heen. 

Op vragen geeft hij zo correct mogelijk antwoord, maar in tegenstelling tot Joke probeert hij zo netjes mogelijk te blijven. Natuurlijk valt dit op en als de persmensen weg zijn, begint ‘zijn vriendin’ er daarom meteen over.

'Heb je spijt van onze actie? Je was namelijk veel minder uitgesproken dan in het café. Als je van plan bent om het me alleen op te laat knappen, val je me behoorlijk tegen. Ik doe het immers voor jou.'

'Ik heb nergens spijt van, maar zit met mijn vrouw.'
'Wat is er met haar?'
'Ze wil dat ik mijn verzet staak, heeft afgelopen nacht al niet thuis geslapen en is net voor jij kwam weer kwaad weggegaan. De kans dat ze vandaag terugkomt, lijkt me dus vrij klein en misschien blijft ze wel voorgoed weg.'

'Wat flauw van haar.'
'Dat mag jij zeggen. Zij was het echter al niet met mijn protest eens en denkt nu dat ik de komst van die tv-ploeg voor haar verzwegen heb. Plus dat ze het niet leuk zal hebben gevonden dat die kerels jou mijn vriendin noemden.'
'We zijn toch ook vrienden?'
'Zo zou je het kunnen noemen, maar we spreken elkaar vandaag pas voor de tweede keer.’
'Reageer je nu niet een beetje kinderachtig?'

Sjoerd zou Joke het liefst zo snel mogelijk de deur uit werken, maar twijfelt eraan of dat verstandig is. Zonder haar bereikt hij immers veel minder met zijn protest dan met haar. 

Daarom vraagt hij of ze koffie wil en zitten ze nog een hele tijd te praten. Zijn vervelende gevoel zakt hierdoor ook wat af, maar dat is niet voor heel lang. 

Net als Joke opstaat om te vertrekken, wordt ze namelijk gebeld door iemand van een regionale krant.
'Goedemorgen. U wilt vanmiddag langskomen voor een interview? Ik zal even aan mijn partner vragen of hij kan. Vier uur zegt u?'

Sjoerd weet niets anders te doen dan te knikken dat het goed is. Hij is echter verre van blij. Nog meer publiciteit zal zijn problemen met Tamara namelijk alleen maar doen toenemen en hij baalt ervan dat ze hem haar partner noemt.

Daarom is hij blij dat ze na het telefoontje vertrekt, zodat hij alles even rustig op een rijtje kan zetten. Dat is alleen geen gemakkelijke opgave, want hij begint steeds banger te worden dat hij iets helemaal verkeerd doet. 

Na een uurtje besluit hij om dat interview vanmiddag wel te doen, maar daarna toch weer met de gemeente en de clubleiding te gaan praten. Hij neemt zich voor om dat straks ook tegen die journalist te zeggen. Als Tamara dit dan leest, weet ze tenminste dat het hem ernst is.

Het interview van vanmiddag is bijna een kopietje van het gesprek dat ze vanochtend met de tv-ploeg hadden. Dit levert Sjoerd opnieuw de nodige boze blikken van Joke op en als de journalist weg is, barst ze bijna uit elkaar van woede.

'Weet je wat jij bent? Een grote slapjanus die niets anders doet dan liegen en bluffen. Eerst hang je hier de grote jongen uit, maar vanochtend durfde je al amper iets te zeggen en nu was het nog erger.’

Sjoerd kijkt haar beschaamd aan.
'Ik heb je al verteld dat ik met het protesteren mijn huwelijk op het spel zet en dat wil ik niet.’

'Daar had je dan eerder aan moeten denken. Op deze manier gaan we immers af als een gieter.’
'Sorry. Wil je wat drinken?'
'Lekker. Doe maar een biertje. Mijn lichaam en geest kunnen wel wat alcohol gebruiken.'

Omdat ze amper hebben gegeten, duurt het niet lang voor de drank begint te werken, Het wordt daarom zo gezellig dat ze de tijd totaal vergeten en Sjoerd opeens tot zijn grote schrik ziet dat het al bijna negen uur is. 

Ondanks dat hij al besloten heeft om Tamara niet vanavond maar morgen te bellen, staat hij daarom toch gelijk op om naar huis te gaan. Omdat Joke geen zin heeft om alleen achter te blijven, gaat ze mee en eenmaal buiten geeft ze hem spontaan een arm. 

Dit vindt Sjoerd eerst wel prettig, want door de alcohol staat hij niet echt vast meer op zijn benen. Als hij bij het oversteken opeens de auto van Tamara ziet naderen, duwt hij haar echter wild van zich af.

'Wat doe je raar, joh. Ik heb geen enge ziekte, hoor.'
'Dat weet ik, maar mijn vrouw reed net voorbij en ik baal ervan dat ze ons gearmd heeft zien lopen. Ik wil namelijk niet dat ze denkt dat we iets met elkaar hebben. Ze heeft immers ook al het vermoeden dat ik me door jou heb laten opstoken.'

'Dat heeft ze dan verkeerd, want ik heb je nergens toe gedwongen. Toch?'
'Klopt. Ik wil alleen niet nog meer narigheid met haar.’
‘Ik vind dat zij een probleem heeft en niet jij.'

'Volgens mij ben jij niet de persoon waar ik dit mee moet bespreken. Ik ga trouwens nu naar huis. Tot ziens dus.'

'Een gezellige vent ben je en je valt me trouwens opnieuw flink tegen. We zijn samen actie aan het voeren, hebben een erg gezellige avond gehad en nu doe je ineens of we vreemden voor elkaar zijn.'

'Dat is niet mijn bedoeling, maar ik wil even alleen zijn om na te kunnen denken en dat zou je volgens mij moeten begrijpen.’

'Dat doe ik niet, maar de groeten dan. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, laat ik het je wel weten.'
'Best. Stuur maar een e-mail.'
'Kan ik je niet beter appen of bellen?'
'Liever niet.'
'Jammer.'

Sjoerd loopt zwijgend weg. Omdat hij geen idee heeft wat hij zo tegen zijn vrouw moet zeggen, besluit hij eerst een stukje door het bos te lopen. Al snel dringt het echter tot hem door dat dit hem niets helpt. Zijn vrouw heeft hem namelijk gearmd met Joke zien lopen en zal natuurlijk woest zijn. 

Ze is normaal nooit jaloers, maar hij begrijpt dat dit nu anders is. Zeker als ze dat interview op tv heeft gezien, waarin zijn 'medestrijdster' zich nogal aanhalerig gedroeg. Plus dat het ook niet zal helpen dat hij weer een enorme bierlucht bij zich heeft.

Na een kwartiertje dringt het tot hem door dat hij toch een keer naar huis moet en daarom loopt hij via een klein paadje naar zijn woning. 

Als hij Tamara haar auto ziet staan, zucht hij een keer diep van opluchting. Ze had namelijk ook best weer terug naar haar vriendin kunnen gaan en wil dus, volgens hem, in ieder geval nog met hem praten.

Hij loopt dan ook vol goede moed naar binnen, maar daar ziet hij aan het gezicht van zijn vrouw dat hij erg voorbarig is geweest. Als hij twee grote en een kleinere tas met kleding ziet staan, raakt hij zelfs een beetje in paniek.

'Ga je weer weg?'
'Ja en ik neem Patrick mee.'
'Waarom?'
'Vind je dat geen stomme vraag?'

'Alleen omdat ik tegen de komst van dat veld blijf?’
'Dat vind ik beroerd, maar niet het ergste. Ik had namelijk nooit verwacht dat ik je nog eens gearmd met een andere vrouw zou zien en waarom drink je de laatste paar dagen zo?'

'Dat drinken had ik niet moeten doen, maar in de kroeg gaat dat vanzelf. Het heeft er trouwens ook mee te maken dat ik niet meer weet hoe het verder moet. Ik wil jou namelijk niet kwijt, maar ook dat veld niet naast de deur.’

'Je had niet naar het café gehoeven, want dat interview had ook hier gekund. Dat mens wil echter graag met jou alleen zijn en mij niet in de buurt hebben. Daarom zal zij wel voorgesteld hebben om naar die kroeg te gaan en jij doet alles wat ze wil.’

‘Dat is niet waar. Ik vind namelijk dat ze te hard van stapel loopt en dat heb ik haar ook gezegd en het is niet mijn bedoeling om jou buiten te sluiten. Laten we daarom alsjeblieft vergeten wat er de laatste dagen is gebeurd en gewoon samen verder gaan.’

Tamara zit even voor zich uit te kijken en lijkt te twijfelen, maar dat doet ze niet.
'Dat is goed, maar dan stop jij met je protest.'
'Ik kan dat interview van vanmiddag niet meer terugdraaien en sta enorm voor joker als ik ineens van mening verander.'

'Dat begrijp ik, maar je hebt die problemen zelf veroorzaakt. Je kunt dus voor het eind van de week met die Joke breken en je bezwaar intrekken en anders ga ik voorgoed weg. Wat betekent dat gedoe met haar trouwens?'

'Tamara, je moet me geloven. Ik voel echt helemaal niets voor haar, maar zij lijkt nogal wat mannelijke aandacht nodig te hebben. Zeker nu ze bij haar man weg is.'
'Ik geloof je, maar als je met mij verder wil, zul je het contact met haar moeten verbreken.'
'Is dat niet ondankbaar?'

'Want?'
'Ze heeft wel veel voor me gedaan.'
'Je begrijpt toch ook wel dat ze het alleen doet om haar ex dwars te zitten en jou in te palmen?'

Sjoerd geeft geen antwoord, want aan deze mogelijkheid heeft hij nog niet gedacht.
'Ik kan me niet voorstellen dat ze me heeft gebruikt, maar misschien heb je gelijk. Als dat echt zo is, stop ik echter per direct met haar. Ik zal haar sowieso zoveel mogelijk proberen te ontlopen, maar blijf dan alsjeblieft thuis. Ons huwelijk is me namelijk meer waard dan dertig voetbalvelden bij elkaar.'

'Fijn dat je dit zo zegt en ik wil eigenlijk helemaal niet weg. Ik heb tot op zekere hoogte namelijk best begrip voor je en als je dat voor mij ook hebt, moeten onze problemen op te lossen zijn.'
'Dat zou super zijn.'

Als Sjoerd opstaat en Tamara in zijn armen sluit, neemt hij zich voor om zijn protest, in ieder geval voorlopig, op een heel laag pitje te zetten. Hij wil zich namelijk niet nog eens zorgen over zijn huwelijk hoeven maken.

Als ze in de kamer gaan zitten, lijkt er ook niets meer aan de hand te zijn en hebben ze voor het eerst sinds dagen weer eens een goed gesprek.

De volgende dag is alles echter weer anders. Als  Patrick uit school komt, huilt hij namelijk vreselijk en daarom lopen zijn ouders met hem naar de kamer.
'Wat is er gebeurd, joh? Waarom huil je zo?'
'Ik ben al mijn vrienden kwijt.'

'Waarom?'
'Omdat jij zo vervelend doet over dat nieuwe veld. Volgens de jongens hoef ik ook niet meer op de club te komen.'

Tamara kijkt Sjoerd met een verwijtende blik aan, maar die heeft niets door en begint te schreeuwen.
'Wat denken die snotneuzen wel? Moet iedereen dan alles maar accepteren wat er op dat stomme voetbalveld bedacht wordt? Ik ben namelijk niet vervelend, maar zij. Als zij eerlijk waren geweest, hadden ze mij niet gehoord. Wie hebben je het meest gepest?'

'Ralph en Rob, want die hadden alles van hun vaders gehoord. De rest had het trouwens in de krant gelezen en was het met hen eens.'
'Ik zal die rotjongens en ook die ouders wel even gaan vertellen wat ik van hen vind.'

Als Planters met grote stappen naar de keuken loopt, komt zijn vrouw hem achterna.
'Ga je echt naar die ouders?'
'Natuurlijk. Het is toch niet normaal dat Patrick de dupe van alles wordt.'

'Dit had je kunnen verwachten en daar heb ik je al meerdere keren voor gewaarschuwd. Je bent immers de enige die moeilijk doet en daarom krijgen we iedereen tegen ons. Als je nu verhaal gaat halen, maak je het trouwens alleen maar erger. We kunnen daarom beter eerst even overleggen voor je iets doet.'

Sjoerd is echter niet voor rede vatbaar en beent met een woest gezicht naar buiten om vervolgens met een sneltreinvaart weg te rijden. 

Tamara kijkt hem met een angstig en vooral triest gevoel na. Ze dacht gisteren dat hij wilde veranderen, maar beseft nu dat ze heel voorbarig is geweest en dat is een enorme tegenvaller voor haar.

Dat Patrick nu bij de ellende betrokken is geraakt, maakt het allemaal trouwens nog veel erger dan het al was. Die jongen is immers alles voor Sjoerd. Ze maakt zich daarom heel veel zorgen, want wie weet hoe zijn  bezoek aan die ouders afloopt.  

Hij was net namelijk zo kwaad, dat hij absoluut niet in staat is om een normaal gesprek met iemand te voeren. Even denkt ze om weer met Patrick naar haar vriendin te gaan, maar dat vindt ze niet eerlijk tegenover Sjoerd. 

Daarom besluit ze om maar af te wachten wat er gebeurt en te hopen dat het een beetje meevalt. Als ze een half uurtje vol spanning voor het raam heeft gezeten, krijgt ze echter opeens het gevoel dat de grond onder haar voeten wegzakt. 

Ze ziet namelijk een politieauto de dam oprijden en vreest meteen het ergste. Daarom loopt ze met een wild bonzend hart van de spanning naar de deur, waar ze twee agenten ziet staan.

'Dag heren.'
'Hallo. Bent u mevrouw Planters?'
'Ja.'
'Mogen we even binnenkomen?'
'Natuurlijk. Komt u verder.'

In de kamer neemt de jongste agent het woord.
'We hebben minder leuk nieuws voor u, want we hebben uw man een half uurtje gelden aangehouden. Hij heeft namelijk iemand zodanig geslagen dat het slachtoffer met een gebroken kaak opgenomen is in het ziekenhuis. Ik hoop dat u begrijpt dat we dergelijk gedrag niet kunnen tolereren.'

Tamara is te geschrokken om direct antwoord te geven en daarom blijft het een paar momenten doodstil. Als Patrick met een verschrikt gezicht binnenkomt en vraagt waar zijn vader is, begint ze echter vreselijk te huilen. 

Het duurt daarom even voor ze weer in staat is om iets te zeggen en haar zoontje te vertellen wat er is gebeurd. Dit bezorgt het ventje zo'n intens verdriet, dat hij compleet instort en het eerste uur bijna niets anders doet dan huilen.

Tussen alle ellende door informeert Tamara nog wel bij de agenten hoe het nu verder gaat. 
'Omdat hij verzet heeft gepleegd bij zijn aanhouding, denk ik dat hij een paar dagen in bewaring blijft. Als hij verder geen strafblad heeft, zal het daarna wel op een geldboete of een taakstraf uitdraaien. Wat ons betreft mag u hem morgenochtend schone kleding komen brengen.'

'Kan ik zijn spullen nu ook aan jullie meegeven?'
'Begrijp ik het goed dat u uw man niet wil spreken?’
'Klopt en ik wil ook niet in de verleiding komen om met hem in gesprek te gaan. Het lijkt me namelijk verstandig om eerst alles eens goed op me in laten werken en daar kan ik best een paar dagen voor nodig hebben.'

‘Uw verhaal klinkt niet onlogisch en het is geen probleem voor ons om de kleding mee te nemen.’
‘Bedankt voor uw begrip.’

Sjoerd is nog steeds zo kwaad, dat het eerst niet eens goed tot hem doordringt wat er is gebeurd. Hij ziet nog wel steeds die vader van Ralph en ook de leider van Patrick voor zich. 

Als hij eraan denkt hoe hatelijk die laatste tegen hem deed, zou hij het liefst teruggaan en hem nog veel meer klappen geven. Het was trouwens dat de politie kwam, want anders had hij nu al niets van die kerel overgelaten. Zeker omdat hij riep dat hij wel kon begrijpen dat Patrick geplaagd was.

Hij weet door al dit gedoe trouwens wel heel zeker dat hij zijn strijd niet staakt en hij neemt aan dat Tamara er nu ook zo over denkt. 

Als hij aan zijn vrouw denkt, beseft hij dat ze vast wel enorm ongerust zal zijn. Hij is namelijk al een hele tijd van huis en heeft nog niets van zich laten horen. 

Als er een agent langskomt met koffie, besluit hij daarom te vragen of hij even mag bellen. Hij is enorm blij dat dit toegestaan wordt, maar helaas is die blijdschap van korte duur. Het gesprek gaat namelijk  anders dan hij had verwacht.

'Met Tamara Planters.'
'Hallo schat, met Sjoerd. Je moet niet schrikken, want ik heb slecht nieuws voor je. Ik ben namelijk aangehouden en zal voorlopig wel in de cel moeten blijven.'

'Weet ik.'
'Van wie?'
'Er zijn twee agenten geweest.'
'Wat hebben ze gezegd?'

'Dat je aangehouden bent en verzet hebt gepleegd bij je aanhouding.'
'Verder niet?'
'Is dat nog niet genoeg?'

'Tamara, die leider van Patrick heeft me zo staan jennen, dat ik me niet beheersen kon. Je had die vent zijn arrogante kop eens moeten zien. Ik had hem nog veel meer klappen moeten geven en dat had ik ook wel gedaan als de politie niet was gekomen.'

'Ben je soms trots dat je die man zijn kaak hebt gebroken?'
'Hij heeft het verdiend. Je bent er niet bij geweest, want anders zou je me zeker gelijk geven.'
'Vergeet dat maar gerust. Ik vind namelijk dat jij je vreselijk gedragen hebt en je daarom diep moet schamen.'

'Tamara, die vent.'
'Stop maar, want dat hoef ik niet te horen. Besef je wel wat je Patrick hebt aangedaan? Die jongen durft zich niet meer bij Oranje Wit te vertonen door die belachelijke actie van je.'
'Hij kan toch bij een andere club gaan voetballen.'
'Je bent gek en een waardeloze vader.'

Sjoerd wil antwoorden, maar beseft dan dat Tamara de verbinding heeft verbroken. Hier maakt hij zich zo verschrikkelijk kwaad over dat hij besluit om haar  terug te bellen. Alleen zonder resultaat, want ze neemt niet op en daarom loopt hij na een paar pogingen vol woede terug naar zijn cel.

Daar denkt hij uitgebreid over het telefoongesprek na en natuurlijk ook weer over de vraag hoe het nu verder moet. Hij heeft al eens besloten om zijn protest op een laag pitje te zetten en voor zijn gezin te kiezen, maar dat heeft hem niets geholpen.

Daarom besluit hij om de strijd nu definitief te staken en daar zo snel mogelijk iedereen en vooral zijn vrouw over in te lichten. Hij hoopt dat zijn relatieproblemen daarmee voorbij zijn en met de mensen bij Oranje Wit komt het dan vast ook wel goed. Zeker als hij die leider zijn excuses heeft aangeboden.

Door deze beslissing voelt hij zijn stemming al vrij snel een stuk beter worden. Als hij aan het einde van de middag, tegen alle verwachting in, naar huis mag, loopt hij dan ook vrolijk fluitend het politiebureau uit. 

Om zijn spijtbetuiging tegenover Tamara extra kracht bij te zetten, haalt hij een grote bos bloemen. Daarna bespreekt hij voor vanavond een tafeltje bij ‘De Proeverij' en als hij dat gedaan heeft, gaat hij met een blij gevoel op weg naar huis. 

Als hij bijna thuis is en Tamara’s auto niet ziet staan, schrikt hij echter verschrikkelijk. Hij vreest namelijk dat ze weer naar haar vriendin is gegaan en dat vindt hij het ergste wat hem nu kan overkomen. 

Hij blijkt zich echter voor niets zorgen te hebben gemaakt. Als hij achter zijn huis komt, blijkt haar auto namelijk in de garage te staan. Daarom rent hij, dol van blijdschap, naar de achterdeur met de bedoeling om die wild open te gooien, maar dat valt tegen.

De deur zit namelijk op slot en ze komt hem ook niet  opendoen. Hij vraagt zich bezorgd af wat er aan de hand is en als hij haar na even toch aan ziet komen, nemen zijn zorgen nog veel meer toe. Haar gezicht staat namelijk strak en haar ogen spreken boekdelen. 

Als hij haar, ondanks dat, enthousiast wil omhelzen, weert ze hem zelfs resoluut af.
'Wat is er aan de hand, Tamara? Ben je niet blij dat ik thuis ben?'

'Nee, Sjoerd. Je bent nu echt te ver gegaan. Patrick heeft de hele nacht liggen huilen en dat mag nooit meer gebeuren. Ik wil daarom dat je ergens anders gaat wonen en de jongen voorlopig met rust laat.'

'Dat kun je niet maken. Ik heb juist besloten om te stoppen met mijn protest en wil je mijn excuses aanbieden voor alles wat ik fout heb gedaan. Daarom heb ik bloemen voor je meegebracht en gaan we vanavond gezellig uit eten.'

'Ik geloof niet meer in je mooie verhaaltjes, Sjoerd?’
'Wil je soms van me scheiden?'
'Dat weet ik nog niet. Als jij met mij verder wil, zul je echter wel moeten veranderen en niet voor even, maar voorgoed. Je kleding staat trouwens in de schuur.'

Sjoerd is zo verrast, dat hij niets zegt en als in een droom naar de schuur loopt. Daar zet hij de tassen met zijn spullen achter in de auto en vervolgens rijdt hij met een kalm gangetje weg.

Hij besluit om naar het bos te gaan. Daar is het immers rustig en dus de ideale plek om zijn gedachten weer op een rijtje te krijgen. 

Het is namelijk een enorme warboel in zijn hoofd en hij kan er alleen maar aan denken dat hij van Tamara ergens anders moet gaan wonen. Hij heeft alleen geen idee waar en dat kan hem nu ook niets schelen. Het is immers zomer, dus kan hij voorlopig best in zijn auto slapen.

Als hij in het bos is, besluit hij eerst een stuk te gaan wandelen en dat doet hem goed. Hij wordt namelijk langzaam wat rustiger en is na een half uurtje ook weer redelijk in staat om na te denken.

Hierdoor wordt het hem steeds duidelijker dat zijn relatie met Tamara best eens voorbij kan zijn. Dat is iets wat hij nooit voor mogelijk had gehouden en eigenlijk nog niet kan geloven. Ze hebben immers altijd een prima relatie gehad en dat kan toch zomaar niet voorbij zijn?

Opeens schiet hem te binnen dat ze misschien wel een ander heeft. Eerst vindt hij dit een dwaze gedachte en schaamt hij zich er zelfs voor dat hij zo denkt. Na een tijdje begint hij echter steeds meer te geloven dat het de waarheid is.

Dit maakt hem zo vreselijk kwaad dat hij besluit om meteen naar de bank te bellen om hun  bankrekeningen te laten blokkeren. Als ze hem niet meer wil, moet ze zichzelf namelijk maar zien te redden.

Het probleem is alleen dat hij het telefoon
nummer niet weet en als hij die eindelijk gevonden heeft, blijkt men niet meer bereikbaar te zijn.

Hierdoor knapt hij nu helemaal uit elkaar van woede en besluit hij naar een advocaat te gaan. In het geval van een scheiding kan hij immers wel wat juridische hulp gebruiken.

Als hij een kwartiertje later het advocatenkantoor binnenloopt, slaat hem echter de schrik om zijn hart en heeft hij spijt dat hij hierheen gegaan is. 

Achter de balie ziet hij namelijk een keurig geklede en nogal opgedofte Joke zitten. Even denkt hij eraan om terug te gaan, maar hij beseft dat dit raar is en daarom loopt hij door. 

'Hoi Sjoerd. Wat kom jij hier doen?'
'Ik wil graag een advocaat spreken.'
'Je was toch altijd bij dat kantoor in Lateren?’
‘Klopt, maar dit gaat niet over dat voetbalveld.'
'Waarom dan wel? Of mag ik dat niet weten?'

Sjoerd is door alle ellende zo van slag, dat hij zonder na te denken zijn hart lucht.
‘Weet je dat ik in de cel heb gezeten?'
'Ja, dat heb ik gehoord. Een mooie actie van je, trouwens. Had je die wijsneus nog niet wat harder kunnen slaan?'

Planters gaat niet op de woorden van Joke in.
'Toen ik vanochtend thuis kwam, stonden er een paar tassen met spullen voor me klaar en ben ik dus mijn huis uitgezet. Omdat ik vermoed dat ze een ander heeft, ben ik hier voor advies over een scheiding.’

Joke laat nu pas goed merken wat haar bedoeling altijd is geweest, maar dat dringt niet tot Sjoerd door.
'Joh en waar ga je nu aankomende nacht slapen?'
'Geen idee. Ik denk in mijn auto.'

'Dat moet je niet doen. Kom maar bij mij. Je weet toch nog wel dat ik tegenwoordig alleen woon.’
’Ja, dat weet ik nog. Bedankt trouwens voor je aanbod, maar ik denk niet dat het slim is om erop in te gaan. Als iemand me bij jou naar binnen ziet gaan, praat morgen namelijk het hele dorp over ons en daar heb ik geen zin in.'

'Ze gaan toch wel over je kletsen en wat is het alternatief? Wil je soms liever de hele nacht in zo'n krappe auto slapen? Als iemand je ziet liggen, wordt er trouwens nog veel meer over je geroddeld.'

'Dat is waar. Ik zie nog wel. Wat is je adres?'
'Gotinkstraat 33. Komen hoor.'
'Ik bel je wel. Kan ik nu trouwens iemand spreken?'
'Moment, dan kijk ik even wie er tijd voor je heeft.'

Joke pakt haar telefoon en heeft al snel iemand gevonden.
'Hier de gang in en dan de laatste deur rechts. Tot vanavond.'
‘Wie weet, maar nogmaals bedankt voor het aanbod.’

Als Sjoerd even later tegenover een wat oudere man zit en hem zijn verhaal heeft verteld, blijft het heel even stil voor de jurist antwoordt. 
‘Planters, ik begrijp uw reactie, maar u kunt beter nog eens goed over de zaak nadenken. U loopt namelijk wel heel hard van stapel en ik ben bang dat u daar spijt van gaat krijgen.’

Sjoerd kijkt de man verbaasd en ook wat verontwaardigd aan, want hij voelt zich heel zeker van zijn zaak. De advocaat vertelt hem echter in eenvoudige woorden wat hij bedoelt.

‘U zegt een erg goed huwelijk te hebben gehad en heeft geen enkel bewijs dat uw vrouw een ander heeft. Daarom lijkt het me beter dat u alles even laat bezinken en rustig met haar gaat praten. Daarnaast zou ik het woord scheiding voorlopig even vergeten.’

Sjoerd knikt en voelt zich, hoewel hij van binnen nog woest is, opeens wat rustiger worden.

Het duurt echter even voor hij iets zegt.
'Toen ik hierheen kwam, was ik er vast van overtuigd dat scheiden de beste en ook enige optie was. U heeft me met uw woorden echter behoorlijk wakker geschud. Laat ik er daarom toch nog maar een paar dagen over nadenken. Zou het trouwens verstandig zijn als ik mijn vrouw bel en haar voorstel om op korte termijn met elkaar te gaan praten?'

'Praten werkt bijna altijd verhelderend. Zeker als jullie allebei de bedoeling hebben om de problemen op te lossen en u heeft natuurlijk niets te verliezen.’
‘Dat is waar. Bedankt trouwens voor dit gesprek en ik laat sowieso nog iets van me horen.’
'Afgesproken.'

Als Sjoerd uit het kantoor van de advocaat komt, staat Joke hem op te wachten. 
'Goed gesprek gehad?'
'Jawel.'
'Wat ga je nu doen?'
'Weet ik nog niet.'

'Is de scheidingsprocedure al in gang gezet?'
'Nee.'
'Ga je weer naar huis?'
'Daar moet ik nog over nadenken.'
'Nou, dan zie ik je vanavond.'
'Reken er maar niet op.'

'Je moet niet in je auto gaan slapen, hoor.'
'Ik zie nog wel wat ik doe.'
'Je bent niet erg spraakzaam. Ben je soms boos op me? Nee toch?'
'Ik ben niet kwaad, maar wil even met rust gelaten worden.'

'Zie ik je dan vanavond?'
'Ik was daar net toch duidelijk over.'
'Mag ik je nog wel bellen?'
'Ik kan je niets verbieden.'

Sjoerd loopt met een hoofd vol gedachten naar buiten. Hij moet er niet aan denken om vannacht in zijn auto te slapen, maar naar Joke gaan lijkt hem het domste wat hij kan doen.

Als Tamara hoort dat hij daar geslapen heeft, komt het namelijk zeker niet meer goed met hun relatie en dat zou vreselijk zijn. Daarnaast heeft hij er trouwens ook  geen behoefte aan om bij Joke te zijn en dat had hij haar eigenlijk gewoon moeten vertellen. 

Om zijn gedachten wat op orde te krijgen, besluit hij naar het strand te rijden om daar in de frisse lucht uit te waaien. Een minuutje of tien later parkeert hij daarom zijn auto op de parkeerplaats en begint hij zijn wandeltocht langs het water. 

Dat is heerlijk, maar als hij na anderhalf uur weer bij zijn auto komt, weet hij nog steeds niet wat hij het beste kan doen. Daarom gaat hij op een bankje zitten en is hij al snel in gedachten verzonken.

Tot hij opeens opschrikt van een stem en ziet dat buurman Roemer naast hem staat.
'Ha Sjoerd. Wat doe jij hier, man?'

Sjoerd denkt een paar tellen na, maar besluit dan open kaart te spelen.
'Tja Dirk, ik kan momenteel niet veel anders dan hier zitten. Mijn vrouw heeft me vanmiddag namelijk de deur gewezen en ik zat na te denken hoe het nu verder moet.'

'Daar schrik ik van. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat ze dit heeft gedaan. Jullie waren immers altijd zo'n leuk stel. Zou je daarom niet nog eens met haar gaan praten? Problemen zijn er tenslotte om uitgesproken te worden.'

'Dat was ook mijn bedoeling, buurman. Ik heb alleen zoveel om over na te denken dat ik er bijna wanhopig van word.’
‘Ik denk je te begrijpen, maar geef de moed niet op, man. Tamara kan er namelijk best eens spijt van hebben dat ze je de deur uit heeft gezet.’

‘Denk je dat?’
‘Ja, want anders had ik het niet gezegd.’
‘Wat zou jij me nu dan adviseren?’
‘Om in je auto te stappen, naar haar toe te gaan en eerlijk te zijn over dat veld en je gevoel voor haar. Ik weet bijna zeker dat je daar geen spijt van krijgt.’

‘Je hebt gelijk. Ik ga naar haar toe en je merkt vanzelf wel of ons gesprek zin heeft gehad.’
‘Heel veel succes.’
‘Dank je en ook bedankt voor het advies.’

Sjoerd is opeens een totaal ander mens geworden en springt enthousiast in zijn auto om met een flinke snelheid richting huis te rijden. Als hij bijna thuis is, begint hij echter toch weer te twijfelen.

Daarom zet hij zijn auto aan de kant om na te denken over wat hij wil gaan doen. Heel even denkt hij om Tamara uit zijn hoofd te zetten en op zoek te gaan naar een nieuwe toekomst.

Als hij Patrick in de verte ziet fietsen, dringt het echter weer tot hem door hoe fijn ze het altijd met elkaar hebben gehad. Daarom besluit hij niet meer na te denken en start hij zijn auto. 

Als hij bij zijn huis komt en ziet dat er geen andere fiets of auto staat, wordt hij overvallen door een blij gevoel. Wanneer Tamara een ander had, zou ze immers vast niet alleen thuis zijn geweest.

Onverwachte gebeurtenissen

Als Sjoerd uit zijn auto is gestapt en naar de achterdeur loopt, twijfelt hij een moment over wat hij zal doen. Hij kan namelijk aanbellen, maar ook gewoon naar binnen lopen? 

Omdat hij zich bedenkt dat de woning ook voor de helft van hem is en hij geen vreemde voor Tamara is, besluit hij voor het laatste te kiezen.

De deur is dit keer open en daarom loopt hij via zijn kantoor naar het woongedeelte. Onderweg vraagt hij zich af waarom Tamara zich nog niet heeft laten zien, maar als hij de kamerdeur opent, denkt hij het antwoord te weten. 

Hij ziet haar namelijk met rode ogen van het huilen op de bank zitten en er zit een man naast haar. Ondanks zijn extreme woede, heeft hij direct het gevoel dat hij die kerel vaker heeft gezien en hij heeft gelijk. 

Als de man naar hem opkijkt, ziet hij namelijk dat het de penningmeester van Oranje Wit en dus de ex van Joke is. Omdat hij nu de oorzaak van zijn problemen met Tamara meent te hebben ontdekt, is hij met twee grote stappen bij het tweetal.

'Nu snap ik alles. Mijn vrouw is voor de komst van het veld omdat ze met de penningmeester ligt te rommelen en jij dacht via haar te bereiken dat ik mijn bezwaren in zou trekken. Nou, vergeet het maar. Stelletje achterbakse smeerlappen. Dat veld komt er nooit en ik ga direct naar mijn advocaat om de scheiding in gang te zetten. Reken er trouwens maar op dat ik dit verhaal door zal vertellen. Binnen een paar dagen weet het hele dorp dus wat jullie me hebben geflikt. Ik ga vandaag ook nog naar de makelaar om het huis te koop te laten zetten, zodat jij eveneens vertrekken kunt. Jammer voor Patrick, want hij kan er niets aan doen dat hij zo'n moeder heeft. Jij bent echter nog niet van me af, want ik zal er alles aan doen om je het leven zuur te maken.'

De man rent bijna de kamer uit en Tamara staat op om Sjoerd zijn handen vast te pakken.
'Het is niet wat je denkt. Wij hebben niets met elkaar en ook nooit gehad. Hij is hier alleen omdat hij Patrick, ondanks alle ellende, toch heel graag bij de vereniging wil houden. Verder nergens om.'

'En waarom had hij dan je hand vast?'
'Om me te troosten.'
'Was dat nodig dan? Je hebt toch zelf deze ellende veroorzaakt, dus waarom ben je er nu dan verdrietig om? Nee Tamara, de tijd voor smoesjes en mooie verhaaltjes is voorbij. Je hoort eerdaags wel wat van mijn advocaat.'

Als Planters zich omdraait en naar de deur loopt, blijkt Tamara zich niet zomaar bij de situatie neer te leggen.
Ze rent hem namelijk achterna en grijpt hem nogal ruw bij zijn arm.

'Sjoerd, loop nu niet weg en luister. Ik had je de deur niet moeten wijzen. Daar heb ik spijt van en ik wil heel graag met je praten. Niet over een scheiding, maar wel over hoe het verder moet. Ik hou namelijk nog steeds zielsveel van je en jij bent de enige man waar ik oud mee hoop te worden.'

Sjoerd heeft echter geen zin meer om te luisteren naar wat zijn vrouw zegt.
'Stop maar met je mooie verhaaltjes, want ik geloof je niet meer. Zeker niet nu ik die klaploper hier in huis heb aangetroffen en hij blijkbaar niet van je af kon blijven. Hoe heb je me zo kunnen belazeren? Bah Tamara, wat ben jij een gemeen en uitgekookt mens.'

'Sjoerd, je hebt het fout. Ik heb je echt niet bedrogen. Door al dat gedoe over het veld, was ik  mezelf echter niet meer en heb ik je in een opwelling de deur gewezen. Nogmaals sorry daarvoor, maar dat kan ik niet meer terugdraaien.'

'Dat is ook niet nodig. Ik geloof namelijk geen woord van je verhaal en ga weg. De groeten. Je ziet de scheidingspapieren wel verschijnen.'
'Sjoerd, blijf nu hier en laten we praten.'

Sjoerd reageert niet meer en loopt met grote stappen naar zijn auto. Als hij daar nog een keer omkijkt, ziet hij Tamara hysterisch huilend bij de achterdeur staan. Dit verandert alleen niets bij hem en daarom rijdt hij met een flinke snelheid weg. 

Hij heeft geen flauw idee waar hij heen moet, maar dat kan hem ook niets schelen. Het enige wat hij namelijk wil, is een rustig plekje vinden waar hij na kan denken. Daarom rijdt hij eerst een heel eind door het bos, voor hij stopt en op een omgevallen boom gaat zitten.

Van nadenken komt alleen weinig tot niets. Vooral omdat zijn huwelijk volgens hem nu echt definitief voorbij is. Ondanks dat ze het ontkende, is hij er namelijk vast van overtuigd dat Tamara iets met die ex van Joke heeft.

Door dat, volgens hem, gerommel van die twee, besluit hij er alles aan te gaan doen om de aanleg van dat veld tegen te houden. Die laffe penningmeester heeft namelijk nog iets van hem tegoed en zijn, nu nog, vrouw trouwens ook.

Net als hij voelt dat hij trek begint te krijgen, gaat zijn telefoon. Eerst vermoedt hij dat het Tamara is en besluit hij niet op te nemen. Als hij ziet dat Joke belt, blijkt er van zijn mindere gevoelens voor haar echter geen sprake meer te zijn. 

'Met Sjoerd.'
'Hoi met Joke. Waar ben je?'
'Ik zit in het bos op een omgevallen boom.'
'Heb je nog iets van je vrouw gehoord?'

'Ik ben bij haar geweest en er is me heel veel duidelijk geworden. Ook over jou ex trouwens.'
'Dat meen je niet. Vertel. Je maakt me nieuwsgierig.'
'Het is wel een heel verhaal, hoor.'

'Kom dan maar naar me toe. Ik zet de frituurpan vast aan, dan kunnen we gelijk een beetje eten.'
'Is goed.'

Sjoerd start, nog steeds overmand door frustraties, zijn auto en gaat op weg. Het duurt niet lang voor hij bij Joke is en vanuit de verte ziet hij al dat ze op hem staat te wachten. 

Hierdoor krijgt hij het gevoel dat er toch nog iemand is die aan hem denkt en dat doet hem heel erg goed. Daarom verzet hij zich niet als ze hem nogal innig omarmt en bijna mee naar binnen trekt.

'Ik heb een koud biertje voor je klaarstaan, want daar zul je zo onderhand wel aan toe zijn. Je klonk net namelijk behoorlijk wanhopig. Vertel. Wat heb je allemaal meegemaakt?'

'Ik ontmoette mijn buurman en die raadde me aan om toch weer met Tamara te gaan praten. Hij kon het zich namelijk niet voorstellen dat ons huwelijk op deze manier zou eindigen. Omdat ik hoopte dat hij het goed zag, heb ik zijn raad opgevolgd. Dat had ik echter beter niet kunnen doen.'

'Want? Mocht je niet naar binnen of wilde ze niet met je praten?'
'Ik ben gewoon naar binnen gelopen en daar kreeg ik de schrik van mijn leven. Daarom heb ik nu definitief besloten om te gaan scheiden.’

'Wat was er dan?'
'Tamara zat huilend op de bank met die ex van je naast haar. Als dat het enige was, had ik er, denk ik, nog niet zo'n probleem van gemaakt. Hij had echter zijn arm om haar heen en dat was voor mij de druppel.'

'Dat meen je niet. Wat een stelletje hufters. Nu begrijp je zeker ook wel waarom Tamara niet tegen dat nieuwe veld was?'
'Natuurlijk, ze wilde haar vriendje niet teleurstellen. Wist jij trouwens dat zij iets met elkaar hadden?'

De vorige afleveringen van het verhaal zijn terug te lezen op https://tekst-en-deco.nl/blog/clubliefde-waanzin-en-verdraagzaamheid-1

Het blijft even stil voor Joke antwoord geeft.
'Nee, dit is nieuw voor mij. Volgens mij heeft hij echter al veel vaker een liefje gehad. Ik schrik dus niet van je verhaal. Al had ik niet verwacht dat jouw vrouw voor hem zou vallen.’

'Ik had er ook nog nooit over nagedacht dat ze het met een ander aan zou kunnen leggen. Tjonge, wat is zij me tegengevallen.'
'Dat wil ik geloven. Wat ga je nu trouwens doen? Wil je echt scheiden?’

'Ja. Ze kwam me toen ik vertrok wel achterna om te vertellen dat er niets aan de hand was en ze nog van me hield, maar dat geloof ik niet. Volgens mij was dat namelijk alleen omdat ze ervan baalde dat ik hen had betrapt.'

'Ik denk dat je gelijk hebt en zou me trouwens ook niet meer over laten halen om weer te gaan praten en het verleden te vergeten.'
'Dat zou wel heel dom van me zijn.'

'Nou, zeg dat. Je blijft vannacht maar lekker hier slapen en morgen regel ik een afspraak voor je bij ons op kantoor. Hoe eerder je gescheiden bent hoe beter het is. Ik heb alleen geen logeerbed, maar weer eens een kerel naast me is ook heerlijk.'

'Ik ga wel op de bank.'
'Ben je bang voor me?'
'Nee, maar ik wil geen dingen doen waar ik later spijt van krijg.'
'Nou, dan zien we nog wel wat we doen. Laten we het eerst maar een beetje gezellig voor elkaar maken.'

Sjoerd krijgt opeens het gevoel dat hij een grote fout aan het maken is, maar na een paar biertjes wordt dat  langzaam minder. 

Het grote probleem blijft natuurlijk dat ze hem zeer waarschijnlijk zal proberen te verleiden en daar wordt hij gedurende de avond steeds zekerder van. Gelijk na het eten komt ze namelijk al naast hem op de bank zitten en ongemerkt kruipt ze steeds iets dichter tegen hem aan. 

Na een uurtje drukt ze hem zelfs een voorzichtige zoen op zijn wang. Eerst wil hij zeggen dat hij hier niet van gediend is, maar dan bedenkt hij zich. Als hij ongezellig gaat doen, is hij met wat pech namelijk zijn onderdak voor vannacht kwijt en één zoentje is ook weer niet zo heel erg.

Joke laat het hier echter niet bij en begint zich steeds meer aan hem op te dringen. Daarom besluit hij er tegen een uur of half elf toch iets van te zeggen.
'Ik hoop niet dat je het heel erg vindt, maar ik ben hier alleen gekomen vanwege het onderdak dat je me bood en verder nergens om.'

'Wat bedoel je daarmee?'
'Dat begrijp je heel goed. Je bent me namelijk voortdurend aan het zoenen en zit continu aan me. Hoewel ik heel goed besef dat jij je al een tijdje eenzaam voelt, ben ik daar namelijk niet van gediend. Je zult hier dus mee moeten stoppen, want anders ga ik weg.'

'Doe niet zo kinderachtig man. Je kunt toch beter een gezellige avond en nacht met mij hebben dan alleen in je auto gaan liggen slapen. Waarom doe je  trouwens zo raar? Vind je me niet aantrekkelijk? Of hoop je soms nog dat je weer bij je vrouw terug mag komen? Vergeet dat maar gerust, hoor, Dat rare mens ligt namelijk nu met mijn ex te flikflooien.'

Deze laatste opmerking snijdt Sjoerd door merg en been. Ondanks dat hij hier zelf ook de hele avond al over denkt, vindt hij het namelijk verschrikkelijk dat zij dit zegt. Dat ze Tamara een rare vrouw noemt, kan hij helemaal niet hebben en daarom vliegt hij woest overeind.

'Ten eerste weet jij helemaal niet of zij momenteel met elkaar in bed liggen en ten tweede is zij zeker niet raar. Dat het tussen ons mis is gelopen ligt namelijk net zo goed aan mij als aan haar.'

'Je hoeft niet zo te schreeuwen. Lekker ondankbaar mannetje ben je trouwens. Ik help je, vang je op, geef je eten en nu krijg ik dit.'
'Je hoeft niet zo zielig te doen, want je hebt alles alleen uit eigenbelang gedaan.'

'Waarom ga je niet weg als je zo over me denkt?'
'Ik ben al weg.'
'Denk maar om je rijbewijs. Je hebt immers al een mooi beetje bier op.'
Sjoerd geeft geen antwoord, maar loopt zwijgend naar buiten. Hij beseft heel goed dat het dom is om nu met de auto te gaan rijden, maar ziet het niet zitten om vannacht voor het huis van Joke te blijven staan.

Daarom besluit hij een risico te nemen en via een sluipweggetje naar het bos te rijden. Hij heeft geluk, want hij wordt niet aangehouden en ziet verder ook niemand. Hierdoor parkeert hij zijn auto even later met een opgelucht gevoel op een stil bospad. 

Daar zit hij eerst even voor zich uit te kijken, maar door het bier en zijn extreme vermoeidheid valt hij al  snel in slaap. Hij slaapt, mede door dit alles, ook nog eens enorm vast, maar toch duurt het niet heel lang voor hij iets meent te horen.

Hij heeft echter geen flauw idee wat er aan de hand is. Pas als hij iemand luid hoort schreeuwen, schrikt hij echt wakker en het eerste waar hij aan denkt is dat er een politieagent of een boswachter staat. 

Als hij om zich heen kijkt, begint zijn hart echter als een wilde te bonzen. Hij ziet Tamara namelijk staan en daarom gooit hij met een vaart het portier van zijn auto open.
'Hoi. Wat doe jij hier? Is er iets met Patrick? Hoe wist je dat ik hier was?'

Zijn vrouw lijkt wel iets te willen zeggen, maar heeft zichzelf niet meer onder controle en zakt huilend op de grond neer. Dit tot grote verwondering van Sjoerd, die niets anders weet te doen dan naast haar te gaan zitten en zijn arm om haar heen te slaan. 

Intussen denkt hij koortsachtig na wat er kan zijn, maar er wil hem niets te binnen schieten. Hij is er namelijk nog steeds vast van overtuigd dat ze een ander heeft en daarnaast kan hij zich niet voorstellen dat ze zomaar huilt,

Als Tamara op een gegeven moment haar emoties een beetje onder controle heeft, begint ze te praten.
'Ik heb de hele avond voor Jokes huis staan wachten en diverse keren op het punt gestaan om aan te bellen en je te vragen of je met me wilde praten. Ik was alleen bang dat ik het daarmee nog erger zou maken en daarom heb ik niets gedaan. Toen je naar buiten kwam, was ik echter dolgelukkig. Dat was namelijk een teken voor mij dat je in ieder geval niet voor haar had gekozen. Helaas reed je naar het bos en daarom ben ik naar huis gegaan, want ik durfde je niet achterna. Thuis had ik echter geen rust en daarom ben ik je, ondanks dat ik doodsbang was in het donker, toch weer gaan zoeken.’

Het blijft even stil, want Sjoerd heeft geen idee wat hij moet zeggen. Omdat hij nu wel een vermoeden begint te krijgen waarom ze hem achterna is gekomen, besluit hij eerlijk tegen haar te zijn.

'Tamara, er is zoveel gebeurd en ik wil je zoveel vertellen dat ik niet weet waar ik moet beginnen.'
'Dat begrijp ik. Ik wil ik je trouwens zeggen dat ik heel veel van je hou en een enorme puinhoop van ons huwelijk heb gemaakt.'

'Volgens was dat net zo goed of nog meer mijn  schuld.’
'Ga je dan mee naar huis? Ik heb namelijk heel veel met je te bespreken. Over ons, maar ook over de aanleg van dat voetbalveld.'
'Natuurlijk ga ik met je mee. Heel graag zelfs. Zal ik je fiets maar in de kattenbak doen?'

'Alsjeblieft.'
'En wil jij rijden? Ik heb namelijk gedronken en wil, zeker nu, niet aangehouden worden.'
'Prima.'

Een paar minuten later rijden ze al, met een hoofd vol gedachten maar met weer behoorlijk wat vertrouwen in de toekomst, richting huis. Als ze daar zijn, kan Sjoerd zijn nieuwsgierigheid echter niet langer bedwingen.

‘Je hebt nu meerdere keren gezegd dat je me niet de deur had moeten wijzen en ik ben er vast van overtuigd dat je dit meent. Ik ben echter wel heel benieuwd waarom je het dan hebt gedaan en spaar me alsjeblieft niet. We moeten namelijk nooit meer in deze ellende verzeild maken en daarom wil ik de fouten die ik nu heb gemaakt niet nog eens maken.'

'Ik zal zo eerlijk tegen je zijn, maar ga eerst even een bakje koffie zetten en een pak koeken openmaken of hoef je niet?'
'Jawel. Graag zelfs.'

Tamara loopt naar de keuken en is een paar minuten later terug met twee dampende bekers koffie en voor ieder een grote koek.
'Het is een heel verhaal en het kan best moeilijk te volgen zijn, maar dan moet je het zeggen.'
'Goed.'

'Nou, dan begin ik. Vanaf het moment dat we de eerste keer over de aanleg van dat veld hoorden, ben je heel erg veranderd. Tenminste dat vind ik. Je denkt namelijk alleen nog aan protesteren en kan bijna nergens anders meer over praten. Ik heb altijd gedacht dat je erg overdreef, want ik kon me niet voorstellen dat de gemeente en de voetbalclub een spelletje met ons speelden. Omdat ik daardoor vaak een andere mening had dan jij, kregen we steeds vaker ruzie. Verder zag ik heel erg tegen de toekomst op, want ik voorzag veel problemen met zowel de buurt als de mensen van de club. Als jij meent dat je onrecht aangedaan wordt, buig je immers voor niemand. Wil je trouwens nog koffie?'
'Ja, graag. Zal ik het even pakken?'
'Best.'

Als Sjoerd terug is met de koffie, gaat Tamara verder met haar verhaal.
'Het ergste vond ik je omgang met Joke. Ik zal jaloers zijn geweest, maar had vanaf het eerste moment al het gevoel dat zij je alleen hielp omdat ze wat van je wilde.'

Sjoerd knikt en valt zijn vrouw in de rede.
'Je hebt het meerdere keren gezegd, maar destijds vond ik het gezeur van je. Vanavond heb ik echter ervaren dat je altijd gelijk hebt gehad, maar ga verder met je verhaal.'

'Mooi, dat we het daar in ieder geval al over eens zijn. Nu weet ik gelukkig dat ik me zorgen om niets heb gemaakt, maar ik dacht echt dat zij ons huwelijk naar de knoppen aan het helpen was. De druppel was trouwens het moment dat Patrick huilend uit school kwam en jij even later werd gearresteerd. Hierdoor verloor ik namelijk ook het laatste beetje vertrouwen wat ik nog in ons huwelijk had en heb ik je de deur gewezen. Daar had ik alleen weer vrij snel spijt van en daarom ben ik je uiteindelijk vanavond in het bos gaan zoeken.'

Omdat hij meent dat Tamara uitgepraat is, begint Sjoerd nu met zijn verhaal.
'Ik begrijp je en besef dat ik de laatste tijd veel te veel aan het veld en veel te weinig aan jullie heb gedacht. Dat was natuurlijk een enorme fout van me en daarom beloof ik je dat dit vanaf nu gaat veranderen. Met ingang van vandaag komen jullie namelijk weer op de eerste plaats en ver daarna pas dat veld.'

Sjoerd staat op om Tamara te omhelzen, maar zij weert hem af.
'Je begrijpt me niet goed. Ik wil namelijk dat je niet minder, maar juist nog veel fanatieker gaat protesteren en ik doe met je mee.'

Sjoerd kijkt enorm verbaasd.
'Want?'
'Die ex van Joke had een nieuwtje voor me en daarmee heeft hij me goed wakker geschud.'

'Vertel.'
'Hou je vast. Die grond achter de kantine is niet alleen van de wethouder, maar de vereniging is er ook voor de helft eigenaar van. Zoals Joke al zei, heeft het een agrarische bestemming en gaan ze dat wijzigen als het nieuwe veld hier naast ons huis ligt. Plus dat die camping waar ze het over had er ook komt. Daar gaat de wethouder echter niets mee doen, maar die wordt verkocht aan de hoogste bieder. Natuurlijk brengt zoiets veel meer op dan een kaal stuk weiland en dat geld gaat de club gebruiken om een tribune bij het nieuwe veld te bouwen. Als we het niet tegen kunnen houden, zitten we dus binnenkort iedere dag tegen een groot bouwwerk aan te kijken.'

'En dat heeft die penningmeester allemaal verteld?'
'Ja en hij ging zelfs nog verder, want blijkbaar heeft de gemeente ook serieuze belangstelling voor onze woning en volgens hem wilden ze er heel goed voor betalen.

Het blijft even stil, want Planters is stombeduusd van alles wat hij heeft gehoord.
'Wat een stelletje verschrikkelijk minne rotzakken. Waarom zou die vent je dat trouwens allemaal verteld hebben? Ik neem toch aan dat zowel de gemeente als de vereniging liever niet heeft dat hier zo openlijk over gesproken wordt. Wat kwam hij hier eigenlijk doen?
Je kent hem toch helemaal niet?'

Tamara begint te grijnzen.
'Hij zei te komen omdat hij niet wilde dat Patrick vanwege de problemen zou stoppen met voetballen, maar dat heb ik je volgens mij al verteld. Achteraf denk ik echter dat hij niet eerlijk is geweest en, nadat hij gehoord had dat jij weg was, ook andere bedoelingen kreeg.'

'Waarom denk je dat?’
'Omdat hij me, toen ik begon te huilen, op een nogal overdreven manier probeerde te troosten. Andersom zou ik in zo’n situatie een zekere afstand hebben gehouden, maar dat deed hij dus niet en dat heb je trouwens gezien. Daarom denk ik dat hij niet voor Patrick, maar voor mij hier kwam. Zeker omdat hij me ook alles over zijn scheiding van Joke heeft verteld.'

'Wat een schurk. Heb je nog laten merken wat je van hem vond?'
'Nee. Ik had namelijk heel sterk het gevoel dat alles wat ik zei, ooit een keer tegen ons gebruikt zou worden. Nadat jij geweest was, heb ik hem trouwens zo snel mogelijk de deur uitgewerkt. Hij zei nog wel eens terug te komen, maar dat doet hij vast niet. Zeker niet als hij merkt dat wij weer bij elkaar zijn, want je blijft nu toch thuis?'
’Natuurlijk.’

Nadat ze even de tijd hebben genomen voor een knuffel en Tamara naar de keuken is geweest om limonade te halen, vervolgen ze hun gesprek.
'Allereerst mijn complimenten. Je hebt het heel goed gedaan. Hem laten praten en zelf weinig tot niets zeggen, maar wil je me echt gaan helpen met protesteren?’

’Jazeker. Zowel de vereniging als de gemeente verdient het namelijk om met de grond gelijk gemaakt te worden en dat gaan we doen ook. Ze kunnen wat mij betreft dus hun borst natmaken.'

'Heel fijn dat je er zo over denkt, maar hoe zouden we dat nu het beste aan kunnen pakken? Als we allerlei dingen gaan roepen, moeten we dat namelijk wel kunnen bewijzen.’                

'Daar heb je gelijk in. Ik vraag me trouwens af of de rest van het bestuur van Oranje Wit dit hele verhaal ook kent en zou de gemeenteraad wel op de hoogte zijn?'

'Dat weet ik niet. Aan de ene kant denk ik dat ze zulke dingen met elkaar hebben besproken. Al kan ik me eigenlijk niet voorstellen dat ze het bij de gemeente en de club allemaal met deze praktijken eens zijn. Zullen we trouwens maar gaan slapen? Anders staan we morgen de hele dag te tollen op onze benen.'

'Mee eens en we zetten geen wekker. Patrick is bij zijn vriendje, dus laten we eerst maar eens goed bijslapen. Ik kan wel bijna niet wachten om de hele wereld te laten weten welke spelletjes er rondom dat veld worden gespeeld, maar rust is nu even belangrijker. Plus dat ik er zo lang mogelijk van wil genieten dat je  bij me slaapt, want ik zag er enorm tegenop om alleen naar bed te gaan.'

Omdat het tweetal hun gevoelens weer laat spreken, zitten ze nog een heel tijdje zwijgend en met harten vol liefde bij elkaar. Na de zoveelste intense zoen, lopen ze echter hand in hand de trap op naar boven. 

Als ze in bed liggen, hebben ze eigenlijk nog meer amoureuze plannen. Ze worden echter verslagen door de slaap en daarom liggen ze een paar minuten later allebei al te ronken van vermoeidheid.

Doordat ze blijkbaar veel slaap in te halen hebben, is het de volgende dag al ruim twaalf uur geweest voor ze bijna tegelijk wakker worden. 

'Lekker geslapen schoonheid of heb je veel gedroomd?'
'Ik heb je wel een paar keer zwetend uit je auto getrokken, maar verder ging het prima.'

'Gelukkig. Nogmaals sorry voor dat gedoe in het bos.'
'Je hoeft je niet te verontschuldigen, want we hebben allebei evenveel schuld aan de problemen en we gaan ze nu ook samen oplossen. Zullen we daarom maar opstaan?'

'Mee eens. Ga jij je maar douchen, dan ga ik naar beneden om een heerlijk ontbijtje voor ons klaar te maken.'
'Heerlijk. Dat heb je in tijden niet gedaan.'
'Een goede reden om er dan maar weer eens mee te beginnen.'

Als ze ontbeten hebben en Sjoerd zich gedoucht heeft, gaan ze op de bank zitten praten over hoe ze hun protest verder aan gaan pakken.
'Ik zie nieuwe interviews met die krantenmannen niet zo zitten en hoef voorlopig ook geen tv mensen meer te zien. Tot op heden hebben we aan al dat gedoe namelijk nog niets gehad.’

'Mee eens, Sjoerd. Die lui komen alleen maar voor de sensatie.'
'Dat vind ik ook en verder lijkt het me trouwens handig om die  wethouder voorlopig even links te laten liggen.'

'Mee eens, maar wat gaan we dan wél doen?'
'Zullen we een gesprek met de burgemeester aanvragen?'
'Als hij met ons wil praten.'
'Waarom niet?'

Sjoerd wil nog meer zeggen, maar zwijgt. Ze zien namelijk een witte Audi het pad naar hun huis oprijden en kijken elkaar daarom verbaasd aan.
'Heb jij met iemand afgesproken?'
'Nee en zeker niet hier, want tot gisteravond laat was ik er zeker van dat ik hier nooit meer zou wonen.'

'Dat begrijp ik.'
'Zal ik gaan kijken wie er is?'
'Doe maar. Mensen van de krant laat je maar aan de deur staan, hoor.'

'Natuurlijk. Loop anders even mee naar de deur. We
zijn immers man en vrouw en volgens mij meer een stelletje dan we in tijden zijn geweest.'
'Dat zeg je heel mooi, maar het is wel zo. Ik loop met je mee.'

Als ze bijna bij de deur zijn, zien ze dat er iemand uit de auto stapt en daarom lopen ze meteen door naar buiten. Daar kijken ze elkaar opnieuw verbaasd en ook wat geschrokken aan. Ze herkennen namelijk de burgemeester.

'Wat zou die komen doen?', fluistert Sjoerd.
'Zeker weer over dat veld zeuren.'
'Zou het?'
'Wat moet hij anders hier?'

Omdat de burgemeester dichterbij komt, staken ze hun gesprek.
'Goedemiddag heer en mevrouw Planters. Ik wil graag even met jullie praten. Schikt dat?'

Tamara en Sjoerd kijken elkaar aan en begrijpen zonder woorden wat de ander denkt.
'Dat is goed, burgemeester. Kom binnen, zou ik zeggen. Mijn vrouw heeft vast nog wel een kopje koffie voor u.'
'Natuurlijk. De Senseo is gewillig, hoor.'

Als ze in de kamer zitten, vertelt de burgemeester  al snel waar hij voor komt.
'Nou en hoe is het hier? Ik hoor dat jullie de laatste tijd nogal wat problemen hebben.'

Sjoerd denkt even na en besluit dan niet om de feiten heen te draaien.
'Tja, soms kom je buiten je schuld zomaar in de grootste ellende.'
'Hoe bedoelt u dat, meneer Planters?'
'Volgens mij vraagt u nu naar de bekende weg.'

'Niet helemaal, maar ik kom jullie wel een schitterend aanbod doen. Ik wil jullie namelijk grond aanbieden, waar een nieuwe woning inclusief bedrijf op gebouwd kan worden. Op die manier krijgen jullie alles nieuw en voor een prikkie, want we bieden de grond aan voor de helft van de prijs. Plus dat wij een meer dan goed bod op dit perceel willen doen.'

'En dat allemaal omdat we dan geen bezwaar meer  tegen de komst van dat nieuwe veld maken?'
'Ten dele, maar vooral omdat we graag tevreden burgers willen hebben en ik begrijp dat jullie dat op deze locatie niet meer zijn.'

Tamara bemoeit zich nu ook met het gesprek en komt nogal heftig uit de hoek.
'Wat kletst u nou? Wij zijn hier dolgelukkig en het maakt jullie trouwens helemaal niets uit hoe wij ons voelen. Jullie denken namelijk alleen aan geld en hoe je jullie vriendjes zoveel mogelijk kunt helpen.'

'Dat is een nogal grove beschuldiging, mevrouw.'
'Weet ik, maar het is wel de waarheid. We weten namelijk alles van de praktijken op het gemeentehuis.'
'Ik hoor graag wat u bedoelt.'
'Dat zal ik u vertellen, maar ook dat wij nooit en te nimmer gaan verhuizen.'

Omdat Tamara beseft dat ze beter een beetje rustig kan blijven, loopt ze eerst even met een smoesje naar het toilet en dat helpt. Als ze terugkomt, zegt ze de burgemeester namelijk zonder een greintje emotie alles wat ze op haar hart heeft. 

De ervaren man lijkt echter totaal niet onder de indruk van haar woorden te zijn.
'U durft wel iets te zeggen, mevrouw Planters.'
'Daar is geen lef voor nodig, meneer. Het is namelijk de waarheid en die mag gezegd worden.'

'Dat zegt u, waar wie geeft mij de garantie dat u niet alles verzonnen heeft?'
'Ziet u mij daar voor aan?'
'Niet direct, maar in mijn werk moet je overal rekening mee houden. Mag ik trouwens weten hoe u aan deze informatie komt? Ik hoor dit vandaag namelijk voor het eerst.'

Het blijft even stil, want Tamara vermoedt dat de burgemeester het verhaal wel kent en weet ook niet of ze de penningmeester moet verraden. Omdat zwijgen evenmin een optie voor haar is, speelt ze echter toch open kaart.

'Door de ellende rondom dat veld, hebben mijn man en ik het samen even wat moeilijk gehad. In die tijd stond de penningmeester van Oranje Wit opeens op de stoep en die vertelde het. Het is dus geen verzinsel van me en we laten het er zeker niet bij zitten.’

De burgemeester begint wat onrustig op zijn stoel heen en weer te schuiven.
'Jullie moeten weten dat de gemeente soms andere belangen heeft dan haar burgers, maar daar wordt uiteindelijk iedereen beter van. Ik vraag u daarom met klem om dit verhaal stil te houden, want bij negatieve publiciteit is niemand gebaat. De gemeente niet, de voetbalvereniging niet en jullie ook niet.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar stomverbaasd aan en moeten moeite doen om zich te beheersen.
'Meent u echt wat u net zei?'
'Jazeker, want ik kom hier niet om grapjes te maken.'

'Dat begrijp ik, maar verwacht u nu echt dat wij hiermee akkoord gaan?’
‘Waarom niet? Het is namelijk voor iedereen het beste om er verder over te zwijgen.'

'Ja, dat zal. Wij onze mond houden en de gemeente en de voetbalclub een financiële klapper laten maken.'
'Jullie worden er ook niet minder van en we kunnen het bod op jullie woning eventueel nog wat verhogen.’

'Dat laatste is niet nodig, want mijn vrouw en ik hebben onze beslissing al genomen.’
'Vertel.'
'Wij nemen zo spoedig mogelijk contact op met mensen van de provincie om deze zaak aan ze voor te leggen. Wij gaan dus niet met uw voorstel akkoord en vragen u om te vertrekken. We hebben altijd veel respect voor u gehad, maar dat heeft u met uw achterbakse verhaal compleet verspeeld.'

'Mensen neem geen overhaaste beslissing.'
'U hebt me gehoord, burgemeester. We zien u waarschijnlijk nog wel een keer in de rechtszaal, maar verder zullen we u zoveel mogelijk ontlopen.'

De burgemeester wil nog wat zeggen, maar Sjoerd en Tamara lopen naar de deur en daaruit maakt de man blijkbaar op dat hij beter kan vertrekken. 

Als hij weg is, loopt het tweetal terug naar de kamer om daar aan tafel te gaan zitten.
'En nu?'
'Wat een gedoe of niet? Het enige verstandige is volgens mij om vandaag nog contact te zoeken met iemand van de Provincie.'

'Dat ben ik met je eens, maar met wie?'
'Hier in het dorp woont er één, maar die is van dezelfde politieke partij als de burgemeester en de wethouder en dat schiet dus niet op. Die heren zullen elkaar namelijk altijd helpen. Zou op internet niets te vinden zijn?'

'Zullen we samen even kijken?'
'Best. Laten we het gelijk maar doen, want hoe eerder we alles aan het rollen hebben des te beter het is.'
'Helemaal mee eens. Daar komt trouwens Fred van Deurningen aan.'
'Wie is dat dan?'
'Hij is secretaris van de voetbalclub.'

'Zou hij ook nog een poging willen wagen om ons op andere gedachten te brengen? Als dat zo is, zijn het wel doorzetters.'
'Zal ik hem wegsturen?'

Sjoerd denkt even na.
'Nee, misschien is het juist slim om hem binnen te laten. Wie weet immers welke informatie hij weer voor ons heeft. Die lui zijn namelijk behoorlijk loslippig.'
'Je hebt gelijk. Zet de koffie dan maar vast aan.'

Terwijl Tamara naar de deur loopt, zet Sjoerd de Senseo aan en een paar tellen later komt de secretaris de keuken binnenlopen.
'Hallo Van Deurningen. Wat brengt u hier?'

'Dag Planters. Het leek me goed om even met jullie te komen praten over de gang van zaken rondom dat veld. Ik denk namelijk dat het de hoogste tijd wordt om de echte waarheid te vertellen.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar met grote ogen aan, want deze opening van het gesprek hadden ze niet verwacht en blijkbaar heeft de man hun door.
'Ik zie jullie verbaasd kijken.’

Dat klopt. Jullie penningmeester is hier namelijk al geweest om zijn verhaal te doen en de burgemeester rijdt net weg. We vragen ons dus af wat u nu komt vertellen.’
’Ik kom om eerlijk te zijn, maar niet uit naam van de voetbalclub.’

Planters kijkt de man met een gefronste blik aan.
'Waarom niet?'
'Omdat ik sinds gisteravond geen lid meer van het bestuur ben. We hadden namelijk een verschil van mening over het gevoerde beleid rondom dat veld en het resultaat is dat ik per direct ben gestopt. Ik heb een brief geschreven waarin ik alles uitleg en die gaat deze week naar alle leden, maar ik ben nu hier om jullie openheid van zaken te geven.'

'Waarom?'
'Nou, meneer Planters. U en uw vrouw worden namelijk op een schandalige manier bedrogen.'
'Dat idee hadden wij al, maar we weten niet goed wat we met de verhalen van de penningmeester en de burgemeester moeten. Daarom hebben we het plan om contact te zoeken met iemand van de provincie en zijn we erg nieuwsgierig naar uw verhaal.'

'Dat begrijp ik. Zal ik dan maar beginnen? U krijgt mijn verhaal trouwens ook op papier, zodat u er dus mee naar de provincie kunt gaan.'
'Dat is mooi. Bedankt vast.'

Als de man begint te praten, kijken Sjoerd en Tamara elkaar al snel veelbetekenend aan. Hij vertelt namelijk exact hetzelfde verhaal als de penningmeester. Als hij bijna uitgesproken is, komt hij echter nog met knallend nieuws.

'Jullie weten dus al dat de gemeente heel graag jullie woning en grond wil kopen. Het belangrijkste hebben ze echter niet verteld.’
‘En dat is?’
‘Dat ze een onteigeningsprocedure op gaan starten als jullie niet op hun voorstellen ingaan.'

'Die burgemeester valt me nog veel meer tegen dan hij tot nu toe al deed. Wel met een zak gemeenschapsgeld komen om zijn zaakjes te regelen, maar niet het lef hebben om eerlijk over dat onteigenen te zijn. Wat willen ze trouwens met onze grond doen?'

'Ze willen hier een nieuwe kantine bouwen en een deel van de parkeerplaats hierheen verplaatsen. De ruimte die daardoor vrij komt, wordt bij de nieuw aan te leggen camping getrokken. Die wordt daardoor dus groter en nog meer waard en dat is natuurlijk erg aantrekkelijk voor ze.’

Planters loopt even naar de keuken om alles te verwerken, maar is al snel weer terug.
'Bedankt voor uw verhaal. Op het gedeelte over onze woning na, heb je hetzelfde gezegd als jullie penningmeester en daarom weet ik nu zeker dat er smerige spelletjes met ons worden gespeeld.'

'Mooi dat u dit beseft, maar de penningmeester zal zijn verhaal wel niet meer willen bevestigen.'
'Want?'
'Hij heeft een topbaan gekregen bij de projectontwikkelaar die de grond voor de camping zeer waarschijnlijk gaat kopen. Daarnaast heeft hij blijkbaar sinds kort iets met de zus van de wethouder.'

Er schiet Sjoerd opeens iets te binnen.
‘Jullie hebben het over een camping, maar is daar al wel een vergunning voor? Ik heb daar namelijk nog nergens iets over gelezen.’

Van Deurningen begint wat wrang te lachen.
'Dat is allemaal voor elkaar, maar het klopt dat u er niets over gelezen hebt. Ze hebben zowel de aanvraag als het verstrekken van de vergunning namelijk buiten de publiciteit gehouden. Als ik vertel wie die projectontwikkelaar is en onder welke voorwaarden hij het object koopt of al heeft gekocht, knappen jullie trouwens helemaal uit jullie vel.'

Sjoerd en Tamara kijken de man nieuwsgierig en gespannen aan, want ze beseffen dat er nu nog een veel grotere verrassing boven tafel komt.
'Het gaat om de broer van onze voorzitter. Je weet wel, die kerel die sinds een paar jaar in de gemeenteraad zit. Hij heeft al meerdere banen gehad en is nu dus projectontwikkelaar. Ze zijn een gespreide betalingsregeling met hem overeengekomen en hij heeft zijn eigen woning aan de gemeente verkocht. Hij woont namelijk op die kruising bij de PLUS en daar willen ze een rotonde aanleggen. Verder vermoed ik dat er met de prijzen is gerommeld, maar dat weet ik niet zeker.'

'Waarom denkt u dat?'
'Nou mevrouw Planters, normaal worden bedragen altijd bekendgemaakt tijdens de vergadering. Dit keer deed men er echter enorm wazig over en stelde men dat er uit privacy overwegingen zo min mogelijk mededelingen werden gedaan. Het bedrag zal natuurlijk wel in de boeken moeten komen, maar waarschijnlijk weten ze ook daar wel een oplossing voor te vinden.’

Het blijft even stil als de secretaris is uitgesproken en dat is voor de man een reden om op te staan.
'Ik ga en hoop dat jullie iets aan mijn verhaal hebben.'

'Mijn vrouw en ik waren dus al van plan om contact op te nemen met iemand van de provincie en dat gaan we nu zeker doen.’
‘Heel verstandig. Ik raad jullie trouwens aan om  sowieso niet zelf naar de gemeente te gaan. Die lui spelen namelijk allemaal onder één hoedje en daar kom je als burger nooit doorheen.'

'Heeft u een tip wie we van de provincie het beste  kunnen benaderen?’
'Ik zou mevrouw Luiten uit Zelderen bellen. Zij is bijzonder actief, komt hier uit de buurt en heeft niets met de partijen uit onze gemeenteraad te maken.'

'Bedankt voor het advies. Haar telefoonnummer zal wel ergens te vinden zijn en ik ga vandaag nog contact met haar opnemen.’

Als Van Deurningen even later wegrijdt, kijkt Sjoerd zijn vrouw met een gezicht vol frustraties aan.
'En nu?'
'Doorzetten. Ik zal het nummer van die mevrouw Luiten voor je opzoeken, zodat je haar kunt bellen om op korte termijn een afspraak te maken.'

Als ze verder praten, blijkt dat Tamara echt is veranderd.
‘Als we haar in de arm nemen, is de kans groot dat we het hele dorp op onze nek krijgen.'

'Dat moet dan maar, Sjoerd. Desnoods gaan we op den duur verhuizen, maar deze spelletjes mogen we niet tolereren.'
'Ik ben het met je eens, maar besef wel wat je zegt. Jij wilde namelijk nooit ruzie met de buurt, de mensen uit het dorp en de club.'

'Weet ik, maar dat is verleden tijd. Door alles wat er is gebeurd, heb ik nog maar één doel en dat is ervoor te zorgen dat het recht zegeviert. Bel dus maar zo snel mogelijk.'
'Doe ik.'

Het telefoonnummer van de gedeputeerde is vlug gevonden en daarom wachten Sjoerd en Tamara in grote spanning op wat er gaat komen.

Eerst lijkt mevrouw Luiten niet thuis te zijn, maar dan neemt ze toch op.
'Met mevrouw Luiten.'
'Hallo. U spreekt met Sjoerd Planters. Wij hebben grote problemen met de gemeente en harde bewijzen dat men een spelletje met ons speelt. Zouden we daarom een afspraak met u kunnen maken om de zaak aan u voor te leggen? Graag op korte termijn, maar we weten natuurlijk niet hoe u met uw tijd zit.'

'Als gedeputeerde hoor ik altijd tijd te hebben voor mijn werk en dat heb ik ook. Ik wil alleen wel graag weten wat jullie probleem is, want ik word soms gebeld voor de grootste onzin en daar besteed ik mijn tijd liever niet aan.'
'Dat begrijp ik en daarom zal ik u zo kort mogelijk uit proberen te leggen waar het om gaat.'

Het verhaal van Sjoerd maakt blijkbaar nogal wat indruk op de vrouw. Als hij uitgesproken is, blijft het namelijk heel even stil aan de andere kant van de lijn.
'Hallo mevrouw. Bent u daar nog?'

'Jazeker. Sorry dat ik even niets zei, maar ik ben nogal geschrokken van uw verhaal. Ik heb er onlangs wel iets van in de krant gelezen, maar dacht toen dat het om iemand ging die graag dwars wilde liggen. Dit is echter een enorm schrijnend gebeuren en daar moet iets aan gedaan worden. Kunnen we  daarom aan afspraak maken voor morgenochtend?'

'Jazeker.'
'Tien uur?'
'Is goed. Waar moeten we zijn?'
'Doe maar hier bij mij thuis. Ericaweg 48. Als er niet open wordt gedaan, moet u even om het huis heen lopen. De ingang van mijn kantoor zit namelijk aan de achterzijde.'
'Dat mag geen probleem zijn. We zijn er om tien uur. Tot morgen.'
'Ja, tot dan.'

Als Sjoerd de telefoon op tafel heeft gelegd, kijken hij en Tamara elkaar even zwijgend aan. Ze beseffen namelijk dat ze nu echt iets aan het rollen gaan brengen en niet meer terug kunnen. 

Binnenkort zal het hele dorp namelijk weten wat er is gebeurd en nog staat te gebeuren. Natuurlijk zullen er dorpsgenoten zijn die hun kant kiezen, maar anderen zullen zich tegen hen keren en dat kan best eens heel vervelend worden. 

Omdat Sjoerd vreest dat vooral Patrick hier de dupe van gaat worden, doet hij zijn vrouw een voorstel.
'Zullen we vast een ander huis gaan zoeken?’
'Ben jij nú bang voor de reacties van de mensen uit het dorp?'

'Voor mezelf niet, maar wel voor Patrick. Hij is immers nog een kind en zal gezien worden als het zoontje van die twee onruststokers.'
'Misschien heb je gelijk, maar volgens mij is het beter om, in ieder geval, voorlopig nog wel hier te blijven. Als we nu  gaan verhuizen, denken de mensen namelijk dat we vluchten en nemen ze ons niet meer serieus.'

Sjoerd knikt een keer en loopt zwijgend naar buiten. Wanneer hij daar ziet dat een makelaar uit het dorp foto's van zijn woning aan het nemen is, ontploft hij echter van woede.

Eerst wil hij naar de man toe rennen en hem verbieden om verder te gaan, maar opeens krijgt hij een idee. Daarom loopt hij snel naar binnen om zijn telefoon te pakken en daarmee maakt hij buiten een aantal foto’s van de makelaar. 

Die is daar natuurlijk verbaasd over en daarom komt hij naar Sjoerd toe.      
'Mag ik weten wat u aan het doen bent?'
'Als u mij dan ook vertelt wat u hier doet.'
'Ik ben in opdracht van de gemeente uw woning en grond aan het fotograferen en wil als ik daarmee klaar ben graag even bij u naar binnen om daar ook wat foto’s te kunnen maken.'

'Waarom?'
'Weet u dat niet?'
'Nee.'
'Dat is raar. Ik begreep namelijk van de ambtenaar dat u in onderhandeling met hen was om uw bezit te verkopen.'

'Goed dat u mij dit zegt en ik begrijp dat u alleen uw werk doet. Stop hier echter maar mee, want wij zijn niet in onderhandeling met de gemeente en dat zal nooit gebeuren ook.'

'Dat weet u zeker?'
'Ja en daarom verbied ik u hierbij om verder te gaan.'
'Prima, dan ga ik weer terug naar kantoor en zal ik de ambtenaar in kennis stellen van wat u mij hebt verteld.'
'Dat lijkt mij ook het beste.'

Sjoerd wacht even tot de makelaar weg is en loopt dan woedend naar binnen, waar Tamara de afwasmachine aan het leeghalen is.
'Wie was dat?'
'De makelaar. Hij kwam in opdracht van de gemeente ons huis op de foto zetten.'
'Waarom dat dan?'

Als Sjoerd zijn vrouw alles heeft verteld, staat ze hem even vol verbijstering aan te kijken.
'Het moet ook niet gekker worden. Je gaat hier de gemeente natuurlijk over bellen.'

'Dat was niet mijn bedoeling, want volgens mij heeft dat geen zin. Zij ontkennen immers toch alles en anders verzinnen ze wel één of ander smoesje of ze doen alsof ze van niets weren.'
'Wil je dit dan zomaar laten gebeuren?'

'Nee, zeker niet. Ik bel zo mevrouw Luiten om haar in te lichten en zal gelijk haar emailadres vragen, zodat ik mijn foto's kan doorsturen.'
'Ja, dat is wel slim.'

Als Planters met de gedeputeerde, die onderweg is,  aan de telefoon zit, weet ze van verbazing eerst even niets te zeggen. Ze is echter wel blij met de foto’s en  vertelt verder nog dat ze morgenmiddag met haar  fractie over de zaak gaat praten. Tot slot belooft ze Sjoerd meteen in te lichten als er nieuws is.

Door dit positieve gesprek, gaat Sjoerd met een opgeruimd gevoel aan het werk. Wanneer hij een uurtje later ziet dat de postbode het één en ander in de bus gooit en gaat kijken, is zijn goede bui echter snel verdwenen.

Als hij de post pakt, blijkt er namelijk een uitnodiging bij te zitten voor een, al eens uitgestelde, informatieavond over het nieuwe veld. Dit bezorgt hem gelijk al een vervelend gevoel en dat wordt bij het verder lezen nog erger. 

Er staat namelijk dat er ook gesproken gaat worden over de aankoop van omliggende percelen grond en woningen. Men schrijft zelfs dat er al wat afspraken met een paar verkopende partijen zijn gemaakt. 

Vooral het laatste maakt hem woest. Daarom loopt hij met grote stappen naar binnen om zijn vrouw in te lichten. Die is bezig in de keuken en heeft direct door dat er iets is.
'Waarom kijk je zo boos? Wat is er aan de hand?'
'Hier, lees dit maar eens.'

Hij drukt Tamara de brief in handen, maar is zo kwaad dat hij gelijk vertelt wat erin staat.
'Volgende week is er een avond waarop de gemeente en Oranje Wit informatie over dat nieuwe veld zullen verstrekken. Ze doen net of alles al voor elkaar is en verwachten blijkbaar veel belangstelling. Het is namelijk in de grote zaal van het Cultureel Centrum. Ik neem aan dat we voor die tijd de burgemeester of één van zijn hulpjes nog wel op bezoek zullen krijgen.'

Tamara leest ondanks de woorden van haar man de brief toch goed door en ook zij is woest.
'Ik denk dat ze ons hiermee onder druk willen zetten. Ze hopen natuurlijk dat wij op die avond komen en dan in het bijzijn van al die mensen wél overstag gaan.'

'Dan hebben ze mooi pech, want ik ga ons huis absoluut nooit aan hen verkopen.’
‘Ik sta achter je, maar wat doen we hiermee?’
'Kun jij die brief scannen?'

'Jawel, maar waarom?'
'Dan kunnen we hem naar mevrouw Luiten mailen om te horen wat zij hiervan zegt.'
'Dat is een goed plan. Ik doe het meteen.'

Als ze die brief hebben verzonden, gaat bijna gelijk Sjoerd zijn telefoon.
'Met Sjoerd Planters.'
'Hallo met mevrouw Luiten. Ik heb net jullie mail gelezen en kan me voorstellen dat je vrouw en jij woedend zijn.'

'Ja, dit slaat echt nergens op.'
'Mee eens. Gaan jullie naar die avond toe?'
'Daar hebben we het nog niet over gehad, maar het lijkt me zinloos. Wij worden immers toch niet serieus genomen en ik vraag me af of we wel de tijd krijgen om ons zegje te doen.'

'Ik stel voor om wel te gaan en dan samen met mij en misschien nog een of twee anderen van mijn fractie. Daar kan ik morgen echter meer duidelijkheid over geven en dan laat ik het ook weten.'
'Wat wilt u daar precies gaan doen?’

'Natuurlijk luisteren en kijken naar wat we te horen en te zien krijgen, maar ik vraag ook het woord en dat kunnen ze me met al die pers erbij niet weigeren. Zeker niet als ik ze heb verteld wie ik ben. Het kan dus best eens een heftig avondje worden, maar dat merken we vanzelf. Al moeten jullie me natuurlijk wel toestemming geven om over jullie te spreken.'

'Ik sta achter uw plan en ik zie mijn vrouw heftig knikken, dus zij ook.'
'Best, dan overleg ik morgen met mijn fractiegenoten en bel ik overmorgen om door te geven wat onze plannen zijn.'
’Akkoord.’

Als Planters zijn telefoon op tafel legt, kijkt hij zijn vrouw met een vragende blik aan.
'En nu?'
'Volgens mij kunnen we maar een ding doen en dat is rustig afwachten.'

'Oké, maar wat doen of zeggen we als vandaag de burgemeester of één van zijn volgelingen weer voor onze neus staat?'
'Aan die mogelijkheid heb ik nog niet gedacht, maar het is wel goed om daar even over te praten. Volgens mij moeten we trouwens nergens echt op ingaan en eerst wachten tot we mevrouw Luiten weer gesproken hebben.’

’Daar ben ik het mee eens. Laten we maar gewoon aanhoren wat die burgemeester of iemand anders te vertellen heeft?’
‘Ja, en dan geven we dat aan mevrouw Luiten door.’

'Dat lijkt me goed. Misschien maken we ons trouwens wel druk om niets en komt er niemand.'
'Dat kan, maar ik denk dat ze zich nog wel laten horen of zien. Als wij niet akkoord gaan, houden we de plannen namelijk op en daar zitten ze natuurlijk niet op te wachten.'
'We wachten het wel af.'
'Veel anders kunnen we niet.'

Sjoerd en Tamara kijken de rest van de dag om de paar minuten naar buiten om te zien of er iemand van de gemeente in aantocht is. Er komt echter niemand en dat verbaast hen zo, dat ze heel veel over de kwestie nadenken, maar er zo goed als niets over zeggen. Ze liggen in tegenstelling tot de laatste tijd zelfs vrij vroeg op bed.

Hierdoor zitten ze de volgende ochtend topfit aan de ontbijttafel en tellen ze de minuten af tot het tijd is om naar mevrouw Luiten te gaan. Net na negen uur zien ze echter een grote zwarte auto het erf op komen rijden.

Beide staan tegelijkertijd op om naar de deur te gaan en daar zien ze twee keurig geklede heren uitstappen. Als de mannen dichterbij komen, herkent Sjoerd ze opeens en dat zorgt voor een enorme explosie van woede bij hem.

‘Ik weet zo goed als zeker dat die ene vent een advocaat van de gemeente is en die andere zal dus ook wel zoiets zijn. Je zou zulke lui toch meteen met grof geweld van het erf jagen. Moet je die arrogante koppen van ze zien. Jammer dat mevrouw Luiten ze niet ziet.'

'Blijf alsjeblieft rustig, want aan ruzie of een scheldpartij hebben we op dit moment niets.'
'Ik doe mijn best.'
'Laat mij anders het woord maar doen.'
'Goed.'

'Goedemorgen mevrouw en meneer Planters.'
'Heren.'
'Mogen we even binnenkomen?'
'Vertel eerst maar wie jullie zijn en wat jullie komen  doen.'

'We zijn van de gemeente en willen het graag even met u over de naderende informatieavond hebben.'
'U bedoelt die avond over dat nieuwe veld?'
'Ja.'
'Mijn man en ik hebben weinig tijd, maar kom toch maar even binnen.'

Voor de heren in de kamer op de hen aangeboden stoelen gaan zitten, stellen ze zich eerst voor. 
'Mijn naam is Van Vleuten en ik ben juridisch medewerker van de gemeente.'
'En ik ben Bakker van het gelijknamige advocatenkantoor hier uit het dorp.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar even veelbetekenend aan, want ze vermoeden dat het komende gesprek het een en ander teweeg zal brengen.

Als de man van de gemeente het woord neemt, blijkt  al snel dat ze gelijk hebben.
'We komen praten over de plannen die de gemeente met de accommodatie van de voetbalclub heeft. Daarnaast willen we jullie een eenmalig voorstel doen voor wat betreft de aankoop van deze woning en de bijbehorende gebouwen en grond.'

Sjoerd voelt zich woedend worden door de zelfverzekerdheid die de man uitstraalt en besluit gelijk duidelijk te zijn.
'Dan zijn we snel uitgepraat. Wij leggen ons namelijk niet bij jullie plannen neer en verkopen ons huis nooit en te nimmer aan de gemeente. Het is dus zinloos om daar verder over door te praten.’

De advocaten kijken elkaar even aan, maar draaien vervolgens niet om de waarheid heen.
'Meneer Planters, we zullen eerlijk tegen u zijn. Het plan voor de aanpassingen van de accommodatie is klaar, maar u bent de enige betrokkene die er nog niet mee akkoord is gegaan. Als we alleen een nieuw veld aan wilden leggen, was dat nog niet het grootste probleem. De grond die op dit moment nog van jullie is, willen we echter gebruiken voor de bouw van een nieuwe kantine en uitbreiding van de parkeerruimte.'

Sjoerd wordt nu helemaal woest en schiet overeind.
'Wat, de grond die op dit moment nog van ons is? Dit alles hier is van ons en blijft van ons tot het moment dat wij besluiten om de boel te verkopen. Zet alle plannen dus maar gerust uit jullie hoofd, want het gaat niet door.'

De andere advocaat bemoeit zich nu ook met het gesprek.
'Ik denk dat u niet helemaal goed beseft wat de  juridische mogelijkheden van de gemeente zijn, meneer Planters.'

'Denk nu niet dat u ons iets nieuws kan vertellen, want wij zijn al lang op de hoogte van jullie onteigeningsplannen. We leven hier echter in een vrij land, waarin iedereen zelf mag beslissen wat hij met zijn eigendom  doet en daarom zullen we ons tot het uiterste blijven verzetten.'

'Meneer en mevrouw Planters, wees nu verstandig. Jullie kunnen blijven strijden, maar de kans dat burgers het van de overheid winnen, is nihil. Zeker als het, zoals nu, om het algemeen belang gaat. Verder neem ik trouwens aan dat jullie niet graag de zwarte schapen van dit dorp willen worden.’

De woorden van de man en zeker de toon waarop hij ze uitspreekt, zorgen ervoor dat Sjoerd begint te trillen van woede en zich niet meer kan bedwingen. Hij vliegt daarom overeind en stuift, hoewel Tamara schreeuwt dat hij kalm moet blijven, op de mannen af.

'Eruit jullie. Lelijke, smerige achterbakse dictators. Wat denken jullie wel? Eerst eerzame burgers bedriegen met gelogen verhalen en hen dan ook nog eens hun geliefde woning afnemen. Jullie moeten je diep schamen dat je zo met je medemens omgaat.'

Sjoerd wil nog veel meer zeggen, maar kan er van kwaadheid geen woord meer uit krijgen. Als de ene advocaat, nadat hij en zijn collega snel naar de deur zijn gelopen, nog iets zegt, vliegt hij echter woedend op hem af. 

Hij krijgt alleen geen kans om de man iets aan te doen, want Tamara weet zich met een enorme sprong tussen hen in te werpen.
'Kom Sjoerd. Niet doen.'

Dit lijkt echter tegen dovemansoren gezegd, want haar man is compleet door het dolle heen. Daarom doet ze met haar ene hand de deur open om de mannen uit te laten en houdt ze met haar andere hand Sjoerd tegen. 

'Gebruik je verstand nu. Het helpt je niets om die kerels aan te vliegen, want ze bellen de politie en dan heb je nog veel meer gedoe. Plus dat het in de krant komt en dat maakt onze positie in de strijd om dat veld alleen maar zwakker.'

Tamara, die kerels zijn onmensen en moeten zich diep schamen dat ze zo met ons omgaan.'
'Dat ben ik wel met je eens, maar daar kunnen we  niets aan veranderen. Het lijkt me beter om op te schrijven wat er allemaal is gebeurd en gezegd, zodat we niets vergeten. We moeten het gesprek namelijk zo nauwkeurig mogelijk aan mevrouw Luiten doorgeven.'

Sjoerd wordt langzaam wat kalmer.
'Je hebt gelijk. Goed trouwens dat je zo verstandig was om me tegen te houden. Als ik alleen was geweest, had ik die vent namelijk zeker aangepakt.'

'Dat denk ik ook. Wees dus maar blij dat ik er was.'
'Dat ben ik zeker.'
'Ik denk trouwens dat je toch een probleem hebt, want daar komt de politie aan. Die lui hebben zeker aangifte gedaan dat je hen hebt bedreigd.'

'Heb ik dat gedaan, dan?'
'Nee, volgens mij niet. Je hebt ze niet aangeraakt en ook geen bedreigende taal geuit. Wel gescholden, maar dat kwam omdat je kwaad was en dat zullen die agenten toch wel begrijpen?'
'Ik hoop het.'

Als de agenten aanbellen en Sjoerd en Tamara naar de deur zijn gelopen, blijkt echter al snel dat ze op weinig begrip hoeven te rekenen.
'Bent u meneer Planters?'
'Ja, dat ben ik.'
'Dan komen we u arresteren.'
'Met welke reden?'

'Die weet u zelf ook, want u hebt net twee heren die bij u waren bedreigd.'
'Het klopt dat ik verschrikkelijk kwaad op ze was, maar ik heb ze met geen vinger aangeraakt en ook niets bedreigends tegen ze gezegd.'

'Mijn man heeft gelijk, want ik ben er steeds bij geweest. Die mensen gedroegen zich echter vreselijk arrogant en daarom was het volgens mij heel normaal dat mijn man boos op ze werd. Als ik er niet bij was geweest, was er waarschijnlijk wel iets gebeurd. Nu heeft hij echter niets bedreigends gedaan.'

'Dat gaan we op het bureau wel verder uitzoeken, mevrouw.'
'Als jullie mijn man arresteren, dan ga ik met hem mee. Ik weet precies wat er is gebeurd en laat hem niet in de steek. Staat u mij trouwens toe om eerst mevrouw Luiten van de Provinciale Staten te bellen. Zij is namelijk onze raadspersoon en zal erg geïnteresseerd zijn in het waarom van deze arrestatie.'

De agenten hebben blijkbaar opdracht van hun meerdere gekregen om streng op te treden, want ze zijn onverbiddelijk.                  
'Helaas mevrouw. We maken al een uitzondering door u ook mee te nemen. U moet nu echter stoppen met zeuren, want anders gaat meneer Planters mee en kunt u thuisblijven. De keuze is dus aan u.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar even aan en besluiten,  zonder iets te zeggen, om maar toe te geven. Een paar momenten later lopen ze dan ook met een lijf vol frustraties mee naar het politiebusje. 

Net als ze in willen stappen, lijken ze echter allebei een energiestoot te krijgen. Ze zien mevrouw Luiten namelijk het erf op komen rijden en menen dat het ergste leed daarmee geleden is.

'Wacht even, heren. Daar komt onze raadspersoon aan. We willen haar natuurlijk graag even spreken.'
'Dat kan niet, meneer Planters. Jullie gaan nu mee naar het bureau. Goedschiks of kwaadschiks.'

Sjoerd begint te trillen van kwaadheid, maar beseft  dat hij zich beter in kan houden en dat lukt hem vrij aardig. Zeker als Tamara met een schitterende oplossing komt.

'Ga jij maar mee, Sjoerd. Ik overleg wel met mevrouw Luiten wat we gaan doen en dan hoor je met een kwartier of hooguit een half uur wel meer van ons.'
'Best, ik ga wel mee. Ik heb niets strafbaars gedaan, dus zo lang kan het niet duren.'

De ene agent, die de hele tijd al erg onaardig deed, probeert ook nu zijn macht weer te tonen.
'Daar zou ik maar niet zo zeker van zijn. U bent immers al vaker bij een geweldsmisdrijf betrokken geweest en van dat soort mannetjes houden we bij de politie niet. Ik neem toch aan, dat u zelf ook begrijpt dat u niet elke keer zomaar kunt beginnen te vechten.'

Sjoerd kan zich opeens niet meer bedwingen en schreeuwt het uit.
'Ik heb niet gevochten en als die advocaat dat heeft gezegd, is hij een vuile leugenaar.'
'Dat zullen we op het bureau wel uitzoeken.'
'Zeg maar niets meer, Sjoerd en laat je niet provoceren. Je maakt het anders alleen maar erger.'

Sjoerd neemt een moment om de woorden van zijn vrouw op zich in te laten werken, maar beseft dan dat ze gelijk heeft en stapt daarom zwijgend in. Als ze wegrijden en Tamara hen achternakijkt, kan ze haar emoties niet meer bedwingen en daarom loopt ze huilend naar mevrouw Luiten.

'Wat is er gebeurd, joh? Waarom neemt de politie je man mee?'
'Zonder gegronde reden, want hij heeft niets strafbaars gedaan en daarom moeten we hem snel gaan helpen. Waarom ben je trouwens hier? We hadden toch bij jou afgesproken.’

‘Ik moet vanmiddag hier in het dorp zijn, dus leek het me gemakkelijker om naar jullie toe te komen. Als je man onterecht is gearresteerd, ga ik trouwens mijn uiterste best doen om hem zo snel mogelijk vrij te krijgen. Laten we eerst maar even naar binnen gaan, dan kun je me daar alles rustig vertellen. We moeten namelijk wel met een goed verhaal bij de politie komen, want anders luisteren ze niet naar ons.'

Als de vrouwen in de kamer zijn, vertelt Tamara wat er is gebeurd en daarna wacht ze met spanning op wat mevrouw Luiten zal zeggen. Die knikt haar echter bemoedigend toe.

Het eerste wat jij en Sjoerd moeten doen, is rustig blijven.'
'Dat kun je wel zeggen, maar dat gaat zo gemakkelijk niet. Mijn man is gearresteerd en gezien de uitspraken van de agenten en de voorgeschiedenis, verwacht ik niet dat ze hem met alleen een waarschuwing en snel naar huis sturen. Kunt je je voorstellen wat dit met me doet en wat denk je van mijn zoontje? Het is nu al de tweede keer dat ik hem over de arrestatie van zijn vader moet vertellen.'

'Tamara, ik begrijp je volkomen. Sjoerd is echter met een paar uur weer thuis en er gaat een persbericht komen dat men hem volledig ten onrechte heeft gearresteerd.'

Tamara zit de vrouw tegenover haar nogal uitgeblust en vooral ongelovig aan te kijken, maar dat duurt niet lang. Als mevrouw Luiten vertelt wat ze zo gaat doen, heeft ze er namelijk gelijk weer alle vertrouwen in.

'Jullie denken dat ik alleen aan politiek doe, maar mijn eigenlijke beroep is advocaat. Ik ken de wet dus op mijn duimpje en weet dat je man nergens op aan te pakken valt. We rijden daarom nu naar het bureau en daar eis ik onmiddellijke vrijlating met volledige rehabilitatie.'

'Hoe zie je dat laatste voor je? Die agenten kunnen hun verontschuldigingen wel aanbieden, maar de mensen en zeker de supporters van Oranje Wit horen alleen dat Sjoerd is aangehouden en zullen graag geloven dat dit terecht is.'

'Ik eis dus dat ze in de plaatselijke en regionale krant een artikel plaatsen waarin staat dat je man ten onrechte naar het politiebureau is gebracht.'
'Heb jij die macht als advocaat?'
'Zeker. Let maar eens op.'

'Wat als ze niet naar je luisteren?'
'Dan zoek ik het hogerop en krijgen ze nog veel meer problemen.'
'Laten we dan gelijk maar naar het bureau gaan. Sjoerd zal het daar namelijk vast wel niet gemakkelijk hebben.'
'Goed. Even naar de wc en dan gaan we.'

Hoewel Tamara er alle vertrouwen in heeft dat Sjoerd snel vrij komt, loopt ze even later toch met een knoop in haar maag het politiebureau in. Mevrouw Luiten kent echter geen enkele twijfel en loopt met kordate passen naar de balie. 

Daar wordt ze ontvangen door de wachtcommandant.
'Goedemorgen mevrouw, wat kan ik voor u betekenen?'
'Ik wil de persoon spreken die verantwoordelijk is voor de onterechte arrestatie van de heer Planters.’
’Waarom?’
’Omdat ik eis dat hij onmiddellijk vrij wordt gelaten.'

'Dat kunt u wel willen, mevrouw, maar zo werkt het natuurlijk niet en ik denk dat u dit ook wel begrijpt. Als de politie op dit soort eisen van burgers in zou gaan, is het einde namelijk zoek.'

'U heeft gelijk, maar ik ben de advocaat van meneer en weet dus waar ik juridisch gezien over praat.'
'Hoe was uw naam, mevrouw?'
'Mevrouw Luiten.'
'Ogenblikje. Ik ga even overleggen.'
'Prima. Als het maar niet te lang duurt.'

In afwachting op wat er gaat komen, gaan Tamara en mevrouw Luiten op een bankje bij de 
ingang zitten. Het wachten duurt ze echter al gauw te lang.

'Ik denk dat we hier nu toch al wel een half uur zitten.'
'Nee, dat heb je fout. Toen jij met die agent praatte was het half elf en nu is het tien voor elf.'
'Dan wachten we nog tien minuten.'

'En dan?'
'Dan ga ik me opnieuw bij de balie melden en dit keer zal ik wat duidelijker zijn dan straks.'
'Ben je niet bang dat je ze daarmee tegen je in het harnas jaagt en ze ons nog veel langer laten wachten?'

'Juist niet. Als we niets doen, zitten we hier vast en zeker over een uur nog zonder dat we een stap verder zijn gekomen.'
'Doe maar wat je denkt dat het beste is. Jij bent tenslotte advocaat.'

Mevrouw Luiten zegt niets meer, maar kijkt voortdurend op haar horloge en loopt om precies elf uur weer naar de balie om zich te melden. Ze drukt dit keer overdreven lang op het belletje, maar zonder resultaat. Als ze om zich heen kijkt, ziet ze de agenten echter achter in de gang staan praten en daarom loopt ze naar hen toe.

'Heren, ik neem aan dat meneer Planters nu wel lang genoeg onterecht hier heeft gezeten. Het lijkt me daarom het beste om het drama niet nog groter te maken en hem vrij te laten. Al zeg ik nu vast dat dit muisje nog wel een staartje zal krijgen. Iemand zonder geldige reden arresteren, kan immers niet en dat weten jullie ook.'

De agent die blijkbaar momenteel de leiding heeft, komt naar mevrouw Luiten toe.
'U bent nogal zeker van uw zaak. Advocaat Jagersma heeft gemeld dat hij door Planters is bedreigd en dat kan natuurlijk niet zonder gevolgen blijven.'

'Waaruit bestond die bedreiging dan? Iedereen kan namelijk wel zeggen dat hij bedreigd wordt.'
'Meneer Planters is op de advocaat af gerend met de bedoeling om fysiek geweld te gebruiken.'

'Hoe weet de advocaat dat?'
'Zo heeft hij dat ervaren?'
'Dat kan, maar vanwege een dergelijke beschuldiging kunt u meneer Planters niet hier in bewaring houden.'

'Advocaat Jagersma heeft tevens gezegd dat Planters onbehoorlijke taal tegen hem heeft gebruikt.'
'Ik heb gehoord wat de advocaat en die man van de gemeente tegen de familie Planters hebben gezegd en dat is ver beneden alle peil geweest. Ik kan me daarom goed voorstellen dat de familie kwaad is geworden. Er zal daarom best iets gezegd zijn, maar dat was een reactie en zeker niet bedreigend. Daarom vind ik het erg zwak van de advocaat dat hij aangifte heeft gedaan.'

'Dat is natuurlijk zijn zaak.'
'Klopt, maar het lijkt me een soort wraakactie.'
'U durft nogal iets te zeggen.'
'Zeker, want alles wijst erop dat mijn veronderstelling juist is.'

'Kunt u me daar iets meer over vertellen?'
'Jawel, maar dan onder vier ogen. Niet dat ik uw collega's wantrouw, maar de familie zit momenteel in een behoorlijk wespennest en wil hun verhaal niet aan de grote klok hangen.'

'Dat begrijp ik, mevrouw. Loopt u maar even mee naar de spreekkamer.'
'Goed. Ik ga het wel even tegen mevrouw Planters vertellen, want dan weet zij tenminste waar ik ben.'
'Is goed. Dan zorg ik vast voor koffie.'
'Krijgt mevrouw Planters ook een kopje?'
'Natuurlijk.'

Als mevrouw Luiten afscheid van de agent heeft genomen en de kamer uit is gelopen, ziet ze Sjoerd en Tamara in de hal zitten wachten. Ze hebben een zorgelijke trek op hun gezicht en dat motiveert haar nog weer eens extra om deze zaak tot een goed einde te brengen.

'Zaten jullie al lang te wachten?'
'Nee, ongeveer een kwartiertje. De man die hem uit zijn cel moest halen, heeft namelijk eerst nog een hele tijd zitten bellen. Ik had het idee dat hij met iemand van de krant sprak, want het ging over ons en de naam van de advocaat die vanochtend bij ons aan de deur was werd ook meerdere keren genoemd.'

'Dan is die Jagersma natuurlijk al naar de pers gestapt en zeer waarschijnlijk heeft hij dat in overleg met de gemeente gedaan. Heb je verder nog namen gehoord?'
'Ja, hij had het diverse keren over Erik en hij zei ook een keer Van Elderik.'

Mevrouw Luiten begint te grijnzen.
'Je hebt goed opgelet, Tamara en enorm waardevolle informatie gehoord. Die Van Elderik is namelijk hoofdredacteur van 'De Dorpsbode' en heeft ontzettend veel contacten bij de gemeente. De gemeentelijke mededelingen staan bijvoorbeeld ook altijd alleen maar in zijn krant. Hij zal daarom natuurlijk niets negatiefs over hen schrijven, maar dat hoeft geen probleem te zijn. Als we zo thuis zijn, bel ik wel even met 'Het Kontakt'. Die krant komt immers in de hele regio en het belangrijkste is dat zij onafhankelijk zijn. Al moeten jullie natuurlijk wel achter mijn plannen staan.'

'Ik heb alle vertrouwen in je en denk dat Tamara er net zo over denkt.'
'Natuurlijk.'
'Mooi, laten we dan nu maar gaan. We zijn hier tenslotte lang genoeg geweest.'

Thuis belt mevrouw Luiten gelijk met de krant en vraagt naar de hoofdredacteur, die ze na enkele minuten al aan de lijn krijgt.
'Met Sjors Zwieringa.'

'Goedemorgen met Ingrid Luiten. Ik heb een verpletterend verhaal voor je. Kun je een journalist sturen? Graag de beste, want het is erg belangrijk dat alles heel duidelijk in de krant komt en jullie hebben exclusiviteit. We praten namelijk verder met niemand.'

'Natuurlijk stuur ik zo één van mijn beste mensen naar je toe. Moet hij bij je thuis zijn en mag ik vast weten waar het over gaat?'
'Het gaat over de locatie van het nieuwe voetbalveld van Oranje Wit en hij moet bij de familie Planters aan de Ericaweg 48 zijn.'

'Heeft daar destijds niet al eens iets over in 'De Dorpsbode' gestaan?'
'Klopt, maar er is daarna zoveel gebeurd en er zijn zoveel nieuwe feiten aan het licht gekomen, dat de hele lokale en regionale bevolking het moet weten. Het verhaal ligt zelfs al bij de Provincie, dus dan weet je genoeg.'

'Ik zorg dat er over een uurtje iemand is.'
'Kun je het dan morgen plaatsen? Overmorgen is er namelijk een informatieavond over dat nieuwe veld en ik wil graag dat de mensen het verhaal dan gelezen hebben.'

'Komt voor elkaar.'
'Bedankt vast.'
'Graag gedaan en dat weet je.'
'Zeker.'

Als mevrouw Luiten afscheid van de krantenman heeft genomen, kijkt ze Sjoerd en Tamara Planters met een nu toch wel wat bezorgde blik aan.

'We hebben het er al eens vaker over gehad, maar dit artikel in de krant kan voor heel veel ophef gaan zorgen. Tot nu toe hebben jullie nooit last van je dorpsgenoten gehad, maar het kan zijn dat daar nu verandering in komt. Er zullen namelijk zeker mensen zijn die geen begrip hebben voor jullie protest. Dat kunnen ze jullie op een normale manier duidelijk maken, maar het kan ook vervelend worden en daar moeten jullie tegen kunnen. Als jullie daar bang voor zijn, blazen we echter nu de hele zaak nog af. Verder geloof ik niet meer dat het voor jullie goed is om naar die informatieavond te gaan. Ik verwacht namelijk dat het door dat krantenartikel een nogal heftige avond wordt.’

Tamara hoeft niet lang over haar antwoord na te denken.
'Ik vind het zeker niet leuk en had liever gehad dat ze nooit over dar veld waren begonnen, maar weiger om ook maar een duimbreed toe te geven. Het is gewoon onze plicht om te vechten tegen het onrecht dat ons is aangedaan en de ellende die men nog voor ons in petto heeft.'

'Ik ben het volkomen met mijn vrouw eens, maar we moeten wel op Patrick letten. Hij is nog maar tien en mag niet de dupe van dit hele gebeuren worden.'

'Is het niet verstandig dat jullie zijn meester of juf inlichten. Die kan dan in ieder geval op school een oogje in het zeil houden en dat is al een zorg minder.'
'Dat doe ik wel. Ik moet straks toch naar een vergadering met wat andere moeders over het komende schoolfeest en dan vraag ik zijn meester wel even te spreken. Die man heeft niets met Oranje Wit, dus zal hij best begrip voor de situatie hebben.'

'Mooi, dan is dat vast opgelost. Volgende vraag is wat we zo tegen die journalist vertellen. Spelen we open kaart en denken we niet aan de eventuele gevolgen of houden we het zo netjes mogelijk en laten we een aantal zaken buiten beschouwing?'

'Ik denk dat we nu door moeten zetten en het verhaal moeten vertellen zoals het werkelijk is.'
'Dat ben ik met Sjoerd eens. We hebben zo onderhand door toedoen van de gemeente en de club meer dan genoeg ellende te verduren gehad en het wordt tijd om gericht terug te gaan slaan.'

'Goed. Als jullie er niet meer over twijfelen, dan gaan we vol gas door. Om te beginnen met het interview voor de krant en daarna de informatieavond van morgen. Zijn jullie het trouwens met me eens, dat jullie daar beter niet heen kunnen gaan?’
'Als jij wel gaat, vind ik het geen probleem om thuis te blijven en ik vermoed dat Tamara hier net zo over denkt.’
’Natuurlijk.’

'Ik ga er in ieder geval heen en hoor vanavond wie er van onze partij met me mee gaan. De PR-dame van ons neemt morgen in de loop van de dag contact op met de gemeente om spreektijd aan te vragen en dan voer ik namens onze fractie, en jullie, het woord.'
'En wat doen we als de gemeente je geen spreektijd geeft? Moeten Sjoerd of ik dan toch komen om zelf een speech te houden?'

'Als we het woord niet krijgen, dan komen we niet en kunnen jullie beter ook niet gaan?'
'Geven we ze dan niet toch hun zin?'

'Nee Sjoerd, dan wordt mijn speech in de krant van vrijdag geplaatst en wordt er bij vermeld dat de gemeente me gaan spreektijd wilde geven. Verder proberen we in de statenvergadering van vanavond zoveel steun te krijgen, dat we namens de gehele Provincie bij de gemeente aan de bel kunnen trekken. Dat bewijst volgens mij voldoende, dat we de zaak erg hoog opnemen.'

Tamara en Sjoerd knikken en kijken haar dankbaar aan. Ze beseffen dat het een heel goede zet is geweest om contact te zoeken met mevrouw Luiten. Als Sjoerd zijn waardering voor haar werk uit wil spreken, wordt hij echter gestoord door de bel.

'Daar zul je de man van de krant hebben. Willen jullie het woord voeren of moet ik het doen?'
'Het lijkt mij beter dat jij het doet. Jij hebt er tenslotte ervaring mee om je verhaal goed op te bouwen en wij vliegen van de hak op de tak, wat de duidelijkheid natuurlijk niet ten goede komt.'

Tamara die al opgestaan is om de deur open te gaan doen, is het hier helemaal mee eens.
'Wij vullen je wel aan waar dat nodig is en de man zal ons ook best een aantal vragen stellen.'

'Prima. Ik praat wel met hem. We hebben immers alles al zo vaak met elkaar besproken, dat jullie wat dit betreft geen geheimen meer voor me hebben.'

Als Tamara en Sjoerd en mevrouw Luiten met de journalist aan tafel zitten, komt het gesprek al snel op gang en vertellen ze openhartig hun verhaal. 
De man van de krant kijkt het drietal wel een aantal keren wat vreemd aan, maar geeft zijn eigen mening pas als het gesprek voorbij is en hij zijn recorder uit heeft gezet.

'Ik zit in december negentien jaar bij de krant, maar heb nog nooit zo'n moeilijk te geloven verhaal gehoord. Het is dat ik mevrouw Luiten erg goed ken en blindelings vertrouw, maar anders geloof ik ook niet dat ik hier een stuk van zou maken. Volgens het principe van hoor en wederhoor, moet ik nu trouwens naar de gemeente en de vereniging om hun mening te horen. Hebben jullie daar moeite mee?'
'Nee, ik niet en ik denk dat mijn vrouw er eveneens niets op tegen heeft.'

Hoewel Tamara het helemaal met Sjoerd eens is, wil ze nog iets zeggen.
'Natuurlijk vind ik het prima. Vooral omdat ze het  andersom niet doen.'

De journalist kijkt haar met een verbaasde blik aan.
'Hoe bedoel je dat?'
'We weten bijna zeker dat zij contact hebben gehad met 'De Dorpsbode' en tot nog toe heeft er geen enkele journalist gebeld om ons verhaal te horen.'

'Daar bezorgen ze ons vak een slechte naam mee en eigenlijk zou ik er iets over in mijn verhaal moeten zetten, maar dan heb ik ruzie met de concurrent en daar is mijn baas niet blij mee.'

'Doe het maar niet, want het gaat de familie Planters  alleen om een eerlijke gang van zaken en niet om anderen in een kwaad daglicht te stellen.'

'Wij zijn het met mevrouw Luiten eens. Of denk jij er anders over, Tamara?'
'Nee, zeker niet.'
'Mooi, dan ga ik nu op zoek naar de mening van jullie tegenstanders en beloof ik dat het morgen in de krant staat. Het zal wel voorpagina worden.'

Als Tamara de journalist uit heeft gelaten en terugkomt in de kamer, zitten ze eerst een tijdje zwijgend bij elkaar. Ze beseffen namelijk dat morgen zeer waarschijnlijk het hele dorp op zijn kop staat. 

Ondanks dit vooruitzicht, probeert mevrouw Luiten toch zakelijk te blijven.
'Die informatieavond begint morgen toch om acht uur? Kan ik dan met mijn politieke collega's eerst even hierheen komen? We zijn er tegen zes uur, zodat we nog wat zaken kunnen bespreken en eerst de kranten nog kunnen lezen. Ik reken er namelijk op dat 'De Dorpsbode' met een erg gekleurd verhaal komt.'

'Moet ik zorgen voor eten?'
'Graag. Na een dag vergaderen zullen we namelijk best iets lusten. Je moet alleen niet uitgebreid gaan koken, want een broodje is meer dan voldoende.'
'Afgesproken.'



Keiharde confrontatie

Na een nacht met heel weinig slaap, staat Sjoerd de volgende ochtend al voor zeven uur op de krant te wachten. Natuurlijk is hij veel te vroeg en het wachten duurt voor zijn gevoel dit keer nog langer dan anders. 

Daarom is hij blij als hij tegen kwart voor acht de bezorger eindelijk ziet komen, maar die vreugde is van korte duur. 

Als de man bij hem is, roept hij namelijk met een van haat verwrongen gezicht: 'Voor jou geen kranten meer, vuile verrader. Ga alsjeblieft vandaag nog verhuizen. We zullen je anders wel een handje helpen om te vertrekken.'

Sjoerd is te verrast om te reageren en staat een tijdje stil voor zich uit te kijken. Als hij de bezorger in de verte uit het zicht ziet verdwijnen, dringt het echter langzaam tot hem door wat er is gebeurd en loopt hij enorm geschrokken terug naar huis. 

Als hij de keuken inloopt, kijkt Tamara hem nogal  verbaasd aan.
'Heb je geen kranten of waren de artikelen zo verschrikkelijk, dat je ze gelijk hebt weggegooid?'
'Als het hele dorp er net zo over denkt als de krantenbezorger, dan staat ons nog iets te wachten.'

'Wat dan?'
'Hij schreeuwde dat ik geen kranten meer van hem kreeg, een verrader was en het beste zo snel mogelijk uit het dorp kon vertrokken. Als het moest, wilden ze me zelfs wel een handje helpen met verhuizen.'

'Dat meen je niet.'
'Helaas wel.'
'En nu?'
'Ik ga zo eerst naar het dorp om daar ergens die kranten te kopen en verder denk ik dat we maar af moeten wachten wat er verder gaat gebeuren.'

'We gaan niet naar die informatieavond en zullen hier thuis toch geen last krijgen van mensen die het ons kwalijk nemen dat we tegen de komst van dat veld zijn? Of denk jij van wel.’

'Nadat ik de krantenman gezien heb, sluit ik niets meer uit. Ik ga nu echter eerst naar het dorp om kranten te kopen. Als we de artikelen gelezen hebben, praten we wel verder.'

'Prima, maar doe voorzichtig en ga alsjeblieft geen ruzie maken. Moet ik met je meegaan?'
'Nee, dat hoeft niet en ik hou me rustig. Tot zo.'
'Ja, doei.'

Hoewel het prachtig weer is en Sjoerd de laatste tijd meestal met de fiets naar het dorp gaat, pakt hij dit keer toch de auto. Hoewel hij niet echt bang is, geeft hem dat namelijk een wat veiliger gevoel. 

Al lijkt dat onterecht, want zowel op het dorpsplein als in de winkel zijn bijna geen mensen te zien en daarom rijdt hij een paar minuten later weer redelijk opgelucht terug naar huis. 

Als hij net buiten het dorp bij de verkeerslichten staat te wachten, krijgt hij echter de schrik van zijn leven.  

Opeens wordt de deur van zijn auto namelijk opengetrokken, zijn er twee ijzersterke armen die hem naar buiten trekken en moet hij een stortregen van klappen en schoppen incasseren.

 Het is zelfs zo erg, dat hij na een tijdje zijn bewustzijn verliest en pas weer bij kennis komt in het ziekenhuisbed.  

Daar kijkt hij eerst enorm verbaasd om zich heen, want hij heeft geen idee waarom hij hier ligt. Pas als hij Tamara zijn kamer binnen ziet komen en ze hem luid huilend omarmt, begint het hem langzaam te dagen. 

Gelukkig vallen de gevolgen van de aanval heel erg mee, zodat hij de politieagent, die inmiddels ook binnengekomen is, heel goed te woord kan staan.

'Wat is er gebeurd meneer Planters?'
'Ik stond voor de verkeerslichten bij het Brinkersplein te wachten en ineens werd ik uit de auto getrokken. Het ging allemaal zo snel dat ik alleen heel veel klappen en schoppen gevoeld heb, maar niet heb kunnen zien we me dit geflikt hebben. Voor mijn gevoel waren het er twee, want ik hoorde twee verschillende stemmen. Zijn er geen mensen die mijn mishandeling hebben zien gebeuren?'

'We hebben het kenteken van de auto wel doorgekregen, maar de daders nog niet op kunnen sporen. Heeft u enig idee waarom u zo toegetakeld bent?'

'Dat lijkt me niet zo moeilijk te raden. We hebben een conflict met de gemeente en de voetbalclub over de aanleg van het nieuwe veld en daar staan de kranten vandaag vol van. De kans is dus heel groot dat het mensen zijn geweest die wraak hebben willen nemen. Zeker ook omdat ik vanochtend al uitgescholden ben door mijn krantenbezorger.'

'Dat meent u niet.'
'Helaas wel. Ik vraag u dan ook om mijn woning in ieder geval de eerste paar dagen een beetje in het oog te houden. Wie weet immers wat de mensen nog meer voor mij en mijn gezin in petto hebben. Vooral omdat er vanavond een informatieavond over de komst van het veld is en iemand van de Provinciale Staten daar namens ons het woord gaat voeren.’

’Gaan jullie ook naar die avond?’
’Dat was eerst wel onze bedoeling, maar na overleg met onze raadsvrouw hebben we besloten om thuis te blijven. Gezien vanochtend lijkt me dat ook een heel goede beslissing.’

'Omdat de gemoederen na de informatieavond best eens flink verhit kunnen raken, lijkt het me zelfs beter dat jullie voorlopig even ergens anders gaan wonen.
Over de kosten kan wel een regeling met de gemeente worden getroffen.'

Sjoerds reactie laat aan duidelijkheid niets te wensen over.
'Ten eerste wil ik niets van de gemeente hebben, want zij hebben samen met de club deze ellende veroorzaakt en ten tweede gaan we voor niemand op de vlucht. Wij zijn immers alleen voor onszelf opgekomen en hebben niets verkeerds gedaan.'

'Waarom hebben jullie dan eigenlijk precies dat conflict?'
'Heeft u de kranten nog niet gelezen?'
'Nee, ik weet er niets van.'
'Nou, dan zal ik het in het kort even vertellen.'

Als Sjoerd, hier en daar geholpen door Tamara, alles aan de agent heeft verteld, wachten ze nieuwsgierig op zijn reactie. Hij houdt zich echter keurig op de vlakte.

'Ik hoop dat jullie begrijpen dat ik er vanwege mijn functie niets over wil en kan zeggen. Mijn advies om even ergens onder te duiken, blijft echter wel overeind. Al snap ik, na het verhaal te hebben gehoord, uw reactie heel goed. Ik denk trouwens dat het goed is om eerst op het politiebureau te gaan horen wat ze daar adviseren. Over een uurtje weet ik dus wel meer en dan hoort u weer van me.'

'Kom dan maar naar mijn huis, want ik blijf hier niet.'
'Vindt de arts dat goed?'
'Weet ik niet, maar ik laat mijn vrouw in deze situatie niet alleen thuis en er is tenslotte niets ernstigs met me aan de hand.'
 
Hoewel de arts wel veel bedenkingen heeft, besluit Sjoerd toch om naar huis te gaan en daarom strompelt hij een half uur later met Tamara mee naar buiten. 

Ze zijn ondanks alles nog wel in een redelijk goede stemming. Dat wordt echter heel snel anders als ze bij hun auto komen en zien wat er is gebeurd.

Hun BMW is namelijk van onder tot boven beschilderd met allerlei beledigende en intimiderende teksten zoals: 'Rot op', 'Jullie horen hier niet', 'We haten jullie' en 'Vuile schooiers'. 

Een paar tellen zijn ze hier behoorlijk van onder de indruk, maar dan schreeuwt Sjoerd het uit van woede. 
'Als die lui nu denken dat ze ons op deze manier klein kunnen krijgen, dan hebben ze het goed mis. We rijden eerst naar het politiebureau om aangifte te doen, dan sturen we een paar foto's naar wat verschillende kranten en we vechten vanaf nu nog veel harder om ons gelijk te krijgen.’

'Ik ben het met je eens, maar vind het wel eng worden. Jij bent al in elkaar geslagen, de auto is beklad en wat is het volgende? Steken ze ons huis in de brand?'

'Tamara, ik begrijp je. Als je de strijd niet meer aandurft, dan haal je Patrick van school en gaan jullie samen naar je zus in Tilburg. Daar zal niemand je weten te vinden.'

'Nee Sjoerd. Ik ben wel enorm bang, maar laat je onder geen beding in de steek. Kom, we gaan eerst naar de politie. Laat mij maar rijden.'

Als ze in de auto zitten, ontdekken ze pas dat er een envelop onder de ruitenwissers zit. 
'Zal wel een briefje zijn met de namen van de daders erop. Mooi makkelijk, dan kunnen we dat gelijk op het politiebureau doorgeven. Misschien zit er wel geld in waar we de auto weer van op kunnen laten herstellen.'

Tamara moet ondanks alles toch lachen om de woorden van Sjoerd, maar helaas voor haar duurt dat niet lang. Wanneer ze de brief uit de envelop heeft gehaald, leest ze namelijk: 'Als jullie vanavond op de informatieavond aanwezig zijn, komen jullie niet meer levend thuis'. Hier schrikt ze zo van, dat ze als een zoutpilaar naast de auto blijft staan.

'Wat is er? Wat doe je? Waarom blijf je daar staan?'
Tamara is door alle emotie echter niet meer in staat om te praten en kan alleen nog met bevende handen de brief aan Sjoerd geven, die gigantisch schrikt van deze nieuwe bedreiging.     

Het duurt daarom een hele tijd voor hij weer een beetje normaal na kan denken en hij beseft nu ook wel dat het best eens gevaarlijk kan worden. Daarom neemt hij een rigoureus besluit.

’We gaan eerst Patrick van school halen, zodat hem in ieder geval niets kan gebeuren. Vervolgens rijden we richting Zwolle en bellen we ergens op een parkeerplaats met mevrouw Luiten. Ik ben ervan overtuigd dat zij ons kan vertellen wat we het beste kunnen doen. Als het aan mij ligt, duiken we trouwens toch een paar weken onder, want het wordt me nu echt te gevaarlijk.’'

'Gaan we dan geen aangifte doen?'
'Jawel, maar het lijkt me beter om eerst met mevrouw Luiten te overleggen. Ik hoop namelijk dat zij, ondanks haar volle agenda, toch kans ziet om met ons naar de politie te gaan, want zij weet immers precies wat ze zeggen moet en eventueel kan eisen.'
'Dat is waar.'

Omdat ze allebei in korte tijd heel veel vertrouwen in hun raadsvrouw hebben gekregen, rijden ze vol goede moed naar school. Als ze daar zijn, vraagt Tamara zich ineens af of de directeur het wel goed zal vinden dat ze Patrick op komen halen. 

Daarom vraagt ze aan Sjoerd of hij ook mee naar binnen gaat en lopen ze een paar tellen later samen het klaslokaal van hun zoontje in. Daar krijgen ze echter de volgende schrik te verwerken, want ze zien de jongen nergens zitten.

Tamara raakt hierdoor totaal in paniek en schreeuwt de onderwijzer toe: 'Waar is Patrick? ‘Waar is mijn zoontje? Er is toch niets met hem gebeurd? Ik wil nu naar hem toe. Waar is hij?'

'Rustig maar, mevrouw. Als u meeloopt naar de 
directeur, dan zal hij u alles vertellen.'
'Nee, ik loop niet mee. Ik wil weten waar mijn zoon is.'

Sjoerd bemoeit zich er nu ook mee en probeert zijn vrouw tot bedaren te brengen.
'Rustig maar, Tamara. De directeur vertelt ons zo alles. Misschien zit Patrick trouwens bij hem en hij kan ook ziek naar huis zijn gegaan.'
'Daar geloof ik niets van, want dan doen ze niet zo geheimzinnig.'
'Kom toch maar mee.'

Als de kamer van de directeur binnenlopen en twee agenten zien zitten, is Sjoerd echter ook zo rustig niet meer. Blijkbaar heeft de ene politieman dit in de gaten, want hij zegt gelijk wat er aan de hand is.

'Het is lichamelijk goed met Patrick en hij is bij opa en oma Tijlsma. U begrijpt dat dit niet zomaar is. Hij is vanochtend onderweg naar school namelijk behoorlijk toegetakeld door een aantal oudere jongens. Gelukkig heeft hij dus geen letsel, maar emotioneel gezien is hij er niet best aan toe. Omdat ik begrijp dat u zo snel mogelijk naar hem toe wil, stel ik voor om ons gesprek in de loop van de dag voort te zetten. Alleen niet bij u thuis, want daar kunnen we uw veiligheid niet garanderen. Daarom wordt uw woning de eerste dagen voortdurend in het oog gehouden door twee van onze mensen. We bellen jullie met een paar uur om de zaak verder te bespreken en afspraken te maken. Blijf tot die tijd alstublieft bij de familie Tijlsma.'

Sjoerd is woedend, maar knikt alleen dat hij het met de agent eens is en zegt niets. Het gaat nu immers om zijn zoon en als hij eraan denkt dat de knaap mishandeld is door een aantal oudere jongens, rent hij zwijgend en trillend van woede zijn vrouw achterna. 

Omdat hij door zijn verwondingen niet zo hard kan, heeft hij haar echter bij hun auto pas ingehaald en zijn ze al een heel eindje op weg voor hij zijn adem weer onder controle heeft en kan praten.

'Ik hoop maar dat het een beetje meevalt. Wat zal hij een pijn hebben gehad en bang zijn geweest. Wie zouden het gedaan hebben en zouden die lafaards al gearresteerd zijn?'

'Geen idee, Sjoerd en het kan me ook niets schelen. Als we maar bij hem zijn, want hij zal wel heel erg naar ons verlangen.'
'Dat denk ik ook. Al scheelt het wel dat hij altijd heel erg goed met je ouders overweg kan.'
'Dat is waar.'

Tamara rijdt flink door zodat ze een kwartiertje later al bij haar vader en moeder de straat inrijden.
'Hij zal meteen wel naar buiten komen rennen als hij ons ziet.'

'Als mijn ouders dat goed vinden.'
'Daar zullen ze toch geen probleem van maken?'
'Normaal gesproken niet.'

Als ze voor het huis van Tamara's ouders stoppen en alleen haar vader met een triest gezicht voor het raam zien staan, lopen ze met een heel slecht voorgevoel naar de voordeur. 

Eenmaal binnen gaan ze zich echter nog veel beroerder voelen, want Patrick komt hen namelijk met een gezicht vol schrammen en hysterisch huilend tegemoet rennen. 

Hij is zelfs zo emotioneel, dat ze heel veel moeite moeten doen om hem tot bedaren te brengen. Als dat een klein beetje is gelukt, vertelt het ventje met horten en stoten over het pak slaag wat hij heeft gehad. Als hij daarmee klaar is, kijkt hij zijn ouders verdrietig aan.

'Volgens die jongens is het allemaal jullie schuld. Ze zeiden zelfs dat ik nog veel meer klappen zou krijgen als jullie zo rot over het nieuwe voetbalveld bleven doen. Waarom doen jullie dat eigenlijk? Het is toch mooi van dat veld? Eigenlijk vind ik jullie erg gemeen.'

Sjoerd kijkt Tamara aan en slaat vervolgens zijn arm om Patrick heen.
'Kom mee jongen, dan gaan we even een stukje wandelen.'

Buiten begint hij rustig met zijn zoontje te praten en probeert hij alles, zo begrijpelijk mogelijk uit te leggen. Dit lukt heel goed, want het knaapje gaat na een paar minuten heel anders over de kwestie denken.
'Ik ga nooit meer bij Oranje Wit voetballen. Er zijn immers nog genoeg andere clubs.'

Terwijl vader zijn zoon even knuffelt, besluit hij om  niet op de zaken vooruit te lopen.
'Laten we niet te snel beslissen. Het kan namelijk best zijn, dat ze ons bij de vereniging binnenkort wel weer aardig gaan vinden.'

'Zou het?'
'Misschien.'
'Ik hoop het maar.'
'Je vader ook, jongen.'

Als het tweetal weer bijna bij het huis van opa en oma is, zien ze nog net twee agenten naar binnen gaan en mevrouw Luiten blijkt er ook al te zijn. 

De agenten laten eerst Patrick zijn verhaal vertellen, maar daarna nemen Tamara's ouders hun kleinzoon mee voor een bezoekje aan de dierentuin en blijft de rest achter.

Na nog een kopje koffie komt het gesprek natuurlijk meteen weer op de vraag hoe het nu verder moet. 
'Ik blijf ondanks alles van mening dat ons verhaal wel op die informatieavond verteld moet worden. Als we niets van ons laten horen, hebben zij namelijk gewonnen en dat wil ik absoluut niet.'

Wanneer Sjoerd zijn vrouw aankijkt, ziet hij dat ze het niet met hem eens is en mevrouw Luiten blijkt dat ook niet te zijn. Zij komt namelijk met een nogal ingrijpend voorstel.

'Ik durf er vanavond wel heen, maar denk niet dat het zin heeft. De situatie is nu namelijk al erg gespannen en ieder woord over jullie, zal het alleen maar erger maken. Al begrijp ik heel goed dat Sjoerd de strijd niet wil opgeven. Daarom lijkt het me beter dat ik zo met één van de agenten naar de burgemeester ga en eis dat de informatieavond wordt afgelast. Het lijkt me namelijk veel beter dat ik samen met wat collega's van de provincie eerst ga praten met een delegatie van het gemeentebestuur. Wat politieke druk werkt in dit soort gevallen namelijk meestal heel goed.'

'En wat als de gemeente niet mee wil werken?'
'Dat zullen ze echt wel doen, Sjoerd.’
’Zou het?’
’Vertrouw maar op mij. Heb je trouwens al gehoord naar welk vakantiepark jullie kunnen?’

’Nee. Ze hebben de burgemeester nog niet kunnen bereiken.’
’Dan bel ik even naar het gemeentehuis.’
’Ik wil wel vooraf weten wie de rekening betaalt.'
'Je hebt gelijk.'

Mevrouw Luiten loopt even naar buiten om te telefoneren, maar is na een paar minuten terug.
'Het is in orde. Jullie kunnen, in ieder geval een week, maar als het moet langer, terecht op 'De Meidoorn' in Putten. Dat is in de buurt van Harderwijk. De rekening kan naar de gemeente, dus daar hoeven jullie niet naar om te kijken. Ik heb trouwens gelijk een afspraak met de burgemeester gemaakt voor vanochtend.'

Tamara is verbaasd over de snelheid waarmee alles nu ineens gaat.
'Komen je politieke collega’s ook nog  hierheen?'
'Nee, de plannen zijn veranderd. Ik ga alleen eisen dat de burgemeester die informatieavond afblaast en hem het hele verhaal nog eens vertellen. Verder wil ik eerst even afwachten waar de gemeente zelf mee komt.’

'Had je voor vandaag dan geen andere afspraken of vergaderingen?'
'Jawel, maar mijn fractie en ik vinden het belangrijker dat jullie goed worden geholpen.'

'Ik denk dat Sjoerd en ik je niet kunnen vertellen hoe dankbaar we je zijn.'
'Hoeft ook niet, maar ik ben blij dat ik weet hoe jullie erover denken.'

Als mevrouw Luiten gebeld wordt dat de hoofdagent over een kwartier naar het gemeentehuis vertrekt voor het gesprek met de burgemeester, staat ze ook op.
'Dan gaan Sjoerd en ik naar huis om wat kleding op te halen voor de komende week.'

Dit is echter tegen de zin van de agenten.
'Natuurlijk kunt u wat spullen ophalen, maar we willen niet dat jullie alleen gaan. De kans op een nieuwe confrontatie met wat heethoofden is ons namelijk veel te groot.'

'Zou het echt zo erg zijn?'
'We houden er wel rekening mee, mevrouw en daarom rijden wij achter jullie aan.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar nogal geschrokken aan, want het dringt nu pas echt goed tot ze door hoe groot het gevaar is dat ze lopen. Ze staan daarom zwijgend op om met de politiemannen mee naar buiten te gaan. 

Als ze thuis het nodige opgehaald hebben en weer terugrijden naar Tamara's ouders, blijkt dat de agenten wel gelijk hadden. Sjoerd heeft namelijk al vrij snel in de gaten dat er een auto achter hen rijdt met daarin een paar mensen van Oranje Wit.

Hij belt daarom gelijk naar de politieauto.
'Ik denk dat we worden achtervolgd.'
'We hebben het gezien, maar lossen dat probleem wel even op.'

Tamara en Sjoerd kijken elkaar een beetje angstig aan, want ze hebben geen idee wat er gaat gebeuren. Ze zijn echter al snel gerustgesteld. Het duurt namelijk maar even voor er twee andere politieauto's verschijnen die zorgen dat er een einde aan de achtervolging komt. 

Voor Sjoerd is de kous hier alleen nog niet mee af en daarom belt hij de agenten nog eens.
'Wat gaat er nu met die kerels gebeuren?'
'Niet veel, want ze hebben tenslotte niets gedaan. Ze worden daarom alleen staande gehouden en misschien even meegenomen naar het bureau, zodat jullie in ieder geval van ze af zijn.'

'Ik vind het behoorlijk eng allemaal, want wie weet of we ooit nog weer veilig in ons huis kunnen wonen met zulke rare mensen in de buurt.'
'Dat begrijp ik, meneer. Al kan de stemming ook weer heel snel omslaan. Wacht daarom eerst het gesprek dat jullie advocaat en de hoofdagent met de burgemeester hebben maar af.'

'Zou dat dan veel aan deze zaak veranderen?'
'Dat weet ik natuurlijk niet, maar ik vertrouw erop dat het recht ook dit keer zal zegevieren. Het lijkt me alleen wel zinvol dat jullie zo snel mogelijk naar dat huisje in Putten vertrekken.'

'Geen probleem, maar wat doen we met ons zoontje?'
'Kunt u uw ouders niet even bellen en het kereltje ergens onderweg oppikken?'
'Natuurlijk kan dat. Stom van me dat ik daar niet aan heb gedacht.'

Tamara pakt direct haar telefoon om haar vader te bellen en die neemt na een paar seconden al op.
'Er is toch niet nog meer narigheid?'
'Gelukkig niet, pa. De politie vindt het alleen beter dat we zo vlug mogelijk naar Putten gaan. Kunnen we Patrick dus ergens onderweg oppikken?'

'Hoe laat zijn jullie op dat park?'
'Ik denk over hooguit twee uur.'
'Dan komen wij daar ook wel naar toe. We zijn nu namelijk in Amersfoort.'
'Best.'

Als Sjoerd zijn gesprek met mevrouw Luiten heeft beëindigd en Tamara hem een zoen op zijn wang drukt, worden de emoties hem weer even te veel. Daarom lopen ze nog een stukje verder en dat helpt. 

Als ze weer bij hun huisje komen, is er namelijk niets meer met hem aan de hand. Zeker als ze aan Tamara’s ouders vertellen dat hun verhaal vanavond toch ter sprake zal worden gebracht en dat bericht met applaus wordt ontvangen. 

Al dwingen ze zichzelf wel om niet te optimistisch te zijn. Ze geloven namelijk niet dat de gemeente en de club  hun achterbakse praktijken zomaar toe zullen geven en veranderen.

Dit gevoel wordt gedurende de dag steeds sterker en als ze ’s avonds om half elf nog niets hebben gehoord, geven ze teleurgesteld de moed op. Wanneer er om kwart over elf op het raam wordt geklopt, vrezen ze zelfs dat er toch wat heethoofden uit het dorp hen achterna zijn gekomen. Daarom lopen Sjoerd en zijn schoonvader ieder gewapend met een grote paraplu naar de deur. 



Het gaat maar door
 
Als Sjoerd de buitenlamp aandoet en meerdere mensen ziet staan, overweegt hij even om de politie te bellen. Opeens herkent hij echter het gezicht van mevrouw Luiten en beseft hij dat de andere mensen haar collega's zijn. 

Hij begrijpt meteen dat zij niet zomaar op dit tijdstip nog hier op de stoep staan en daarom gooit hij de deur met een enorme zwaai open.
'Hallo. Wij dachten dat er mensen met verkeerde bedoelingen aan de deur stonden, maar jullie zijn natuurlijk meer dan welkom. Kom maar gauw binnen,  want we zijn erg benieuwd naar hoe het is gegaan.'
 
Nu Tamara hoort wie er zijn, komt ze gelijk naar de gang om iedereen welkom te heten. Daarna schenkt ze echter eerst wat te drinken in en als ze allemaal zitten, begint mevrouw Luiten te vertellen.
 
'Ik zit al bijna twintig jaar in de politiek en ben  ongeveer net zo lang advocaat, maar zoiets als vanavond heb ik nog nooit meegemaakt. De burgemeester en de voorzitter van de club kwamen eerst aan het woord en vertelden bijna hetzelfde verhaal, Natuurlijk werd dat met luid gejuich ontvangen. Men was zelfs zo enthousiast, dat ik even overwogen heb om af te zien van mijn spreektijd. Ik had er namelijk totaal geen vertrouwen meer in dat dit ook maar iets op zou leveren. Toen ik aan jullie dacht, werd ik echter weer strijdvaardig en heb ik toch het woord genomen. Ik ben mijn betoog begonnen met mezelf voor te stellen en te vertellen hoe wij met elkaar in contact zijn gekomen. Eerst werd ik nog luid uitgejouwd door bijna alle aanwezigen, maar het werd steeds stiller. Vooral toen ik vertelde welke spelletjes er door een aantal leden van het clubbestuur en een deel van het college zijn gespeeld. Mijn verhaal maakte blijkbaar zelfs zo'n indruk, dat de mensen applaudisseerden toen ik uitgesproken was. Lang niet iedereen, maar wel een behoorlijk aantal.'
 
Omdat Sjoerd opstaat om de glazen nog eens vol te schenken, wacht mevrouw Luiten even voor ze verder gaat met haar verhaal.
'Na mij kwam de burgemeester weer aan het woord en die probeerde mijn betoog af te doen als onrust stoken. Hij suggereerde zelfs dat ik door jullie wel dik betaald zou worden om de plannen onderuit te halen. Toen hij behoorlijk wat steun vanuit de zaal kreeg, dacht ik opnieuw dat onze inspanningen voor niets waren geweest. Opeens ontstond er echter onrust onder de bestuursleden van de club en werd de bijeenkomst geschorst voor onderling overleg.  Ik heb het vermoeden dat dit behoorlijk heftig is gegaan, want uiteindelijk kwamen er twee mannen en een vrouw terug. Zij gingen in gesprek met de burgemeester en de wethouder en van een afstandje te zien, waren zij het totaal niet met elkaar eens. Eén van de twee mannelijke bestuursleden nam uiteindelijk het woord en beëindigde de bijeenkomst. Volgens hem vanwege wat communicatieproblemen. Ik heb hem nog aangesproken om te vragen wat er was, maar daar wilde hij niets over kwijt en dat begrijp ik. Hij zou wel contact met me opnemen als er nieuws was en vroeg me of ik hem tegenover jullie wilde verontschuldigen voor alles wat er is gebeurd.'

Als mevrouw Luiten zwijgt, kijken Sjoerd en Tamara elkaar aan. Zonder woorden weten ze van elkaar wat ze denken. Ze durven er niet op te vertrouwen dat alles toch nog goed afloopt, maar zouden wel het liefste meteen hun spullen pakken en teruggaan naar hun vertrouwde omgeving.

Bij Tamara leeft de wens om weer naar huis te gaan zelfs zo sterk dat ze erover begint.
'Als de stemming niet zo negatief meer is, kunnen we misschien vannacht of morgen wel weer in ons eigen bed gaan slapen.'

Mevrouw Luiten begint te grijnzen, maar is erg resoluut.
'Jullie zijn natuurlijk je eigen baas en kunnen dus naar huis gaan, zonder dat iemand het kan verbieden. Het zou alleen wel erg dom zijn, want jullie vijanden van de afgelopen dagen zijn echt niet allemaal ineens van mening veranderd. Ik zou daarom zeker deze week nog hier blijven en rustig wachten tot de gemeente en zeker de club met nieuws naar buiten komt.'

'Ja Tamara, mevrouw Luiten heeft gelijk. We moeten  even geduld hebben en zeker voor Patrick, want die jongen moet niet nog eens dit soort ellende meemaken.'

'Je hebt gelijk. Ik weet ook wel dat we even rustig moeten blijven, maar vind het vreselijk dat we door toedoen van anderen niet kunnen doen wat we willen.'
'Dat ben ik met je eens, maar het is even niet anders.'
'Klopt.'
 
In de hoofden van Sjoerd en Tamara is het een wirwar van gedachten en daarom zijn ze blij als mevrouw Luiten en haar collega's vertrekken. Als hun ouders vervolgens gaan slapen, zitten ze nog een hele tijd te praten over alles wat er de laatste dagen en weken is gebeurd en dat maakt hen blijkbaar rustig.

Wanneer ze tegen half drie besluiten om naar bed te gaan, vallen ze namelijk als een blok in slaap en worden ze de volgende dag pas na elf uur wakker.
 
Ondanks dat ze dus goed uitgerust zijn en minder zorgen hebben, kunnen ze vandaag en de volgende dagen echter niet echt van hun gratis vakantie genieten. 

Omdat er in de kranten niets over de informatiebijeenkomst te lezen is, neemt hun slechte gevoel zelfs alleen maar toe en kunnen ze aan niets anders meer denken. 

Ze hebben ook al meerdere keren op het punt gestaan om de gemeente of de vereniging te bellen voor meer informatie, maar uit angst dat ze daarmee een snelle oplossing in de weg staan, hebben ze dat nog steeds niet gedaan.
 
Als ze donderdagsochtends nog steeds niets hebben gehoord en ze volgens afspraak straks weer naar huis moeten, kan Sjoerd zich niet meer bedwingen.

'Ik ga bellen.'
'Naar de gemeente, naar iemand van Oranje Wit of naar mevrouw Luiten?'
'Wat zou het slimste zijn?'
'Ik denk dat je het beste naar mevrouw Luiten kunt bellen.'
'Dan doe ik dat.'
 
Gespannen door de boodschap die hij zo te horen zal krijgen, toetst Sjoerd het nummer van hun raadsvrouw in. Helaas voor hem wordt er echter niet opgenomen en ook bij de tweede en derde poging krijgt hij de vrouw niet aan de lijn. Als hij het een kwartiertje later nog maar eens probeert, neemt ze wel op.

Tamara heeft alleen direct door dat ze heel slecht nieuws heeft, want ze ziet Sjoerd zijn gezicht enorm betrekken. Daarom wacht ze vol angst op het moment dat haar man de verbinding verbreekt en ze te horen krijgt wat er is. 

Als Sjoerd aan het einde van het gesprek nog zegt: 'Nou, heel veel sterkte en ik hoop voor jou en voor ons dat de vermoedens van de politie niet kloppen', raakt ze zelfs een beetje in paniek. Als de verbinding is verbroken, zit ze Sjoerd dan ook trillend van emotie aan te kijken.

'Wat is er gebeurd? Toch niets ergs, hoop ik.'
'Helaas wel. Het huis van mevrouw Luiten is, toen zij hier was, tot de grond toe afgebrand. Dat is natuurlijk al een groot drama, maar de technische recherche vermoedt dat de brand is aangestoken en dat is nog veel erger. Zeker omdat men denkt dat de dader of daders uit de hoek van de voetbalclub komen. Onze woning blijkt daarom al een aantal dagen onder verscherpt toezicht te staan, maar tot op heden is daar niets verdachts ontdekt.'

'Wat een ramp voor haar, maar hoe moeten wij nu verder?’
’Geen idee. Het enige wat we volgens mij kunnen doen is de politie bellen of naar het bureau gaan en vragen wat zij van de situatie denken.'

'Pak de telefoon dan maar, want ik heb weinig zin om naar ze toe te gaan. Als we onderweg een verkeerde tegenkomen, kpmen we met wat pech immers nog veel dieper in de ellende.'

Hoewel Sjoerd eigenlijk het liefst naar huis zou gaan om zijn woning te beschermen, beseft hij dat zijn vrouw gelijk heeft. Daarom toetst hij het nummer van zijn contactpersoon bij de politie in.

'Met Stralema, goedemorgen.'
'Hallo. U spreekt met Sjoerd Planters. We zijn nu bijna een week ondergedoken en zouden graag willen weten hoelang we hier nog moeten blijven. Al begrijpen we ook wel dat de situatie steeds explosiever wordt.'

'Wat bedoelt u precies met uw laatste opmerking?'
'Nou, ik heb net mevrouw Luiten aan de telefoon gehad en ze vertelde me over de woningbrand.'
'Juist ja.'

'We willen daarom graag weten of we bang moeten zijn dat onze woning ook in de brand gestoken wordt en of er al over gesproken is of we ooit nog weer terug naar huis kunnen gaan.'

'We hebben diverse camera’s bij jullie huis geplaatst en bij elke verdachte beweging die daarop te zien is, wordt direct actie ondernomen. Daar hoeven jullie dus niet bang voor te zijn. Voor jullie eigen veiligheid is het echter beter dat jullie in ieder geval nog een weekje op dat park blijven.'

'Maar, we kunnen hier toch ook niet eeuwig blijven en hoe zit het met mijn zoontje? De jongen is al een week niet naar school geweest.'
'Alle kosten worden door de gemeente betaald en ik  bel u uiterlijk komende maandag terug en dan hoop ik op al uw vragen een antwoord te hebben.'
'Hoe denkt u zo snel oplossingen te hebben?'
'Daar kan, mag en wil ik nog niets over zeggen.'

Omdat Sjoerd beseft dat hij op deze manier niets wijzer wordt, maakt hij een einde aan het gesprek. Vervolgens kijkt hij Tamara wat verward aan. 

'Heb je kunnen horen wat de man zei?'
'Ja. Wat een tegenvaller, zeg. Ik hoopte dat de toestand langzaam wat veiliger voor ons zou worden, maar het wordt juist steeds gevaarlijker. Of ben ik nu te negatief?'
'Nee, volgens mij niet.'

Opeens gaat de bel en als ze samen naar de deur lopen, staan ze oog in oog met een voor hen onbekende man. Sjoerd heeft wel het gevoel dat hij hem ooit heeft gezien, maar daar blijft het bij.

Als de man hem een hand geeft en zich voorstelt, is het hem echter snel duidelijk.
'Dag meneer en mevrouw Planters. Kennen jullie mij nog? Ik ben de ex-secretaris van Oranje Wit en al eens eerder bij jullie geweest om over de gebeurtenissen rondom dat voetbalveld te praten.'

'Eerlijk gezegd moest ik even nadenken, maar nu weet ik het weer. Kom binnen.'
'Graag. Omdat ik de zaak voor u en uw gezin steeds triester vind worden, wil ik u namelijk even bijpraten over alles wat er de laatste dagen in ons dorp is gebeurd.'

'Dat is enorm vriendelijk van u. Mijn vrouw en ik zijn namelijk erg nieuwsgierig. We zouden ook het liefst vandaag nog teruggaan naar huis, maar de verhalen over de onveiligheid houden ons tegen.'
'Ik begrijp u en het is inderdaad verstandiger om nog een tijdje hier te blijven.'

Nadat de man een kopje koffie heeft gekregen, begint hij met zijn verhaal.
'De meeste mensen binnen de vereniging zien jullie nog steeds als de grote dwarsliggers. Dat komt volgens mij echter vooral omdat zowel het bestuur van de club als de gemeente niets van zich laten horen. Volgens de kranten zijn ze ook continu onbereikbaar voor commentaar. Ik weet alleen uit een betrouwbare bron dat het punt komende maandag op de agenda van de gemeenteraadsvergadering staat. De burgemeester en ook de verantwoordelijke wethouder zullen dan dus openheid van zaken moeten geven en dat kan  natuurlijk gunstig zijn voor jullie.'

'Hoe bedoelt u?'
'Dat lijkt me simpel, meneer Planters. Als zij moeten vertellen welke spelletjes ze met jullie hebben gespeeld, zal dat ten eerste gevolgen hebben voor henzelf en ten tweede zal de gemeenschap dan eindelijk  begrijpen waarom jullie geprotesteerd hebben. Als er tenminste nu wel een eerlijk verhaal wordt verteld en de mensen niet allemaal verblind zijn door hun liefde voor Oranje Wit.'
 
Sjoerd en Tamara kijken elkaar aan, maar blijken niet  overtuigd te zijn.
'Kunnen mijn vrouw en ik naar die raadsvergadering toe? Ik zou de dames en heren namelijk graag eens willen vertellen wat ons de laatste tijd overkomen is. Ze hebben het wel in de krant kunnen lezen en van anderen kunnen horen, maar het is, denk ik, goed om het ook eens uit onze mond te horen. Is het trouwens niet heel erg raar dat er door de gemeente en de club nog nergens op is  gereageerd?'

'Ik denk dat ze bij Oranje Wit wachten op een reactie van de gemeente en daarna pas zelf reageren. Er gaan trouwens verhalen dat het bestuur en de gemeenteraad wel continu met elkaar in overleg zijn, maar ik weet niet of dat waar is. Verder zou ik niet naar de vergadering van de gemeenteraad gaan, want ik ben bang dat men dat als een provocatie van jullie kant ziet. Al kan ik jullie natuurlijk niets verbieden.'

'Ik vind het vreselijk om hier af te moeten wachten of er ooit nog iets van gerechtigheid ontstaat, maar denk wel dat je gelijk hebt. We wachten dus maar rustig op de krant van vrijdag, want daar zal wel een verslag van de raadsvergadering in staan.'

'Zeker, maar jullie kunnen ook naar de lokale radio luisteren. Die zenden de vergadering namelijk in zijn geheel uit.’
‘Dan doen we dat. Ze zijn hier immers prima te ontvangen. Bedankt voor de tip.’

Na een paar dagen waarin de spanning per uur toeneemt tot een onmenselijke hoogte, zitten Tamara en Sjoerd ’s maandags al een uur eerder dan nodig aan de radio gekluisterd. Als om precies acht uur de uitzending begint en ze enkele ogenblikken later de burgemeester een verklaring voor  hebben horen lezen, weten ze echter niet of ze blij of teleurgesteld moeten zijn.
 
Ze horen hem namelijk zeggen: 'Geachte dames en heren, geachte gemeenteraad. Zoals een aantal van jullie natuurlijk al weten, heb ik de laatste dagen heel veel kritiek gekregen op mijn optreden in de zaak rond de aanleg van het nieuwe veld van Oranje Wit. Ik heb hier met diverse mensen langdurig over gesproken en er heel veel over nagedacht. Hoewel ik ervan overtuigd blijf dat ik alleen maar geprobeerd heb om het voor de gemeente en de club zo goed mogelijk te regelen, ben ik toch bang dat deze kwestie een goed functioneren van mij als burgemeester vanaf nu in de weg zal staan. Velen hebben nog voldoende vertrouwen in mij, maar een redelijk aantal mensen namelijk niet meer en dat kan tot een scheuring in deze mooie gemeente leiden.  Omdat ik me nog steeds verantwoordelijk voel voor alle burgers van dit mooie dorp, heb ik daarom besloten om met ingang van heden mijn werkzaamheden als burgemeester neer te leggen. Nogmaals, ik betreur deze beslissing, maar voor het algemeen belang is het, volgens mij, veel beter. Mijn besluit betekent voor vanavond dat de geplande raadsvergadering komt te vervallen, zodat de verschillende fracties tijd hebben om intern overleg te voeren over hoe het nu verder moet. Tot slot dank ik u allen en ook alle inwoners van deze gemeente voor de fijne samenwerking van de afgelopen jaren. Ik ben trouwens niet beschikbaar voor de pers en zal ook in de toekomst geen reactie meer geven op de door mij genomen beslissing.'

Als de burgemeester uitgesproken is en de uitzending wordt verbroken, kijken Sjoerd en Tamara elkaar met een wat onwerkelijke blik in hun ogen aan. Het duurt ook een hele tijd voor ze weer iets zeggen.

'Kunnen we nu weer zonder zorgen terug naar huis?'
'Ik weet het niet, maar vrees het ergste. Die burgemeester vertrekt namelijk wel, maar hij heeft het er met geen woord over gehad dat hij een enorme scheve schaats heeft gereden. Het leek zelfs een beetje dat hij zichzelf slachtoffer voelde, in plaats van de grote aanstichter van alle ellende.'

'Dat ben ik met je eens en wat zou die wethouder nu trouwens doen?'
'Het lijkt me dat hij ook weg moet, maar het is en blijft natuurlijk politiek.'

'Wat bedoel je daarmee?'
'Ten eerste dat het door een normaal mens vaak niet te volgen is en ten tweede dat partijbelang meestal boven het algemeen belang gaat. Ik zal niet zeggen bij iedereen, maar vaak wel.'

'Ja, dat is zo.'
'Zal ik mevrouw Luiten eens bellen? Misschien weet zij meer.'
'Mee eens.'

Sjoerd pakt direct zijn telefoon om te bellen, maar de lijn is bezet.
'Ze is misschien al aan het telefoneren over het vertrek van de burgemeester.'
'Bel dan nog maar eens, want anders heeft ze zo weer een ander aan de lijn.'

Als op hetzelfde moment de telefoon gaat, blijkt mevrouw Luiten echter zelf al te bellen.
'Hallo Sjoerd. Hebben jullie het laatste nieuws 
gehoord?'

'Ja via de radio, maar wat moeten we van dat vertrek denken? Die kerel betuigt namelijk totaal geen spijt van alles wat hij heeft geflikt.'
'Ik heb uit betrouwbare bron dat er momenteel heel veel onenigheid is in de gemeenteraad. Je weet dat de wethouder en de burgemeester partijgenoten zijn en hun partij een flinke meerderheid in de raad heeft. Daar proberen ze nu, volgens mij, gebruik van te maken, zodat de heren zonder al te veel heisa kunnen vertrekken.'

'Gaat de wethouder ook dan?'
'Ja.'
'En begrijp ik goed dat ze de rest van het verhaal dan in de doofpot willen stoppen?'

'Ja, dat lijkt er wel op.'
'Dan blijven wij dus voor altijd de mensen die zo onredelijk waren om de komst van dat nieuwe voetbalveld tegen te houden.'
 
Mevrouw Luiten blijkt te schrikken, want het blijft een heel tijdje stil aan de andere kant van de lijn. Na een aantal seconden geeft ze Sjoerd echter wel gelijk.
'Eerlijk gezegd had ik daar nog niet aan gedacht, maar het is helaas waar wat je zegt. Tot mijn  spijt krijg ik ook bij de provincie namelijk geen meerderheid voor mijn plan om alle gebeurtenissen bij jullie in het dorp nog eens goed tegen het licht te houden en openbaar te maken.'

Sjoerd zucht een keer flink.
 'Dat is balen en ik weet op dit moment niet wat ik er verder over moet zeggen. Weet jij trouwens hoe het nu met de plannen voor de aanleg van het nieuwe voetbalveld staat?'

'Volgens de gemeente komt de nieuwe wethouder zo snel mogelijk met een plan om het veld toch achter de kantine neer te leggen. Jullie krijgen dus sowieso geen voetbalveld naast het huis.'

'Dan is er tenminste toch nog iets dat meevalt. Is er trouwens al een nieuwe wethouder?'
'Dat weet ik niet, maar ik ben je nog iets vergeten te vertellen. Die wethouder die er zat en dus medeverantwoordelijk voor alle narigheid was, heeft een leidinggevende functie op de afdeling Burgerzaken aangeboden gekregen, Volgens de gemeente kon hij dat niet laten lopen.'

'Snap ik, maar hij is dus gewoon weggepromoveerd.'
'Ze zeggen natuurlijk van niet, maar dat is wel zo.'
'En nu? Wat adviseer je ons? Teruggaan naar huis of toch maar verhuizen?'

'Dat is een ontzettend moeilijke vraag. Ik zou allereerst de kranten van de aankomende dagen afwachten, want wie weet wat de journalisten nog voor informatie los hebben weten te peuteren. Een positief verhaal over jullie kan de stemming in een paar dagen namelijk totaal veranderen.'

'En wat als de kranten niets nieuws brengen?'
'Dan zou ik een gesprek aanvragen met de nieuwe wethouder, bij de politie informeren hoe veilig zij het voor jullie vinden of eens links en rechts voorzichtig peilen hoe negatief de mensen in het dorp nog over jullie denken.'

'Het zou dus de goede kant op kunnen gaan, maar we moeten nog wel voorzichtig zijn. In ieder geval bedankt voor je advies, want daar hebben we, denk ik, wel iets aan.'

'Ik ben blij dat ik jullie weer heb kunnen helpen en hoor het graag van je als er iets verandert.'
'Prima. Bedankt voor alles en tot ziens.'
'Dag hoor.'

Als Sjoerd de verbinding heeft verbroken, zitten hij en Tamara, die meegeluisterd heeft, elkaar een hele tijd zwijgend aan te kijken. Het moment dat ze weer naar huis kunnen, lijkt wat dichterbij te komen. Omdat ze de ellende die ze al hebben meegemaakt nog lang niet zijn vergeten, blijven ze echter onzeker. 

Ze krijgen alleen geen tijd om hier verder over na te denken, want de telefoon gaat en als Tamara ziet dat het haar ouders zijn, neemt ze snel op. 
'Hallo ma. Hebben jullie ook naar de radio geluisterd?'

'Ja. Die heren van de gemeente zijn nog achterbakser dan ik ooit had verwacht.'
'Klopt. Die wethouder heeft al een mooie andere baan en voor de burgemeester zal wel een nieuwe gemeente worden gevonden, maar wij blijven met de narigheid zitten.'

'Zouden de mensen uit het dorp dan nooit gaan begrijpen dat er een spelletje met jullie is gespeeld?'
'We hopen dat de kranten morgen met kritische verhalen komen, want anders zien we onze toekomst met heel veel zorgen tegemoet.'

'Moet ik morgenochtend even de kranten voor jullie gaan halen? Dan komen je vader en ik ze later wel brengen.'
'Is goed. Tot morgen.'

De volgende ochtend zitten Sjoerd en Tamara al heel vroeg op hun ouders te wachten en als die er zijn, grijpen ze direct de kranten om het nieuws te lezen.
Iets wat vooral bij Sjoerd voor heel veel emotie zorgt. Zijn vertrouwen in de toekomst blijkt hij opeens namelijk helemaal kwijt te zijn.

'Het is toch niet voor te stellen. Volgens de krant zijn de burgemeester en de wethouder buiten hun schuld om in de problemen gekomen. Plus dat er in het bestuur van de club zelfs niets verandert. Het ergste is nog, dat men schrijft over een paar inwoners die alle commotie hebben veroorzaakt. Iedereen in het dorp begrijpt dat wij hiermee bedoeld worden en daardoor kunnen we een terugkeer naar onze woning wel uit ons hoofd zetten. Als ik terugdenk aan wat er onlangs is gebeurd, vrees ik namelijk dat wij daar geen dag meer rustig kunnen leven zoals vroeger.'

'Zou het echt zo erg zijn? We kunnen toch een gesprek met de nieuwe wethouder aanvragen? Ik zie het namelijk helemaal niet zitten om te gaan verhuizen. Zo’n mooie plek vinden we immers nooit meer terug.'

'Je hebt gelijk, maar ik denk niet dat we een andere keus hebben. Het grootste deel van het dorp is tegen ons en daar kan die wethouder niets aan veranderen. Als hij al het lef heeft om het voor ons op te nemen.'
'Laten we het toch maar gaan horen wat hij zegt.'
'Best, ik zal die man wel bellen.'
 
Hoewel Sjoerd dus totaal geen hoop heeft dat een gesprek iets oplevert, besluit hij de zaak toch positief te benaderen. Als hij de man aan de lijn krijgt, valt hij daarom meteen met de deur in huis.

'Goedemorgen heer Pelksma. U spreekt met Sjoerd Planters. Wij hebben elkaar nog nooit gesproken, maar u zult ongetwijfeld over ons hebben gelezen en gehoord. Ik neem aan dat u dus weet dat wij nog steeds op een vakantiepark zitten. Het is hier prima, maar u beseft hoop ik dat we graag weer naar huis willen. Mijn vraag is dus of u het verantwoord vindt dat we dit doen en dan met name uit het oogpunt van veiligheid.'

'Dat is een ontzettend moeilijke vraag. Ik zou allereerst de kranten van de aankomende dagen afwachten, want wie weet wat de journalisten nog voor informatie los hebben weten te peuteren. Een positief verhaal over jullie kan de stemming in een paar dagen namelijk totaal veranderen.'

'En wat als de kranten niets nieuws brengen?'
'Dan zou ik een gesprek aanvragen met de nieuwe wethouder, bij de politie informeren hoe veilig zij het voor jullie vinden of eens links en rechts voorzichtig peilen hoe negatief de mensen in het dorp nog over jullie denken.'

'Het zou dus de goede kant op kunnen gaan, maar we moeten nog wel voorzichtig zijn. In ieder geval bedankt voor je advies, want daar hebben we, denk ik, wel iets aan.'

'Ik ben blij dat ik jullie weer heb kunnen helpen en hoor het graag van je als er iets verandert.'
'Prima. Bedankt voor alles en tot ziens.'
'Dag hoor.'

Als Sjoerd de verbinding heeft verbroken, zitten hij en Tamara, die meegeluisterd heeft, elkaar een hele tijd zwijgend aan te kijken. Het moment dat ze weer naar huis kunnen, lijkt wat dichterbij te komen. Omdat ze de ellende die ze al hebben meegemaakt nog lang niet zijn vergeten, blijven ze echter onzeker. 

Ze krijgen alleen geen tijd om hier verder over na te denken, want de telefoon gaat en als Tamara ziet dat het haar ouders zijn, neemt ze snel op. 
'Hallo ma. Hebben jullie ook naar de radio geluisterd?'

'Ja. Die heren van de gemeente zijn nog achterbakser dan ik ooit had verwacht.'
'Klopt. Die wethouder heeft al een mooie andere baan en voor de burgemeester zal wel een nieuwe gemeente worden gevonden, maar wij blijven met de narigheid zitten.'

'Zouden de mensen uit het dorp dan nooit gaan begrijpen dat er een spelletje met jullie is gespeeld?'
'We hopen dat de kranten morgen met kritische verhalen komen, want anders zien we onze toekomst met heel veel zorgen tegemoet.'

'Moet ik morgenochtend even de kranten voor jullie gaan halen? Dan komen je vader en ik ze later wel brengen.'
'Is goed. Tot morgen.'

De volgende ochtend zitten Sjoerd en Tamara al heel vroeg op hun ouders te wachten en als die er zijn, grijpen ze direct de kranten om het nieuws te lezen.
Iets wat vooral bij Sjoerd voor heel veel emotie zorgt. Zijn vertrouwen in de toekomst blijkt hij opeens namelijk helemaal kwijt te zijn.

'Het is toch niet voor te stellen. Volgens de krant zijn de burgemeester en de wethouder buiten hun schuld om in de problemen gekomen. Plus dat er in het bestuur van de club zelfs niets verandert. Het ergste is nog, dat men schrijft over een paar inwoners die alle commotie hebben veroorzaakt. Iedereen in het dorp begrijpt dat wij hiermee bedoeld worden en daardoor kunnen we een terugkeer naar onze woning wel uit ons hoofd zetten. Als ik terugdenk aan wat er onlangs is gebeurd, vrees ik namelijk dat wij daar geen dag meer rustig kunnen leven zoals vroeger.'

'Zou het echt zo erg zijn? We kunnen toch een gesprek met de nieuwe wethouder aanvragen? Ik zie het namelijk helemaal niet zitten om te gaan verhuizen. Zo’n mooie plek vinden we immers nooit meer terug.'

'Je hebt gelijk, maar ik denk niet dat we een andere keus hebben. Het grootste deel van het dorp is tegen ons en daar kan die wethouder niets aan veranderen. Als hij al het lef heeft om het voor ons op te nemen.'
'Laten we het toch maar gaan horen wat hij zegt.'
'Best, ik zal die man wel bellen.'
 
Hoewel Sjoerd dus totaal geen hoop heeft dat een gesprek iets oplevert, besluit hij de zaak toch positief te benaderen. Als hij de man aan de lijn krijgt, valt hij daarom meteen met de deur in huis.

'Goedemorgen heer Pelksma. U spreekt met Sjoerd Planters. Wij hebben elkaar nog nooit gesproken, maar u zult ongetwijfeld over ons hebben gelezen en gehoord. Ik neem aan dat u dus weet dat wij nog steeds op een vakantiepark zitten. Het is hier prima, maar u beseft hoop ik dat we graag weer naar huis willen. Mijn vraag is dus of u het verantwoord vindt dat we dit doen en dan met name uit het oogpunt van veiligheid.'

De wethouder lijkt even na te denken, want het blijft  doodstil aan de andere kant van de lijn. Net als Sjoerd wil vragen of de man er nog is, geeft hij echter toch antwoord.

'Dat is een lastige vraag, heer Planters en eigenlijk durf ik u daar geen antwoord op te geven. Ik heb namelijk geen idee hoe de inwoners van het dorp op jullie terugkeer zullen reageren. Misschien dat de politie u meer duidelijkheid kan geven?'

'Hebt u dan helemaal geen idee wat ons te wachten staat als we weer naar huis gaan?'
'Ik weet dat er mensen zijn die jullie bloed wel kunnen drinken, maar kan niet inschatten of dat er veel zijn.'
 
Omdat Sjoerd vindt dat de wethouder wegloopt voor zijn verantwoordelijkheid, ergert hij zich gigantisch 'Begrijpt u wel wat mijn gezin en ik de laatste tijd allemaal door hebben gemaakt?'
'Natuurlijk besef ik dat. Ik denk ook dat u, achteraf gezien, toch beter wat minder heftig tegen de komst van het nieuwe veld had kunnen protesteren.'
 
Sjoerd is al zijn goede voornemens ineens vergeten.
'Wat had ik dan moeten doen? Toestaan dat de gemeente en de club een vies spelletje met ons speelden? Vindt u het soms normaal wat er allemaal is gebeurd? Heeft u niet gehoord dat er aan alle kanten sprake was van belangenverstrengeling en dat mijn zoontje en ik flink mishandeld zijn? Het lijkt me toch dat u van alles op de hoogte moet zijn.'

'Ja, ik weet wat er allemaal is voorgevallen.'
'Nou, vindt u dat dan normaal?'
'Nee, want het mag natuurlijk nooit zo zijn dat de burgers het recht in eigen handen nemen. Ik keur alles wat er gebeurd is dan ook ten zeerste af. Al kan ik de mensen wel een beetje begrijpen, want de vereniging betekent ontzettend veel voor ze en in hun ogen probeert u ze te benadelen.'

'Als ik u zo hoor, kunnen we het beste zo snel mogelijk verhuizen.'
'Dat hebt u mij niet horen zeggen.'
'Klopt, u draait voortdurend om de zaak heen. Jammer, want van een wethouder mag je toch een goed onderbouwde mening verwachten.'

'Ik denk dat we beter met dit gesprek kunnen stoppen, meneer Planters. U bent gefrustreerd en dat begrijp ik, maar het is niet correct om uw gevoelens  op mij af te reageren.'

'Wanneer u me gelijk een normaal antwoord op mijn vraag had gegeven en meer begrip had getoond, waren we al lang uitgepraat geweest.'
'Meneer Planters, u zou kunnen begrijpen dat ik niet altijd het achterste van mijn tong kan laten zien.'

Sjoerd is zo kwaad, dat hij zonder nog iets te zeggen de verbinding verbreekt. Hierdoor raakt Tamara echter nog veel verder in de put dan ze al zar.
'Kunnen we toch niet beter gaan verhuizen? Het zal thuis misschien niet direct gevaarlijk voor ons zijn, maar veel vrienden zullen we niet meer hebben.'

'Je kunt best gelijk hebben, maar ik blijf er moeite mee houden om op de vlucht te moeten en dat terwijl we helemaal niets verkeerds hebben gedaan.'
'Je moet ook aan Patrick denken.'

'Doe ik ook. Die jongen heeft geen leven op dit park.'
'Zou hij dat thuis wel weer krijgen?'
'Kinderen zijn over het algemeen niet zo haatdragend als ouderen.'

'Dat is waar.'
'Zullen we dan maar gewoon naar huis gaan?'
'Goed, maar we moeten wel goed op onze zoon letten. Hij mag namelijk absoluut niet de dupe van dit vreselijke gedoe worden.'

'Mee eens. Ik denk dat het wel mee zal vallen en beloof je dat we zo snel mogelijk verhuizen als hij op welke manier dan ook onder de situatie gaat lijden.'
'Afgesproken.'
 
Nu het besluit is genomen om naar huis te gaan, wordt Patrick ingelicht en beginnen ze met een enorme vaart hun spullen in te pakken. Met een half uur hebben ze alles dan ook al achter in de auto en, na zich bij de receptie te hebben afgemeld, rijden ze vol goede moed naar huis. 
 
Hoewel ze het geen van drieën willen laten merken, zijn ze toch wel behoorlijk zenuwachtig en worden ze gedurende de rit steeds stiller. Vooral Sjoerd, die zich enorm verantwoordelijk voelt voor zijn vrouw en zoon, voelt zich helemaal niet lekker.

'Zullen we, voor we naar huis gaan, eerst een rondje door het dorp rijden? Als we wat mensen tegenkomen, kunnen we in ieder geval zien hoe ze op ons reageren.'
'Mee eens. Ik moet toch nog naar de supermarkt.'

Als ze de parkeerplaats van de supermarkt oprijden, overlegt Sjoerd even met zichzelf wat hij moet doen. Normaal gesproken laat hij Tamara namelijk altijd alleen naar binnen gaan en wacht hij in de auto, maar dat is hem dit keer  te link. 

Je weet immers nooit wie er in de winkel zijn en hij moet er niet aan denken dat zijn vrouw in één of andere bedreigende situatie terechtkomt. Wanneer hij met haar mee gaat, moet hij echter zijn auto onbeheerd achterlaten en ook daar ziet hij na het gedoe van onlangs enorm tegenop. 

Tot zijn grote geluk is er net voor de ingang nog een plekje vrij, zodat hij vanuit de winkel zijn auto in de gaten kan houden en dit probleem in ieder geval is opgelost.

Ondanks dit stapt hij behoorlijk gespannen uit en Tamara voelt zich blijkbaar ook niet op haar gemak, want ze zoekt zonder iets te zeggen haar boodschappen bij elkaar en begint pas weer te praten als ze terug in de auto zijn. 

'Dat viel me niet tegen. Het meisje aan de kassa deed heel gewoon en de andere mensen deden ook normaal. Waarschijnlijk hebben we ons dus toch onnodig zorgen gemaakt.'

Sjoerd kijkt zijn vrouw met een bezorgde blik aan.
'Je hebt gelijk. Iedereen deed gewoon, maar er waren ook geen bekenden. Tenminste niet van mij.'
'Klopt, maar ik denk dat het hele dorp ons zo onderhand wel kent.'

'Dat is waar. Laten we het trouwens maar van de positieve kant bekijken, want met negatief zijn, komen we niets verder.'
'Dat is zo en spreken we dus af.'

Als ze naar huis rijden, bekruipt Sjoerd het vervelende gevoel dat hij veel te optimistisch is. Hij wil hier echter niet aan toegeven, maar blijkt even later wel gelijk te hebben gehad.

'Kijk eens, Tamara. Er staat een bord bij ons in de tuin. Wat zou erop staan?'
'Geen idee, maar we zullen het zo wel zien.'
'Ik hoop dat we niet gelijk weer met die ellende van dat veld geconfronteerd worden.'
'Positief blijven, Sjoerd. Weet je nog?'
 
Sjoerd zegt niets, maar meent vrij zeker te weten dat er iets vervelends op het bord staat en hij heeft helaas gelijk. Als ze bij hun woning komen, lezen ze namelijk: 'Dit huis staat te koop, want de familie Planters gaat gelukkig heel erg snel verhuizen'. 
 
Omdat Sjoerd niet weet wat hij moet zeggen, rijdt hij zwijgend door naar de garage om zijn auto binnen te zetten. Daarna laadt hij de boodschappen uit en loopt hij met zijn gezin mee naar binnen, waar hij probeert om de zaak zo luchtig mogelijk op te vatten.
 
'Dat bord kan er al wel een week staan en de mensen die het gemaakt hebben, kunnen inmiddels best van mening veranderd zijn. Ik zal die troep gelijk in de container gooien, dan hoeven we niet meer naar die ellende te kijken. Laten we het daarna ook maar zo snel mogelijk vergeten.'
 
Terwijl hij Tamara en Patrick wat verdwaasd ziet knikken, loopt hij naar buiten om de boel op te ruimen. Als hij dat gedaan heeft en naar binnen wil gaan, ziet hij echter een auto de weg naar zijn huis oprijden en als hij beseft wie het is, krijgt hij een naar voorgevoel.
 
Het is namelijk de plaatselijke makelaar en het is duidelijk te zien dat hij een paar verkoopborden achter in zijn auto heeft. Hoewel dit natuurlijk niets hoeft te betekenen, heeft Sjoerd wel direct een vermoeden wat daar de bedoeling van is en hij heeft gelijk. Als de makelaar uit zijn auto is gestapt, valt hij namelijk meteen met de deur in huis.
 
'Goedemorgen, heer Planters. Ik begreep van mijn secretaresse dat u uw huis door ons wil laten verkopen en dat doen we natuurlijk graag. Zullen we maar naar binnen gaan om de zaak verder te bespreken?'

'Mag ik vragen wie jullie gebeld heeft?'
'Ik neem aan u of uw vrouw.'
'Wij hebben niet gebeld en gaan ook zeker niet verkopen. 
‘U bent hier dus voor niets.'
'Dan zijn jullie en wij dus de dupe geworden van een flauwe grap.'

'Ik noem het liever pesterij.'
'Hoe bedoelt u?'
'U weet toch ook van onze strijd met de gemeente en de voetbalclub?'
'Daar heb ik wel eens wat van gehoord, maar ook niet meer dan dat. Ik woon hier namelijk niet in het dorp.'
 
Als Sjoerd het hele verhaal heeft verteld, toont de man alle begrip.
'Sorry dat ik u lastig heb gevallen. Ik heb er geen moment aan gedacht dat dit er wel eens achter zou kunnen zitten.'
'Dat begrijp ik en ik neem u niets kwalijk.'

'Gelukkig. Nou tot ziens dan maar en ik hoop voor u dat deze gekkigheid snel stopt.'
'Dat hopen wij ook.'
 
Hoewel het hem steeds meer moeite kost, blijft Sjoerd tegen Tamara net doen alsof er weinig aan de hand is.
'Was de makelaar er?'
'Ja, ze hadden een telefoontje gehad dat wij ons huis wilden verkopen.'

'Zou dat gezeur dan nooit ophouden en de mensen niet eerder tevreden zijn voor ze ons hier definitief weg hebben gepest? Ik word er zo onderhand behoorlijk wanhopig en moedeloos van.'

'Het kan natuurlijk zijn dat de makelaar al een tijdje geleden is gebeld en hij heeft gewacht om te komen tot wij weer thuis waren.'
'Geloof je het zelf?'
'Waarom niet?'

Tamara kijkt Sjoerd met een ongelovig gezicht aan en loopt naar buiten. Als ze in de schuur komt en er opeens aan denkt dat Patrick een half uurtje geleden naar school is gegaan, gaat ze echter gelijk weer terug. 

'Ik rij even naar school om te kijken hoe het met Patrick is.'
'Hoe wil je dat doen? Je kunt toch niet in zijn klas gaan kijken? Als je dat doet, wordt hij zeker geplaagd.'

'Ik vraag of ik de directeur kan spreken en dan zie ik de jongen wel in het lokaal zitten.'
'Wat wil je tegen die man zeggen dan?'
'Ik vraag hem of hij een oogje in het zeil wil houden.'
'Dat is misschien wel slim, ja.'
'Mooi dat je het ermee eens bent. Ik ga meteen.'

Hoewel Tamara zich dwingt om niet te negatief te denken, rijdt ze toch met een onbestemd gevoel naar school. Ze is namelijk erg bang dat Patrick opnieuw het slachtoffer is geworden van geweld. 

Daarom rijdt ze flink door en rent ze even later bijna de school binnen. Als ze daar langs het lokaal van haar zoon loopt en hem niet ziet zitten, krijgt ze de schrik van haar leven. 

Ze wil gelijk de klas binnenstormen, maar besluit toch eerst naar de directeur te gaan. Die heeft immers de leiding over alles en kan gelijk actie ondernemen. Ze ziet de man net zijn kantoor binnenlopen en loopt hem met grote stappen en een wild bonzend hart achterna.

'Weet u waar mijn zoon is? Hebben ze hem soms weer geslagen?'
'Goedemorgen, mevrouw Planters. U laat me schrikken. Ik weet niet hoe het met Patrick is, maar waarom bent u zo opgewonden?'

'Hij is weer voor het eerst naar school gegaan, maar zit niet in zijn klas.'
'Ik heb hem een half uur geleden nog gezien, maar  niet gehoord dat hij is vertrokken. Als u een momentje heeft, zal ik het echter even vragen.'
'Graag en zal ik meteen maar meelopen?'
'Nee, gaat u hier maar zitten. Ik ben met een paar minuten terug.'
 
Omdat de directeur veel langer weg blijft dan ze had verwacht, worden de zorgen van Tamara steeds groter. Als de man uiteindelijk samen met Patricks meester terugkomt, moet ze zelfs haar best doen om niet in paniek te raken. Vooral omdat ze meent dat de heren nogal ernstig kijken.’

‘Is er toch weer wat gebeurd? Weet u al wie het gedaan hebben en waar is mijn zoontje nu?'
'Mevrouw Planters, ik heb de directeur gesproken en we begrijpen heel goed dat u zich zorgen maakt. Zeker omdat u Patrick niet in de klas zag zitten.'

'Dat is toch geen wonder? Zeg me alsjeblieft wat er met hem is en waar ik hem kan vinden.'
'Mevrouw, er is niets met hem. Hij is alleen even naar het dorp om tekenpotloden te halen. Normaal koopt de school die bij de groothandel, maar dat waren we vergeten en daarom heb ik hem naar de boekhandel gestuurd. Het leek me goed voor hem om er een tijdje tussenuit te zijn, want hij was nogal gespannen en dat kan ik me trouwens heel goed voorstellen.'
 
Tamara lijkt door dit nieuws even in huilen uit te barsten, maar ze weet zich te bedwingen. Ze is echter nog zo in de war, dat ze niets meer weet te zeggen en zwijgend naar buiten rent. 

Als ze thuis is en haar man met een ernstig gezicht naar de auto ziet komen, wordt ze echter nog banger dan ze al was.
'Wat is er aan de hand, joh?'
'Ons huis staat in de krant.'

'Waarom?'
'Dat we het willen verkopen.'
'Wie heeft dat gedaan?'
'Weet ik niet. Er staat natuurlijk geen naam bij.'

'En nu?'
'Ik denk dat we maar weer aangifte moeten doen.'
'Want?'
'Omdat ik al drie telefoontjes heb gehad.'

'Willen ze het zo graag kopen dan?'
'Ja en dat is nogal logisch.'
'Waarom dan?'
'In de advertentie staat dat we het tegen elk aannemelijk bod verkopen willen. Er was net al een kerel die honderdvijftigduizend euro bood.'

'Dat is toch minstens drie ton te weinig?'
'Ja, maar die vent was toch hartstikke verontwaardigd dat ik niet met hem wilde onderhandelen.'
'De kans is dus groot dat we vandaag en de komende dagen nog veel vaker gebeld worden.'
'Daar ben ik ook wel bang voor.'

Als Tamara met Sjoerd naar de keuken is gelopen en daar de advertentie bekijkt, zakt de moed haar in de schoenen. Zeker als ze leest dat hun woning gezellig  net naast het voetbalveld staat.

Daaruit blijkt namelijk weer duidelijk in welke hoek de aanstichter van deze ellende gezocht moet worden. Hierdoor krijgt ze even het gevoel dat ze toch beter kunnen verhuizen, maar daar komt ze snel van terug.
 
'Dit is natuurlijk een enorme rotstreek, maar toch wil ik me nog steeds niet weg laten pesten.'
'Ik ook niet.'
'Zullen we dan eerst maar naar de politie gaan?'
'Goed. Al vraag ik me af of ze wel iets voor ons kunnen en willen doen.'
 
Ze worden enorm vriendelijk ontvangen op het politiebureau, maar het blijkt vrijwel meteen dat Sjoerd zijn voorgevoel klopt.
'Ik heb alles genoteerd en verwacht dat we de dader j snel vinden. De vraag is echter of  jullie dit wat helpt.'

'Hoe bedoelt u?'
'Volgens mij zullen de pesterijen daar namelijk niet mee stoppen. Wij kunnen jullie tot op zekere hoogte beschermen en als er iets is, komen we direct. Dit soort zaken zijn echter niet te voorkomen en als dit zo doorgaat, vrees ik dat jullie het niet volhouden.'

'Dan zouden we dus toch beter kunnen verhuizen?'
'Ik ben niet de persoon die dat voor jullie moet beslissen. Wel adviseer ik jullie om hier eens goed over na te denken.'

Sjoerd voelt zich een beetje in de steek gelaten door de woorden die hij net te horen heeft gekregen.
'Jullie geven de moed dus op en accepteren het dat die lui van de voetbalclub het hebben gewonnen.’

’Dat zeg ik niet, maar ik probeer wel onder woorden te brengen hoe de situatie is. Er moet iets gebeuren waardoor het hele dorp ineens anders tegen jullie aan gaat kijken, want anders geloof ik niet dat er een einde aan deze ellende komt.’

'Wij zullen er thuis eens rustig over praten, maar eerlijk gezegd zijn we nog niet van plan om ons uit onze woning te laten verdrijven.'
'Daar heb ik alle begrip voor, maar denk alsjeblieft wel over mijn woorden na.'
'Dat zullen we zeker doen.'

Als Sjoerd en Tamara thuiskomen, krijgen ze geen tijd om over de woorden van de agent na te denken. De telefoon rinkelt namelijk aan één stuk door en ook komen er continu mensen aan de deur om informatie over het huis te vragen. 

Na een uurtje denkt Sjoerd hier echter een oplossing voor te hebben.
'Ik trek eerst de stekker van de telefoon eruit en daarna ga ik een bord aan de weg zetten dat ons huis niet meer te koop is.'
'Goed idee. Doe het gelijk maar, dan hebben we tenminste rust.'

Sjoerd gaat snel aan de gang en hoewel er nog wel kijkers voor het huis stil blijven staan, krijgen hij en Tamara hierdoor eindelijk weer rust. Ze hebben nu ook tijd om over een eventuele verhuizing te praten.

'Zouden we dan echt hier weg moeten, zodat die malloten uit het dorp toch hun zin krijgen?'
'Ik weet het niet, Tamara. Aan de ene kant wil ik blijven, want we wonen hier perfect en hebben nergens schuld aan. We moeten echter ook aan onszelf en vooral Patrick denken, want dit getreiter sloopt ons op den duur en zeker die kleine jongen.'

'Misschien heb je gelijk, maar het is zo oneerlijk.'
'Dat is het zeker. De schuldigen worden met rust gelaten en wij zijn de slachtoffers.'
'Je hebt gelijk, maar we kunnen niets doen.’

’Ik zou het tenminste niet weten,’
’Er schiet mij nu opeens wel wat te binnen.’
’'Vertel.'
'Komende vrijdagavond gaan we weer voor het eerst volleyballen met de recreanten van 'Over het net'. Als ik er nu eens met die vrouwen over begin. Zij hebben volgens mij geen van allen iets met de voetbalclub en zullen, met een beetje geluk, ons verhaal ook wel verder vertellen. Op die manier zouden de mensen uit het dorp wat anders over ons kunnen gaan denken.'
'Het is het proberen meer dan waard.'



Nieuwe hoop en weer tegenvallers
 
Het plan van Tamara zorgt voor zoveel optimisme dat ze vannacht erg goed slapen en de volgende ochtend eindelijk weer eens met een goed gevoel en redelijk uitgerust opstaan. Er lijkt ze echter ook vandaag weer geen rust te worden gegund. 

Als ze een uurtje later even buiten met elkaar staan te praten, komt er namelijk een auto het erf oprijden.
'Wie zou dat zijn?'
'Geen idee. Ik heb gisteren dat bord aan de weg gezet, dus het kan geen koper voor ons huis zijn.’
'Nee, dat is waar.'
'We zullen zo wel horen wat die kerel moet.'

Als de auto stopt, stapt er een wat oudere man uit.
'Goedemorgen. Zijn jullie het echtpaar Planters?'
'Ja, dit is mijn vrouw Tamara en ik ben Sjoerd.'
'Mijn naam is Van Sprongelen en ik heb belangstelling om jullie huis te kopen.'
 
Sjoerd zijn gezicht betrekt en hij antwoordt nogal nukkig: 'Ik neem aan dat u lezen kunt.'
'Natuurlijk, maar wat bedoelt u?'
'Er staat toch duidelijk op het bord dat onze woning niet meer te koop is?'

'Dat stond er, maar de woorden 'niet meer' zijn doorgestreept. Ik neem aan dat u dat zelf gedaan heeft en daarom verbaast uw reactie mij een beetje.'
 
Sjoerd verschiet van kleur, kijkt Tamara geschrokken aan en loopt met grote passen naar de tuin om het bord uit de grond te trekken. Als hij een paar minuten later terugkomt, is hij een stuk rustiger.

'Meneer, vergeet alstublieft wat ik net zei, want u heeft nergens schuld aan. Wij worden echter al een hele tijd getreiterd door de bevolking hier. Zij willen dat we verhuizen en daarom hebben ze ons huis te koop gezet. Gisteren hebben we al heel veel mensen aan de deur gehad en om rust te krijgen heb ik dat bord aan de weg gezet. Dat helpt zo echter niets.'
'Dit is vreselijk voor jullie. Hebben jullie wel hulp van de gemeente en de politie?'
'De politie heeft ons geadviseerd om te gaan verhuizen en de ambtenaren doen er niets aan.'

'En de politiek dan?'
'Dat zijn de grootste veroorzakers van de ellende.'
'Wat vreselijk. Kan ik jullie soms helpen? Ik heb een advocatenkantoor in Amsterdam, ken hier niemand en heb enorm veel zin in deze klus. Mijn haren gaan namelijk altijd recht overeind staan als ik dit soort verhalen hoor of lees.'
 
Tamara en Sjoerd kijken elkaar aan en blijken te beseffen dat ze dit aanbod aan moeten nemen.
'Ik zie aan mijn vrouw dat ze akkoord is en wil zelf ook graag met u praten. Laten we dus maar naar binnen gaan, want met een kopje koffie praat het een stuk gemakkelijker.'

Binnen vertelt Sjoerd de man over alle problemen van de laatste tijd. Meneer Van Sprongelen luistert aandachtig, schrijft veel op en aan het einde van het verhaal blijkt hij flink onder de indruk te zijn.

'Mijn complimenten dat jullie zo goed door de afgelopen tijd heen zijn gekomen, want het is onmenselijk zo jullie zijn behandeld. Ik zou gek geworden zijn van al die tegenwerking.'

'We hebben wel veel steun van mevrouw Luiten gehad.'
'Dat denkt u, meneer Planters. Ik ken haar namelijk van naam en heb afgelopen week gehoord dat ze uit haar partij is gezet vanwege belangenverstrengeling. Haar man blijkt namelijk als projectontwikkelaar  vakantieparken op te hebben gezet waar zij op een slinkse wijze de vergunningen voor had geregeld. Niet alles, zoals hier, is goed gegaan, maar veel wel.’ 
 
Sjoerd en Tamara kijken elkaar aan en denken hetzelfde. Ze kunnen en willen niet geloven, dat mevrouw Luiten hier voor haar man en niet voor hen bezig is geweest.

'Ik weet niet wat er is gebeurd, maar ze is tegen ons altijd erg eerlijk geweest.’
'Ze had blijkbaar ook een andere kant, want ze hebben haar niet voor niets de politiek uitgegooid.'

'Ik zeg niet dat u liegt, maar schrik wel enorm van wat u zegt.’
'Helaas zijn jullie niet de enigen die vertrouwen in haar hebben gehad. Vergeet haar echter maar snel. Ervoor zorgen dat het hele dorp weet hoe de vork echt in de steel heeft gezeten zodat jullie hier weer normaal kunnen wonen, is namelijk veel belangrijker.'
'Dat is waar.'
'Natuurlijk.'

Omdat Van Sprongelen de zaak grondig aan blijkt te pakken, duurt het nog een hele tijd voor ze zijn uitgepraat en hij vertrekt. Als Tamara en Sjoerd hem uit hebben gelaten en terug in de keuken komen, blijken ze echter allebei dezelfde gedachten te hebben.

'Die man klonk erg overtuigend, maar ik durf hem nog niet te vertrouwen. Als mevrouw Luiten ons echt voor heeft gelogen, waarom zou hij het dan niet doen?'
'Je haalt me de woorden uit mijn mond. Ik zet zo eerst de laptop aan. Als ze haar partij is uitgezet, zal het namelijk wel op hun website staan en ik zal haar ook even bellen.'

'Wil je haar dan vertellen wat die man over haar heeft gezegd?'
'Nee, ik verzin wel iets om erachter te komen wat er echt aan de hand is.'  
 
Als Sjoerd het nummer van mevrouw Luiten belt, krijgt hij te horen dat het toestel buiten gebruik is en op de website van haar partij staat haar naam ook niet meer bij de fractieleden. 

Ze vrezen daarom dat Van Sprongelen toch gelijk heeft gehad en ze dus flink in de maling zijn genomen. Eerst doen ze hier tegen elkaar erg verontwaardigd over, maar dan worden ze overvallen door een enorm gevoel van verslagenheid. 

Het nieuws grijpt ze zelfs zo aan, dat ze de rest van de dag weinig tot geen energie meer hebben om iets te doen. Tamara heeft zelfs geen zin heeft om te gaan volleyballen.

'Ik denk dat ik morgenavond maar thuis blijf.'
'Want?'
'Ik heb geen zin om hier nog mensen onder ogen te komen. Iedereen is immers tegen ons, dus laten we maar gaan verhuizen.’                 

'Meen je dat?'
'Nee, eigenlijk niet. Ik heb alleen geen fut meer om nog langer tegen de situatie te vechten.'
'Begrijp ik en ik denk er hetzelfde over. Al moet ik er ook niet aan denken om ergens anders te gaan wonen.'
'Ja, dat is het punt.’

Het blijft een heel tijdje stil, maar dan blijkt Tamara  weer nieuwe moed te hebben gevonden.
'Laten we het dan toch nog maar een keer proberen? Als ik morgen veel steun van mijn teamgenoten krijg, kan de wereld er immers best weer heel anders uit gaan zien.'

'Daar heb je gelijk in. Laten we er daarom maar niet meer over praten en rustig afwachten hoe de reacties bij het volleybal zijn.'
'Best.'

'Zal ik trouwens meegaan naar de sporthal?'
'Leuk, maar wat doen we dan met Patrick?'
'Die kan vast wel een nachtje bij je ouders logeren.'
'Goed. Ik zal ze gelijk even bellen.'

Tamara en Sjoerd proberen om de volgende dag zo min mogelijk aan de problemen te denken en dat lukt ze redelijk. Tegen de avond worden ze echter wel steeds nerveuzer en daarom zijn ze ruim een uur te vroeg in de sporthal. Gelukkig voor hen, is men daar al aan het volleyballen en hebben ze dus meer dan genoeg afleiding.

Tamara’s teamgenoten zijn er voor hun gevoel daarom al snel en als het tijd voor de dames is om zich te gaan verkleden, blijft Sjoerd vrij opgelucht achter. Als hij zijn vrouw lachend weg ziet lopen, kan hij zich namelijk niet voorstellen dat de avond op een teleurstelling uitdraait en hij lijkt gelijk te krijgen.

Als ze na afloop in de kantine zitten, is er namelijk al snel een vrouw die vraagt hoe het met hun problemen staat. Natuurlijk licht Tamara haar uitgebreid in en dat verhaal maakt heel veel indruk op de anderen.

Ze vinden het ten eerste erg oneerlijk dat Tamara en Sjoerd het leven zo zuur gemaakt wordt en kunnen zich het ten tweede niet voorstellen dat de gemeente dit allemaal laat gebeuren. 

Omdat ze niet zoveel steun verwacht hadden, vinden Sjoerd en Tamara het een topavond en het is al over twaalf uur als ze naar huis wandelen.
'Zou het dan toch meevallen?'

'Als het aan de vrouwen van je team ligt, is alles morgen opgelost. Dat zal wel niet gebeuren, maar ik vind het erg fijn om te weten dat er ook nog mensen zijn die ons steunen.'

'Anders ik wel. Tjonge, wat ben ik blij dat ik gisteren niet afgebeld heb.'
'Dat kan ik me voorstellen en heel goed ook.'
‘Ja toch?’

Als ze elkaar aankijken, beseffen ze dat er naast alle beroerde dingen ook nog liefde bij hen broeit en dat is het begin van een paar fijne uren. Hun nachtje is daarom kort, want om acht uur gaat de wekker al. 

Patrick moet namelijk vroeg opgehaald worden bij zijn opa en oma, want hij moet om tien uur voetballen. Overmoedig geworden door de positieve reacties van gisteren besluiten ze om weer eens te gaan kijken.
 
'Hij zal het vast wel heel erg leuk vinden als we met hem meegaan.'
'Ben je niet een beetje bang voor negatief gezeur?'
'Nee joh. Ik ga bij de andere vaders staan en jij bij de moeders. Je zult zien dat er niets aan de hand is.'

'Ik hoop dat je gelijk hebt en vind ook wel dat we ons niet voor de mensen moeten verschuilen, maar hou nog wel de nodige twijfels.'
'Als we thuiskomen, zul je vast en zeker toe moeten geven dat je zorgen voor niets zijn geweest.'
'Ik hoop het.'
 
Omdat ze flink de vaart erin houden, zijn ze ruim voor negen uur bij opa en oma en daar staat Patrick al op hen te wachten. Hij is overduidelijk blij om ze weer te zien, want hij komt enthousiast naar hen toe rennen.

'Hoi. Komen jullie me alleen ophalen of gaan jullie ook mee naar het voetbalveld?’
'We gaan mee, jongen. Je vader wil wel weer eens zien hoe goed je bent en ik vind het ook leuk om je wedstrijd te bekijken. Gezellig toch?’
'Natuurlijk. Zullen we gelijk maar gaan?'
'We gaan zo, maar we moeten eerst opa en oma even gedag zeggen.'
'Best.'

Patrick is zo blij dat zijn vader en moeder meegaan naar het voetballen, dat hij ongeduldig bij de deur blijft wachten tot ze vertrekken. Gelukkig voor hem duurt het gesprek tussen zijn ouders en grootouders niet lang en zitten ze tien minuten later al in de auto.

'Ik denk dat ik vandaag ga scoren, pappa.'
'Dat zou mooi zijn, jongen. Als je maar plezier hebt, is het voor mij trouwens al genoeg.'
'Voetballen is altijd leuk.'
'Goed zo, man.'

Als ze de auto hebben geparkeerd en richting de velden lopen, voelt Tamara zich enorm gespannen. Het zal zo immers blijken of de mensen weer normaal met hen om willen gaan en daar heeft ze nog weinig vertrouwen in. Ze zou daarom het liefst omdraaien, maar voor Patrick en Sjoerd zet ze door. 

Ze lijkt zich trouwens zorgen om niets te hebben gemaakt, want net voor de kantine komen ze Ted zijn vader en moeder tegen. Deze mensen wonen pas een week in het dorp en zijn vandaag voor het eerst op de club, maar blijken ontzettend aardig te zijn. Daarom gaan ze gezellig met z'n viertjes koffiedrinken en lopen ze tegen tien uur druk pratend naar het veld. 

Daar is het echter snel gedaan met de gezelligheid, want opeens zien Sjoerd en Tamara dat Patrick huilend op hen af komt rennen. Hij is zo over zijn toeren dat hij eerst niet eens kan zeggen wat er is, maar uiteindelijk komt het er toch uit.

'Ze willen niet meer met me voetballen.'
'Waarom niet? Wat is er gebeurd dan?', roepen Sjoerd en Tamara bijna in koor.
'Ze zijn boos omdat ik er een paar keer niet ben geweest en jullie tegen dat veld zijn. De trainer zei dat ik maar beter naar een andere club kon gaan en toen hij vroeg wat de andere spelers daar van vonden, waren ze het bijna allemaal met hem eens. Ze begonnen me zelfs uit te joelen en hebben ook mijn kleren nog nat gemaakt. Gaan we naar huis?’

'Nee, we blijven. Ik ben zo terug.'
'Sjoerd, doe geen rare dingen en ga zeker niet vechten. Anders word je straks weer gearresteerd.'
'Daar pas ik wel voor op.'

Sjoerd rent naar de andere kant van het veld, waar hij Patricks trainer met wat ouders ziet praten, en beseft dat ze het over zijn zoon hebben. Ze kijken namelijk allemaal in zijn richting en dat maakt hem nog bozer dan hij al was. 

Hij neemt zich echter wel voor om het dit keer bij woorden te houden en het niet te laten escaleren, want daar helpt hij Patrick niet mee. Als hij het grijnzende gezicht van de trainer ziet, moet hij zich alleen wel inhouden.

'Wat ben jij een lafbek. Wraak nemen op zo'n klein jochie. Stoer hoor. Als je het niet kunt hebben dat ik de komst van dat veld naast mijn huis tegen heb gehouden, moet je bij mij komen en sla me desnoods voor mijn kop. Ga alleen niet die andere kinderen opjutten en een ventje van acht het leven zuur maken, want dat maakt je tot het meest waardeloze figuur van het dorp. Man, man wat val jij me tegen. Je krijgt trouwens je zin, want mijn zoon gaat naar een club waar ze dit soort praktijken niet kennen. Ik dien alleen wel een klacht in bij het bestuur en zal dit gedoe aan zoveel mogelijk mensen doorvertellen.'

Het is muisstil geworden, maar Sjoerd heeft blijkbaar niet veel indruk op de trainer gemaakt.
'Mooi dat Patrick niet meer komt en als jij en je vrouw nu ook nog uit het dorp vertrekken, hebben we mooi een paar lastposten minder. Kunnen we tenminste zonder gezeur onze accommodatie eens fatsoenlijk uitbreiden. Kijk trouwens maar uit dat er eerdaags niet met één van jullie iets gebeurt. Er zijn namelijk nog steed mensen genoeg die jullie graag eens een lesje willen leren.'

Sjoerd is opeens zijn goede voornemens vergeten en vliegt op de man af, maar ver komt hij niet. Plotseling voelt hij namelijk de armen van Patrick en Tamara om zich heen en zijn vrouw weet hem met een paar woorden tot rust te manen.
'Niet doen Sjoerd. Met vechten los je niets op. Kom, we gaan naar huis. Doe het voor ons en laat die minkukel hier maar staan.'

Als Sjoerd de trieste blik in de ogen van Tamara ziet, doet hem dat erg veel pijn en moet hij zijn uiterste best doen om te doen wat ze vraagt. Hij weet zich echter in te houden en daarom loopt hij zonder iets te zeggen mee naar de kleedkamer. Daar zoeken ze snel Patricks spullen bij elkaar en vervolgens gaan ze naar huis.

Als ze even later thuis het erf oprijden, zien ze dat advocaat Van Sprongelen er weer is.
'Ik heb geen zin om nu met die kerel te praten.'
'Begrijp ik en ik denk er net zo over, maar moet ik hem dan wegsturen?'
'Misschien is dat ook niet verstandig.'

Sjoerd kijkt Tamara aan en komt met een voorstel.
'Als jij nu eens iets leuks gaat doen met Patrick, dan blijf ik thuis om met die man te praten en ik heb nog wel wat dingetjes te doen.'
'Zoals?'
'Dat vertel ik je vanavond.'

Tamara is het er normaal nooit mee eens als Sjoerd dingen buiten haar om doet, maar ze heeft dit keer geen zin om er iets van te zeggen en geeft daarom gelijk toe.

'Best, dan gaan wij naar het Dolfinarium en zien we je aan het einde van de middag weer. Of Patrick moet geen zin hebben om met zijn moeder op pad te gaan.'
'Jawel hoor. Hartstikke leuk.'

Blij dat de jongen zijn verdriet een beetje af lijkt te zakken, gaat Tamara direct door richting Harderwijk en loopt Sjoerd naar de wachtende advocaat.
'Goedemorgen, heer Planters.'
'Hallo.'
'Heeft u even tijd voor mij?'
'Tijd genoeg, maar erg veel zin om over de problemen te praten heb ik niet.'
'Want?'

Als Sjoerd alles heeft verteld, wacht hij met een verslagen blik in zijn ogen op de reactie van de advocaat. Die is echter ondanks alles wat er is gebeurd nog steeds optimistisch.

'Ik begrijp heel goed hoe jullie je voelen, maar heb goed nieuws.'
'Is het raar dat ik er niet meer in geloof?'
'Nee, want er is wel het nodige gebeurd. De kans is echter groot dat de gemeente eerdaags toch openheid van zaken geeft en dan gaat alles voor jullie veranderen. Als de mensen in het dorp lezen wat er is gebeurd, kunnen ze jullie gewoon niets meer kwalijk nemen en is de ellende dus voorbij.'

Sjoerd voelt zich even blij, maar dat is van korte duur.
'Ik vind het erg knap van u, dat u ze zover heeft gekregen. Het probleem is alleen dat ik het niet kan geloven. Die mensen op het gemeentehuis zijn namelijk zo intens gemeen, dat ze volgens mij nog wel iets verzinnen om er onderuit te komen en die lui uit het dorp veranderen ook niet zomaar van mening.'

'Ik hou er ook rekening mee dat de gemeente nog iets probeert, maar geef ze weinig kans. De feiten zijn namelijk op dit moment zelfs op het ministerie in Den Haag bekend, dus daar komen ze niet meer onderuit.'

'U zult best waarheid spreken, maar ik heb er geen vertrouwen meer in dat de situatie ooit verandert. Ik weet ook niet of ik nog langer met mijn dorpsgenoten wil leven. Mensen die ons zoveel verdriet hebben gedaan en nog steeds doen,  zullen namelijk altijd mijn vijanden blijven.'

De advocaat kijkt Sjoerd doordringend aan en beseft blijkbaar dat praten nu geen zin heeft. Toch geeft de man de moed nog niet op.         
'Ik begrijp dat u er weinig hoop meer op heeft, maar toch raad ik u aan om nog even door te zetten. De kans dat alles in jullie voordeel wordt opgelost, is namelijk nog niet eerder zo groot geweest. Zullen we daarom afspreken dat ik u na het weekend bel om verder te praten?'

'Dat is goed, maar ik beloof niets. Ik bepaal het namelijk niet alleen en mijn vrouw wil het liefst vandaag nog verhuizen. Verder vraag ik me af of we onze zoon nog langer bloot mogen stellen aan dit gedoe.'
'Begrijp ik, maar zullen we toch afspreken dat ik u dinsdagochtend bel?'
'Prima.'

Als de advocaat weg is, zit Sjoerd eerst een tijd voor zich uit te kijken. Hij voelt zich erg alleen en daarom zou hij het liefst Tamara bellen. Omdat hij beseft dat ze al meer dan genoeg aan haar hoofd heeft en zich graag even wil ontspannen, besluit hij dat echter niet te doen en aan het werk te gaan.

Er komt alleen weinig tot niets uit zijn handen en hij gaat zich gedurende de dag steeds triester voelen. Daarom is hij blij als hij tegen vier uur zijn vrouw en zoon weer aan ziet komen. Hij rent dan ook bijna naar de auto om ze welkom te heten.

'Wat zijn jullie vroeg terug? Was het niet leuk?'
'Jawel, maar we kregen een erg leuk telefoontje en zijn daarom naar huis gekomen.'
'Wie belde er dan?'

'Ted. Je weet wel dat jongetje uit Patrick zijn team van vanochtend.'
'Ja, die er samen met zijn ouders was en sinds een paar dagen hier in het dorp woont. Wat moest hij?'

'Ik kreeg gelijk zijn moeder aan de lijn om te vragen of Patrick straks met hen mee uit mocht. Ze gaan eerst bowlen en daarna eten. Hij mocht er ook blijven slapen en morgen mee varen. Die man heeft blijkbaar een boot in de haven liggen.'

'Had hun vraag met vanochtend te maken?'
'Ja ze vonden het vreselijk wat er is gebeurd en wilden dit heel graag doen om het voor Patrick weer een beetje goed te maken. Lief toch? Patrick en ik hebben tenminste even in de auto zitten huilen.'
'Dat kan ik me heel goed voorstellen.'

Sjoerd heeft, ondanks dat hij niets laat merken, ook  moeite om zijn emoties in bedwang te houden. Het idee dat de mensen zo met Patrick meeleven, doet hem namelijk meer dan goed.

Het geeft hem zelfs weer wat nieuwe moed. Als hij een uurtje later samen met Tamara in de kamer zit, besluit hij daarom toch over het bezoek van de advocaat te beginnen.

'Volgens die man gaat het nu echt de goede kant voor ons op. Ik had daar vanochtend weinig vertrouwen in, maar ben er door het telefoontje van Ted toch weer anders over gaan denken. Er zullen namelijk best nog  meer mensen zijn, die er net zo denken als zij.'

'Dat denk ik ook. Al durf ik er bijna niet op te hopen dat we ooit nog een keer uit deze narigheid komen.'
'Wil je nog wel even doorzetten?'
'Ja, maar dan alleen voor Patrick.'

Na een gezellige zaterdagavond, komen Sjoerd en Tamara 's zondags pas tegen elf uur naar beneden. Ondanks hun fijne gevoel, krijgen ze het onder het ontbijt echter toch weer over het voetballen van gisteren. Sjoerd wil namelijk zo snel mogelijk een andere club voor zijn zoon gaan zoeken.
 
'Zou je dat wel doen?'
'Waarom niet?'
'Omdat je niet weet of hij nog wel wil voetballen.'
'Natuurlijk wel. Hij vindt het immers hartstikke leuk.'

'Dat is waar, maar bij een nieuwe club kent hij niemand en zo snel maakt hij geen vrienden.'
'Ik vind wel dat hij moet blijven sporten, want anders wordt hij veel te dik.'

'Natuurlijk, maar stuur hem alsjeblieft niet tegen zijn zin naar een andere club. De kans is namelijk groot dat je dan nog veel meer ellende op je nek haalt.'
'Je hebt gelijk. We praten vanmiddag als hij thuiskomt wel met hem. Misschien wil Ted trouwens wel mee naar een andere vereniging. Die jongens lijken immers vrienden te zijn.'

'Wie weet. Het zou in ieder geval mooi zijn.'
'Ik zal Teds ouders vanavond of morgen wel bellen.'
'Is dat verstandig?'
'Waarom niet?'

'Als ze bij de club horen dat je kinderen vraagt mee te gaan naar een andere club, krijgen ze een nog veel grotere hekel aan je.'
'Dat is dan maar zo. De schuld van dit alles ligt immers bij hen.'

Tamara knikt en vindt ook wel dat haar man gelijk heeft. Ze vreest echter dat de fanatieke clubmensen hier heel anders over denken, maar besluit om zich daar niet druk over te maken. Waarom zouden zij tenslotte rekening moeten houden met die lui. Andersom gebeurt het namelijk ook niet. 

Toch heeft ze geen zin om er nog verder over door te praten en daarom begint ze snel over iets anders. Ze hebben het de rest van de dag ook met geen woord meer over voetbal. Als Patrick om bijna kwart over zes thuis wordt gebracht en Teds ouders even binnenkomen om iets te drinken, begint Sjoerd er echter meteen weer over.

'Mijn vrouw en ik zijn hartstikke blij dat Ted en Patrick het zo goed met elkaar kunnen vinden en daarom wil ik jullie iets vragen. Wat zouden jullie ervan vinden om de jongens samen op een andere club te doen? Het lijkt me logisch dat wij niets meer met Oranje Wit te maken willen hebben en het is voor Patrick prettiger om niet alleen naar een andere vereniging te hoeven.'

Teds ouders kijken elkaar een moment aan, maar  lijken hun besluit al eerder te hebben genomen.
'Mijn man en ik hebben er eerlijk gezegd spijt van dat we onze zoon op deze club hebben gedaan en daarom zijn we hartstikke blij met het  voorstel. Maak het dus maar zo snel mogelijk voor elkaar. Ik neem tenminste aan, dat je weet hoe we zoiets moeten doen.'

Sjoerd reageert enorm opgelucht en geeft Teds vader een hand.
'Ik ben blij dat jullie er zo over denken en niet voor mezelf, maar voor mijn zoon. Zullen we morgenavond dan samen met de jongens maar naar Zwinge rijden om ze lid te maken van die club?'

'Mee eens, maar we zullen het lidmaatschap hier zeker ook op moeten zeggen?'
'Dat kan per mail via de secretaris. Het emailadres staat op de website.'
'Mooi, dan ga ik dat zo gelijk doen.'
'Ik ook.'

Als ze Ted en zijn ouders uit hebben gelaten, wil Sjoerd direct naar boven lopen om de computer aan te zetten.
'Is het wel verstandig om Patrick nu al af te melden?'
'Waarom niet?'
'Omdat Ted binnen een paar minuten ook wordt afgemeld.'
'Waarom kan ik ze dan geen email sturen?'

'Als jij dat morgen of overmorgen doet, is er niemand die je ervan kan beschuldigen dat jij Ted hebt overgehaald om ook bij Oranje Wit weg te gaan.’
'Je maakt je volgens mij zorgen om niets. Ze kunnen namelijk nooit bewijzen dat wij elkaar gesproken hebben.'
'
Zeg dat niet te snel. We wonen namelijk in een klein dorp en het kan best zijn dat iemand hun auto hier heeft zien staan of Patrick bij hen in de auto heeft zien zitten.'
'Nou en wat dan nog. Wij en ook Patrick zijn toch vrij om te bepalen met wie we omgaan?'

'Dat is wel zo, maar we hebben al ellende genoeg.'
'Als jij niet wil dat ik ze ga mailen, dan doe ik het niet. Ik vind het echter wel onzin, want Teds ouders kunnen immers ook heel goed op eigen houtje besloten hebben om naar een andere club gaan.'

'Sjoerd, je weet dat ik gelijk heb.'
'Nee, dat weet ik niet.'
'Nou, meld de jongen dan maar af.'
'Ben je er echt mee eens?'
'Doe maar wat jij denkt dat je moet doen.'
 
Sjoerd staat nog even te twijfelen, maar loopt dan toch door naar boven om te mailen. Daar denkt hij nog even aan de woorden van zijn vrouw en krijgt hij opeens toch heel sterk het gevoel dat ze wel eens gelijk kan hebben. Dan ziet hij echter weer de ellende van gisteren op het voetbalveld voor zich en meent hij volledig in zijn recht te staan. 

Hij denkt dan ook geen seconde meer na en loopt, na te hebben gebeld, een paar minuten later met een tevreden gevoel naar beneden. Als hij Tamara daar met een bezorgd gezicht in de bank ziet zitten, begint hij echter toch te twijfelen of hij het wel goed heeft gedaan. 

Alleen niet voor lang, want al snel ziet hij zijn huilende zoontje weer voor zich en wordt hij zelfs een beetje trots op zichzelf dat hij zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
’Zo en nu morgenavond met de jongen en zijn vriendje naar hun nieuwe club. Dat scheelt een mooi beetje ellende.'

'Als het maar niet ingeruild wordt voor nieuwe narigheid.'
'Denk je dat Patrick bij zijn nieuwe vereniging ook gepest wordt of niet mee mag spelen?'
'Nee, dat niet. Hij zal alleen nog wel naar school moeten en wat denk je dat er daar gebeurt als iedereen weet dat hij ergens anders is gaan voetballen?'

'Die meesters kunnen er toch op letten dat ze hem niet steeds te grazen nemen?'
'Natuurlijk en dat doen ze ook, maar ze kunnen niet alles zien.'
'Dat is zo, maar moeten we hem dan ook nog naar een andere school doen?'

'We kunnen beter gaan verhuizen.'
'Gisteren hebben we toch afgesproken om de strijd nog niet op te geven.'
'Klopt, maar een mens kan van mening veranderen.'
'Laten we er eerst nog een nachtje over slapen. Morgen ziet de wereld er vast weer heel anders uit.'
'Ik hoop het, maar vrees het ergste.'
 
Sjoerd lijkt gelijk te krijgen, want Patrick gaat de volgende dag zingend naar school, komt om twaalf uur fluitend thuis en ook 's middags wordt hem op geen enkele manier door iemand iets in de weg gelegd. 

Hij meent zelfs dat zijn vriendjes veel aardiger tegen hem doen dan normaal en als hij dat tegen zijn moeder vertelt, brengt hij haar direct weer aan het twijfelen.
 
'Zou je dan wel naar een andere voetbalclub gaan?'
'Dat wil papa toch?'
'Ja, maar alleen omdat hij het verschrikkelijk rot voor je vond dat je zaterdag niet mee mocht doen.'

'Misschien mag ik de volgende keer wel weer meedoen. Zeker omdat de jongens nu zo aardig tegen me doen. Eigenlijk zou ik liever bij Oranje Wit blijven voetballen, want bij een andere club ken ik niemand.'
'Ted toch wel?'
'Ja, maar dat is de enige.'

'Zal ik straks eens met je vader praten?'
'Graag.'
'Goed. Ga nu maar naar school, dan hoor je vanmiddag wel verder.'
'Best.'
 
Als Patrick naar school is, blijft Tamara in gedachten verzonken achter. Ze denkt er vooral over wat ze tegen Sjoerd moet zeggen, want ze weet zeker dat hij het niet met Patrick en haar eens is. Toch wil ze het er zo snel mogelijk met hem over hebben en daarom is ze blij als hijneen half uurtje later de kamer binnen komt lopen.

'Fijn dat je er bent, want ik wil iets met je bespreken.'
'Je maakt me nieuwsgierig, dus kom maar op.'

Als Tamara alles heeft verteld, blijft het even stil. Sjoerd vindt het namelijk ontzettend vervelend dat  zijn vrouw van mening is veranderd en dat zegt hij haar na een paar tellen ook eerlijk.
'Dat de jongen twijfelt kan ik me voorstellen, maar van jou vind ik het raar.'
'Waarom?'

'Omdat vooral de ouderen binnen de club er, zeker voorlopig, niet mee zullen stoppen om hem en ook ons te treiteren en de jongeren volgen hen vanzelf. Dat begrijpt Patrick niet, maar jij toch wel?'
'Natuurlijk, maar het gaat mij erom dat hij met zijn vriendjes kan blijven voetballen.’

'Dat zou zeker mooi zijn, maar ik weet bijna zeker dat we dit kunnen vergeten. Daarom lijkt het me veel beter voor hem om nu door te zetten en naar een andere club te gaan.’
'Nou, dan moet het maar.'

'Ben je er wel mee eens?'
'Ik vind het vreselijk voor hem, maar heb er alle vertrouwen in dat jij weet wat het beste is. Je moet alleen straks wel even met Patrick praten, want hij beweerde tussen de middag stellig dat hij niet naar een andere club wilde.'
'Best. We zouden na schooltijd toch naar het bos gaan, dus hebben we alle tijd om bij te kletsen.'

Als Sjoerd en Patrick 's middags in het bos lopen, komt het gesprek al snel op voetbal.
'Ik denk dat ik toch maar niet bij een andere club ga voetballen.'
'Waarom niet, jongen?'

'Volgens mij mag ik zaterdag best weer meespelen. De jongens doen allemaal erg aardig, dus waarom zou de trainer dan nog rot tegen me doen?'
'Omdat de grote mensen een hekel aan ons hebben.'

'Is dat echt zo?'
'Ja.'
'Waarom dan?'
'Omdat papa en mama niet wilden dat het nieuwe voetbalveld langs ons huis kwam te liggen.'
'Echt?'
'Ja, jongen.'

'Daarom hoeven ze mij toch niet te plagen?'
'Ik weet het, Patrick, maar je moet me echt geloven. Het is namelijk waar wat ik zeg.'
'Nou, laten we dan vanavond toch maar naar die nieuwe club gaan.'
'Goed jongen.'

Na het eten gaan Sjoerd en Patrick eerst Ted en zijn vader ophalen en vervolgens rijden ze naar de voetbalvereniging Zwinge. Daar kijken ze eerst bij wat trainingen, maar daarna gaan ze op zoek naar iemand van het bestuur en die is snel gevonden. De jeugdsecretaris blijkt namelijk achter de bar in de kantine te staan en als ze hem vertellen waar ze voor komen, is hij direct bereid om de jongens als lid in te schrijven.

Hij heeft echter nog wel een vervelende mededeling voor de twee ouders.
'De jongens kunnen wat ons betreft deze week al hier trainen, maar om wedstrijden te mogen spelen, moeten we eerst een verklaring van hun vorige cllub hebben.'
'Hoezo?', vragen de vaders bijna in koor.

'Oranje Wit moet verklaren dat jullie aan de financiële verplichtingen hebben voldaan. Als er bijvoorbeeld achterstand bij het betalen van de contributie is, kan de vereniging een overgang van een spelertje namelijk tegenhouden.'

Sjoerd kijkt de vader van Ted even aan en besluit dan maar eerlijk open kaart te spelen.
'We hebben alles betaald wat we moeten betalen en daarom zouden ze bij Oranje Wit niet moeilijk kunnen doen. Ik vrees echter dat ze toch alles zullen proberen om ons dwars te zitten.'

'Mag ik vragen waarom u dat denkt?'
'Jawel. U heeft vast weleens in de krant gelezen over de problemen rond de aanleg van het nieuwe voetbalveld daar.'
'Bent u dan de buurman die alles heeft tegengehouden?'
'Ja en ik zal u vertellen waarom.'

Als Sjoerd zijn verhaal heeft verteld, toont de man van Zwinge alle begrip.
'Dit is geen reclame voor hun club en ik kan me daarom heel goed voorstellen dat u tegenwerking van hen verwacht. Het probleem is alleen dat uw zoon zonder een verklaring van Oranje Wit door de bond niet overgeschreven wordt. Wij hebben daar niets over te zeggen. U kunt die verklaring trouwens per mail vragen, dus u hoeft niet naar de club toe.'

'En als ze weigeren om mee te werken?'
'Ik zal ze straks wel bellen dat jullie geweest zijn en dat ze vanavond per mail om twee verklaringen wordt gevraagd. Ze moeten trouwens meewerken, want anders meld ik het bij de KNVB en dan hebben ze een probleem.'

Sjoerd heeft er door de woorden van de man bij Zwinge alle vertrouwen in dat het goed komt en kruipt thuis direct achter de computer om Oranje Wit te mailen. 

Eerst wil hij het alleen bij een mededeling laten dat Patrick bij Zwinge gaat voetballen, maar dan voegt hij eraan toe: 'Over de reden dat mijn zoon bij jullie club vertrekt, hoef ik volgens mij niets te zeggen. Ik wil alleen nog wel kwijt dat ik het erg triest vind dat jullie het conflict met mijn vrouw en mij over de rug van zo'n klein jochie uit probeerden te vechten'. 

Hij wil eerst nog meer opschrijven, maar dan bedenkt hij zich dat het beter is om het hierbij te laten. Daarom drukt hij op verzenden en loopt hij met een tevreden gevoel naar beneden, waar Tamara de koffie heeft ingeschonken.

'Zo het is voor elkaar. Ik heb Patrick afgemeld bij Oranje Wit en hij kan met een beetje geluk zaterdag al bij Zwinge voetballen.'
'Ik hoop dat hij daar veel plezier gaat beleven, maar had het toch liever anders gezien.'

'Hoe bedoel je?'
'Dat ik altijd hoop ben blijven houden dat onze relatie met de club zou verbeteren, maar er geen greintje vertrouwen meer in heb.'
'Wat hadden we dan moeten doen? Patrick de dupe laten worden?'
'Nee, natuurlijk niet. Ik geloof echt wel dat je goed gehandeld hebt. Het is alleen hartstikke beroerd dat het zover heeft moeten komen.' 

'Je hebt gelijk, maar dat is niet onze schuld.'
'Weet ik, maar het blijft triest.'
'Zeker. Laten we echter proberen om weer naar de toekomst te kijken.'
'Ik doe mijn best.'

Sjoerd kijkt zijn vrouw een moment onderzoekend aan en krijgt opeens het gevoel, dat hij toch wat te hard van stapel is gelopen. Hij weet echter dat er geen weg terug is en besluit Oranje Wit daarom zo snel mogelijk te vergeten.

Daar krijgt hij echter geen kans voor, want een half uurtje later gaat zijn telefoon en krijgt hij de voorzitter van Zwinge aan de lijn.
'Goedenavond. Ik bel u over de overgang van uw zoontje naar onze club. Natuurlijk zijn we daar erg blij, want iedereen is meer dan welkom. We zijn echter net gebeld door iemand van Oranje Wit en die was erg negatief over u. Ten eerste had u volgens hem de contributie over het afgelopen seizoen nog niet betaald en ten tweede zou u een vervelend persoon zijn, die continu bezig is om onrust te stoken en regelmatig voor ruzie zorgt. U kunt zich voorstellen dat we graag willen weten of dit de waarheid is.'
 
Sjoerd is zo vreselijk kwaad, dat hij bijna geen lucht meer krijgt en het even duurt voor hij in staat is om normaal te praten.
'Dit is van A tot Z gelogen. Ik zal u ten eerste een bankafschrift mailen waarop u kunt zien dat we keurig aan onze verplichtingen hebben voldaan. Verder heb ik alleen een conflict met een aantal bestuursleden, maar dat heb ik vanavond al aan jullie jeugdsecretaris uitgelegd en die zal u, neem ik aan, hebben ingelicht.'
'Ik geloof u, maar wat is er dan van waar dat u een verhouding hebt gehad met een vrouw van één van de bestuursleden?'
 
Sjoerd is even met stomheid geslagen, maar raakt daarna zo buiten zinnen van woede dat hij zonder iets te zeggen de verbinding verbreekt. Omdat Tamara natuurlijk niet alles heeft gehoord wat er werd besproken, zit ze hem met grote ogen aan te kijken.
 
'Wat is er aan de hand? Waarom stop je ineens met dat gesprek? Willen ze Patrick soms niet op hun club hebben?'
'Die kerel vroeg of het waar was dat ik een relatie met een vrouw van een bestuurslid had gehad.'

'Hoe komen ze erbij? Je hebt toch nooit iets met die Joke gehad?'
'Nee, natuurlijk niet. Dat weet je toch? Zij wilde wel, maar ik was zo wijs om niet in haar mooie praatjes te trappen. Ik heb haar trouwens ook al in geen maanden meer gezien.'

'Ik wel en ze was samen met iemand die ik ook weleens bij Oranje Wit gezien heb, maar hoe die man heet weet ik niet.'
'Nou, daar ben ik dan mooi klaar mee. Wie weet wat voor verhalen ze nog meer over me vertelt.'

'Je hebt gelijk, maar ik vind niet dat jij je iets van dat mens aan moet trekken. Je moet trouwens wel die man van Zwinge terugbellen en hem alles eerlijk vertellen. Nu denkt hij misschien dat jij de verbinding hebt verbroken omdat je echt wat met die vrouw hebt gehad en daarom moet je die leugen direct de wereld uit helpen.'
'Je hebt gelijk. Ik bel hem terug.'
 
Als Sjoerd de man weer aan de lijn krijgt, vertelt hij hoe de leugen over zijn vermeende verhouding met die vrouw is ontstaan.
'Zij bood destijds aan om me te helpen in mijn strijd tegen de gemeente en omdat zij via haar werk aan heel veel informatie kon komen, ben ik daar op ingegaan. Zij had echter andere bedoelingen en hoewel het op dat moment tussen mijn vrouw en mij niet goed ging, ben ik daar gelukkig niet op ingegaan. Ik heb haar ook al een tijd niet gezien, maar mijn vrouw heeft haar weer met iemand van Oranje Wit zien lopen. Zij zal deze leugen de wereld dus wel in hebben geholpen.'

'Planters, ik heb geen reden om aan uw woorden te twijfelen en begrijp inmiddels heel goed dat u een andere club voor uw zoontje heeft gezocht.'
'Fijn om te horen, dat er tenminste nog iemand is die me begrijpt. Heeft u verder nog vragen?'

'Nee. Als u mij even uw bankafschrift mailt waarop staat dat u de contributie heeft betaald, regel ik het verder wel en zie ik u en uw zoontje deze week op de club verschijnen.'
'Goed. Ik stuur u een mail en morgen kom ik met Patrick om te trainen.'    
 
Tamara heeft inmiddels het bewuste bankafschrift opgezocht en een paar tellen later is de email onderweg. 
'Wat een vreselijke mensen toch bij Oranje Wit om zo over me te liegen.'
'Zeg dat. Wees maar blij dat we er niet meer heen hoeven.'

'Dat ben ik zeker. Zeker als ze ons verder met rust laten.'
'Ik hoop het, want we hebben inmiddels meer dan genoeg ellende gehad en ik ben wel toe aan wat rust in mijn leven.'
'Nou, ik ook.'
 
Als Sjoerd de volgende dag de kranten uit de brievenbus haalt, blijkt echter dat ze die rust wel op hun buik kunnen schrijven. In de regionale krant staat niets bijzonders, maar als hij het plaatselijke weekblad ziet, slaat de schrik hem om het hart.
  
Hij leest namelijk direct de kop: 'Familie Planters probeert Oranje Wit onderuit te halen' en halverwege het verhaal ziet hij een klein kopje met de tekst: 'Familie zoekt steun bij hun volleybalvrienden.' 
 
Even denkt hij om de krant weg te gooien en zijn vrouw er niets over te vertellen, maar hij beseft dat dit een dwaze gedachte is. Het artikel in de krant zal immers voor heel veel ophef zorgen en dat valt niet voor haar verborgen te houden. Hij loopt daarom met lood in zijn schoenen naar binnen en legt de krant met een somber gezicht voor Tamara neer. Als die alles heeft gelezen, reageert ze totaal verslagen.

'Ik trek dit niet meer, Sjoerd. Je belt straks de makelaar maar om het huis te koop te zetten en wij gaan vandaag nog op zoek naar iets anders. Het kan me niet eens zo heel veel meer schelen waar we gaan wonen, maar ik wil hier absoluut weg.'

Neem alsjeblieft geen overhaaste beslissing. Als we ons huis verkopen, is er namelijk geen weg meer terug en moeten we alles opgeven wat we in al die jaren met hard werken hebben opgebouwd. Kan ik niet beter de krant bellen om de echte waarheid te vertellen, zodat de mensen volgende week kunnen lezen hoe het echt in elkaar zit.'

'Wat jij doet moet je zelf weten, maar ik ga hier weg en het liefst dus vandaag nog. Als jij niet met me mee wil, ga ik alleen. Deze ellende houdt namelijk nooit meer op. Je kunt een stuk in de krant laten zetten, maar daar komt absoluut weer een reactie op en zo blijven we aan de gang. Ik wil trouwens niet meer vechten, maar op een normale manier met jullie verder leven.'
 
Sjoerd beseft dat het besluit van zijn vrouw vaststaat,  maar wil geen overhaaste dingen doen en daarom besluit hij naar het bos te gaan om rustig na te kunnen denken.

'Ik begrijp je heel goed, Tamara en ik geloof ook dat we het allerbeste kunnen verhuizen. Het is alleen nog heel moeilijk voor me om te moeten accepteren dat we de strijd met de gemeente en die vreselijke dorpsbewoners hebben verloren en daarom wil ik graag even alleen zijn. Ik beloof je geen rare dingen te doen, maar ga een stukje fietsen.'

'Best. Neem je telefoon maar mee, dan kun je me bellen als er iets is.'
'Doe ik. Ik ga trouwens naar het bos en daar zie ik amper mensen, dus kan me weinig gebeuren.'
'Je weet het maar nooit.'
 
Als Sjoerd een tijdje in het bos heeft gefietst, wordt het langzaam wat rustiger in zijn hoofd. Hij is het echter nog steeds niet met zichzelf eens wat ze nu het beste kunnen doen. Al heeft hij wel besloten om Tamara niet in de steek te laten. Dus als zij echt wil verhuizen, gaat hij zonder te mokken met haar mee.  
 
Hij blijft er alleen over nadenken of hij toch nog niet één poging zal wagen om het tij te keren, zodat de rust in zijn gezin terugkeert en ze het weer net zo fijn krijgen als vroeger. Als hij in de verte de voorzitter van Oranje Wit ziet lopen, begint zijn hart daarom wild te bonzen van emotie. 



Een nieuwe toekomst?

Er flitsen opeens allerlei gedachten door zijn hoofd. Wat zal hij doen? 
De voorzitter negeren of een praatje met hem maken en hopen dat er toch nog een oplossing komt? Hij twijfelt enorm en daarom is hij blij dat hij net op een kruispunt is, zodat hij een andere weg in kan slaan en de voorzitter dus ontloopt.
 
Na een paar honderd meter heeft hij echter al spijt van zijn daad, want dit   voelt als een vlucht en waarom zou hij dat doen? Hij heeft immers niets verkeerds gedaan, maar is alleen voor zijn rechten opgekomen en hoeft zich dus nergens voor te schamen. Verder heeft hij ook zijn zoontje verdedigd, maar welke vader zou dat niet doen? Hij besluit daarom om te draaien en toch een praatje te gaan maken.
 
Als hij teruggefietst is, ziet hij de voorzitter op een bankje zitten.
'Goedemorgen.'
'Dag, meneer Planters.'
'Heerlijk aan het wandelen?'
'Ja, ik doe dit zeker een paar keer in de week. En u? Fietst u veel?'

Sjoerd denkt even na en besluit dan gelijk maar open kaart te spelen.
'Nee, ik fiets eigenlijk nooit. De situatie was thuis echter zo dramatisch, dat ik er even uit moest.'
'Dat is jammer.'

'Zeker en vooral omdat de ellende voorkomen had kunnen worden.'
'Ik denk dat ik weet waar u het over heeft.'
'Ja, dat lijkt me niet moeilijk. Door de problemen met Oranje Wit hebben uw leden ons het dorp uit gepest.'

'U woont toch nog hier?'
'Dat wel, maar mijn vrouw wil het liefst vandaag nog weg. De stukken in de kranten hebben haar alle vechtlust ontnomen. Gefeliciteerd dus. Jullie hebben gewonnen. Wij zetten ons huis vandaag of morgen te koop en zijn met een paar maanden wel vertrokken.'

'Heeft u al een koper?'
'Nee, maar die komt vanzelf. Al zal dat niet de gemeente worden. Ik verkoop het namelijk nog liever voor de helft aan een ander dan aan hen.'
’Meent u dat?’
’Absoluut.’

'Jammer dat het allemaal zo gelopen is en ik zal ook best fouten hebben gemaakt. Ik zou echter wel graag alsnog een oplossing willen vinden.'
'Wat stelt u dan voor?'
'Om toch weer met elkaar in gesprek te gaan.'

Sjoerd is zo beduusd dat hij eerst alleen maar kan knikken. Hij krijgt echter al snel weer argwaan.
'Aan de ene kant heb ik er wel oren naar om weer met jullie om de tafel te gaan. Zeker als ik daardoor niet zou hoeven te verhuizen, want dat vind ik het ergste wat me ooit is overkomen. Een eventueel gesprek zal de situatie echter wel radicaal moeten veranderen, want anders loop ik binnenkort met mijn gezin bij de psychiater. We hebben de afgelopen tijd namelijk heel veel te verduren gehad en lopen op ons tandvlees. 
Het valt me zelfs mee, dat we het nog steeds zo hebben volgehouden.’

'Ik heb alle begrip voor u. Jullie zijn inderdaad niet altijd netjes behandeld en daarom kan ik me heel goed voorstellen dat er geen basis meer voor jullie is om hier nog te wonen. Het gaat mij er echter om dat we elkaar altijd weer een keer tegengekomen. De wereld is immers klein en daarom kun je beter als vrienden dan als vijanden uit elkaar gaan.'

Sjoerd kijkt de man verbaasd aan, want hij begrijpt er niets meer van.
'Waarom wilt u nu eigenlijk praten? Is het uw bedoeling om het verleden te vergeten en weer gewoon als buren, want dat zijn de club en wij toch, verder te leven?  Of wilt u proberen om de naam van uw club en de gemeente te zuiveren en bent u blij als we vertrokken zijn? Of is er misschien nog een andere reden?'
 
De voorzitter denkt even na voor hij verder praat.
'Ik zal u eerlijk vertellen hoe ik de situatie zie. Wij wilden een veld naast uw woning neerleggen en daar was u fel op tegen. We hebben meerdere keren geprobeerd om u op andere gedachten te brengen, maar dat is niet gelukt. Dat kan onze schuld zijn geweest, maar ik denk dat u er ook voor een deel schuldig aan was. Doordat we het niet met elkaar eens werden, ontstond er irritatie. Uw gezin kreeg daardoor een conflict met bijna het hele dorp, want er zijn heel veel mensen die onze club een warm hart toedragen. U dacht die strijd te winnen, maar volgens mij had u gelijk in moeten zien dat dit onbegonnen werk was. Nu worden u en uw gezin door iedereen met de nek aangekeken en dat is triest. Daarom wil ik u helpen, zodat uw gezin hier op een normale manier kan vertrekken en later ook nog eens zonder gedoe bij onze mooie vereniging terug kan komen.'
 
Sjoerd heeft met stijgende verbazing naar de woorden van de voorzitter staan luisteren en wordt zo kwaad, dat hij woest begint te schreeuwen.
'Eén ding is jammer.'
'En dat is?'
'Dat ik uw woorden van net niet opgenomen heb, zodat ik aan de hele wereld kon laten horen wat een ongevoelige, egoïstische, achterbakse, oneerlijke kerel u bent. Beste man, ik wil geen woord meer met u praten. Al breng ik ons gesprek van nu wel in de publiciteit. Hier wacht ik echter mee tot we hier weg zijn, want anders hebben we nog veel meer gezeur en daar heb ik geen trek in. Verder zal ik proberen om uw club nu en in de toekomst zoveel mogelijk tegen te werken. En ik verkoop mijn huis alleen maar aan iemand, waarvan ik zeker weet dat hij of zij niets met uw vereniging of de gemeente te maken heeft.'
'Meneer Planters.'
'Nee, we zijn uitgepraat. Tot ziens.'

Sjoerd is zo door het dolle heen, dat hij op zijn fiets springt en als een razende begint te trappen. Tien minuten later is hij daarom al thuis en daar vertelt hij tegen Tamara wat er is gebeurd.
'Ik heb een vreselijke ontmoeting gehad.’
’Wat dan?’

’Toen ik in het bos was, zag ik de voorzitter van Oranje Wit. Eerst ben ik een ander pad ingereden om hem te ontlopen, maar toen bedacht ik me dat het misschien wel goed was om nog eens met hem te praten. Ik heb dat ook gedaan, maar had dat nooit moeten doen.'
'Want?'
 
Sjoerd vertelt nu alles waar hij met de voorzitter over gesproken heeft en besluit zijn verhaal met de woorden: 'Ik dacht even dat die man te vertrouwen was en de problemen misschien toch nog op te lossen waren, maar had beter moeten weten.'

'Je moet jezelf geen verwijten maken, want ik kan me best voorstellen dat je een praatje bent gaan maken. Zie je er trouwens erg tegenop om te gaan verhuizen?'
'Eerlijk gezegd wel.'

'Zullen we er dan nog maar een paar dagen of iets langer over denken of desnoods een woning aan de andere kant van het dorp kopen?'
'Nee, Tamara. Het zal best moeilijk voor me zijn om ergens anders te wennen, want ik ben hier tenslotte geboren. Door het gesprek met die voorzitter, weet ik echter zeker dat wij in dit dorp geen toekomst meer hebben en daarom ga ik vandaag ons huis nog te koop laten zetten.'

'Ik ben het ermee eens. We hebben het er alleen nog niet over gehad waar we willen gaan wonen.'
'Klopt. Heb jij een voorkeur?'
'Wat mij betreft hoeft dat niet hier in de buurt te zijn.'

'Mee eens en eigenlijk zou ik wel in Twente willen wonen.'
'Ik ook.'
'Zullen we in die richting gaan zoeken dan?'
'Best.'

Zowel Tamara als Sjoerd zijn erg opgelucht dat ze nu definitief besloten hebben om te verhuizen en daarom gaan ze direct met de verkoop van hun huis aan de gang.                                      
'Zullen we Slofstra als makelaar nemen? Dat is een aardige kerel en je hoort alleen goede berichten over hem. Plus dat hij geen vriendje van de gemeente is en dat vind ik op dit moment het belangrijkste. Ik heb die voorzitter namelijk ook gezegd dat ik onze woning absoluut niet verkoop aan iemand die iets met de gemeente of Oranje Wit te maken heeft.'
'Daar zou ik ook fel op tegen zijn. Bel die Slofstra daarom maar.'
'Dat ga ik zo doen. We krijgen trouwens bezoek.'

Als er wordt aangebeld en Sjoerd naar de deur loopt, ziet hij een man van rond de vijftig staan.
'Goedemorgen heer. Wat kan ik voor u doen?'
'Dag meneer. Mijn naam is Kaarman en ik kom uit Assen. Ik heb een vraag.  Toen ik pas geleden hierlangs kwam, zag ik dat uw huis te koop stond. De volgende dag was het bord echter weg en hoorde ik dat het om een misverstand ging. Omdat ik hier werk gekregen heb, kom ik echter vragen of u uw huis toch niet wil verkopen. Ik vind het namelijk een prachtig plekje en de omgeving spreekt me heel erg aan.'

Sjoerd denkt even na. Hij weet zeker dat hij het huis niet zomaar aan deze man verkoopt, want hij wil eerst met de makelaar overleggen over de vraagprijs. Aan de andere kant lijkt het hem echter niet goed om deze potentiële koper zomaar de deur te wijzen. Er worden namelijk weinig huizen verkocht, dus wie weet wanneer er weer iemand komt die interesse in zijn woning heeft.

'U treft het. Mijn vrouw en ik hebben net vandaag definitief besloten om ons huis toch te koop te zetten. Kom dus maar even binnen. Met een kopje koffie erbij, praat het immers gemakkelijker.'
'Ik heb tijd genoeg om alles even met u door te spreken.'

Nadat de man zich aan Tamara heeft voorgesteld, laten ze hem het huis zien. Hier heeft Sjoerd echter al snel spijt van, want Kaarman toont heel weinig belangstelling en daarom denkt hij even om hem zo snel mogelijk het huis uit te werken. Al is hij vijf minuten later erg blij dat hij dit niet gedaan heeft. De man blijkt namelijk snel zaken te willen doen.
'Ik bied jullie 525 duizend euro.'

Sjoerd kijkt zijn vrouw even kort aan, maar neemt gelijk het besluit om nog niet op het bod in te gaan.
'Volgens mij is dat een goed bod. Ik ga straks naar de makelaar en zal het aan hem doorgeven. Als u mij uw telefoonnummer geeft, zal ik hem vragen om contact met u op te nemen.'

'U begrijpt me niet goed. Ik wil de woning nu van u kopen en dus zonder makelaar. Volgens mij heb ik een goed bod gedaan, maar daar valt nog over te onderhandelen. Daarom zou ik graag uw vraagprijs horen, zodat we de zaak voor elkaar kunnen maken.'
 
Tamara bemoeit zich nu ook met de zaak.
'Eerlijk gezegd bezorgt u mij een wat raar gevoel.'
'Waarom dan, mevrouw?'
'Toen we u net alles lieten zien, leek het u allemaal weinig te interesseren en nu biedt u ineens zoveel geld. We hebben trouwens nog niet eens buiten gekeken. Weet u wel dat we net naast een voetballub zitten?'

'Dat maakt mij niets uit, mevrouw. Ik ben namelijk stapelgek op voetbal en zal dus zeker lid van de vereniging worden. Dat de binnenkant van uw woning me niet zo boeide, komt trouwens omdat ik hier alleen ga wonen en mannen hebben nu eenmaal andere interesses. Tenminste, ik wel.'
 
Sjoerd kijkt zijn vrouw even aan en vindt wel dat ze gelijk heeft, maar ook dat ze de man te vriend moeten houden. Een bod van ruim vijf ton is namelijk fantastisch en de kans dat iemand nog meer biedt, is uiterst gering. Daarom doet hij de heer Kaarman een voorstel.

'Qua geld komen we er denk ik wel uit, maar toch wil ik eerst even met de makelaar overleggen. Dat hoeft niet lang te duren, dus wat mij betreft hoort u morgen meer. U mag trouwens ook morgen weer langskomen.'

‘Planters, u doet veel te moeilijk. Uw woning is perfect, dus wat kan er mis gaan. Ik begrijp u echter wel een beetje en daarom doe ik er nog vijftigduizend euro bij, maar dan moet u nu uw jawoord geven.'
 
Hoewel hij even heel erg twijfelt, besluit Sjoerd toch op zijn gevoel af te gaan en niet toe te happen.
'Mijn besluit staat vast. Ik wil met uw bod van 575 duizend euro naar de makelaar gaan en als u daar niet mee eens bent, gaat de koop niet door.'

'Jammer, dat u mij op de een of andere manier niet vertrouwt.'
'Daar gaat het niet om, maar het is toch raar dat u per se zonder tussenkomst van een makelaar deze woning wil kopen?'
'Dat vindt u, maar ik heb nog nooit iets via een makelaar gekocht.'

'Nou, u weet hoe ik erover denk. Zeg dus maar wat u wil.'
'U bent echt niet over te halen?'
'Nee.'
'Ga dan maar bij de makelaar langs, dan bel ik u morgen wel terug.'
'Als u mij uw nummer geeft, dan vraag ik of de makelaar u belt.'
'Nee, doe dat maar niet. Ik ben namelijk erg moeilijk te bereiken. Nou, dan ga ik maar. U hoort morgen weer van mij.'
 
Als de man weg is, zitten Sjoerd en Tamara elkaar eerst een tijdje beduusd aan te kijken.
'Je bent het er toch wel mee eens dat ik eerst naar de makelaar wil?'
'Ik vind zelfs dat we helemaal geen zaken met die kerel moeten doen.'
'Waarom niet?'

'Omdat ik hem niet vertrouw. Hij kwam mij trouwens heel bekend voor.'
'Ik had eerlijk gezegd ook het gevoel dat ik hem kende.'
'Misschien dat we hem vroeger ooit eens ontmoet hebben?'
'Zou kunnen. Ik ga trouwens eerst naar de makelaar.'

'Is goed. Vraag gelijk of hij je aan een lijst kan helpen met huizen die in de buurt van Almelo te koop staan. Dat lijkt me namelijk een mooie omgeving.'
'Prima. Doe ik.'

Sjoerd gaat gelijk op weg en komt een uurtje later met een rood gezicht van opwinding de keuken binnenstormen.
'Die vent van dat huis heeft ons proberen te bedriegen.'
'Wat dan?'

'Eén van de makelaars heeft een broer die in Assen op het gemeentehuis werkt en in die stad blijkt helemaal geen Kaarman ingeschreven te staan.'
'Joh. Waarom zou hij zich dan zo noemen?'
'Misschien omdat hij in opdracht van een ander hier kwam.'

'Zou het?'
'Ik sluit het niet uit.'
'Wie zou hem dan gestuurd hebben?'
'Iemand van de gemeente of van de voetbalclub. Het is namelijk wel heel verdacht. Ik spreek de voorzitter en nog geen uur later staat die  kerel op de stoep.'

'Zo had ik het nog niet bekeken, maar het is inderdaad heel raar. En nu?'
'Eigenlijk niets. Als die kerel weer belt, vertel ik wat ik van hem weet en dan hoor ik wel wat hij zegt. Hij kan ons huis alleen niet meer kopen. Tenminste als het aan mij ligt niet.'

'Je hebt gelijk, want dan verkopen we het alsnog aan de gemeente of de club. Dat zit er tenminste wel dik in.'
'Gelukkig dat je het met me eens bent. Ze komen trouwens overmorgen een bord in de tuin zetten en morgenochtend komt er iemand om foto's te maken die ze op internet kunnen plaatsen.'

'Mooi. Heb je ook een lijst met huizen die we kunnen kopen?'
'Ja.'
'Perfect. Zullen we dan gelijk maar gaan kijken. Patrick kan tussen de middag bij mijn ouders eten en mijn vader wil vanavond vast wel met hem naar zijn nieuwe club.'
'Oké. Ik was graag met Patrick meegegaan, maar een huis gaat voor.'

Na één telefoontje is alles geregeld en daarom rijden Tamara en Sjoerd een kwartiertje later in de richting van Almelo. Net als ze daar in de buurt bij een restaurantje stoppen, gaat de telefoon.
'Met Planters.'
'Hallo. U spreekt met Kaarman. Bent u al bij uw makelaar geweest?'

'Ja en daar is me het een en ander duidelijk geworden.'
'Hoe bedoelt u?'
'Ik bedoel dat u bij ons valse informatie op hebt gegeven. Er woont namelijk helemaal geen Kaarman in Assen.'

'Hoe weet u dat?'
'Dat hebben we nagevraagd op het gemeentehuis. Ik wil dus heel graag  weten wie u naar ons toe heeft gestuurd.'
'Niemand. Ik ben uit mezelf gekomen en het klopt dat ze in Assen mijn naam niet kennen.'

'Waarom?'
'Omdat ik er net woon en nog ingeschreven sta in Groningen. Ik heb  u dus niet bedrogen, maar vind het vervelend dat u me niet vertrouwt en doe daarom geen zaken meer met u.'
'Nou, wij ook zeker niet met u. De groeten.'

Nadat Sjoerd de verbinding heeft verbroken, loopt hij zwijgend met zijn vrouw het restaurant in. Opeens staat hij echter stokstijf stil en pakt hij Tamara nogal ruw bij haar arm.

'Ik weet het.'
'Wat?'
'Kaarman is familie van die voorzitter.'
'Hoe kom je daar ineens op?'
'Omdat ze op elkaar lijken en de voorzitter komt ook uit de buurt van Groningen.'

'Hoe weet je dat?'
'Dat kun je horen aan zijn accent.'
'Ik geloof dat je gelijk hebt. Die kerels lijken inderdaad behoorlijk op elkaar. Maar nu? Wat hebben we hier aan?'

'Niets, maar het is wel weer een teken dat die lui van de club voor geen cent te vertrouwen zijn. We moeten dus goed opletten dat ze nu niet op een andere slinkse manier ons huis proberen te kopen.'
'Dat ben ik met je eens.'
'Ik zal zo in ieder geval de makelaar even bellen om hem in te lichten.'
'Ja, dat is wel verstandig.'

Als Sjoerd en Tamara vijf minuten later aan de koffie zitten, zijn ze de  heer Kaarman al vrij snel vergeten. Vooral als het lijstje met beschikbare woningen op tafel komt.
'Ik wil als het even kan wel wat buitenaf wonen, maar jij wil natuurlijk niet te ver van de winkels af zitten.'

'Dat klopt. Ik heb altijd op de fiets mijn boodschappen kunnen doen en dat zou ik graag zo houden.'
'Kunnen we dan niet beter in wat kleinere plaatsjes gaan kijken?'
'Ja, dat is denk ik wel slim.'
'Goed. Dan doen we dat.'

'Ik zie dat er drie huizen te koop staan in Aadorp.'
'Waar is dat?'
'Dat is een plaats in de buurt van Almelo.'
'Klinkt goed. Laten we maar gaan kijken.'

Omdat ze benieuwd zijn wat ze zo te zien krijgen, drinken ze snel hun koffie op en rijden ze niet veel later Aadorp al in.
'Wel mooi hier en het ziet er gezellig uit.'
'En er is een supermarkt voor de boodschappen.'

'Dat zie ik. Zo op het eerste gezicht lijkt me het wel wat.'
'Best. Dan gaan we kijken waar de huizen staan. Oei. Dit adres klinkt gevaarlijk.'
'Want?'

'Eén huis staat aan de Sportlaan. en ik ga niet weer bij een voetbalclub in de buurt wonen, hoor.'
'Nee, daar zit ik ook niet op te wachten.'
'Laten we toch maar even gaan kijken.'
'Best.'
 
Als ze in de richting van de Sportlaan rijden, ziet Tamara al snel een paar lichtmasten boven de huizen uitsteken.
'Rij maar door. Dit is vast net bij een voetbalveld, dus dat huis valt af. Stel je voor, dat we binnen een paar maanden weer in dezelfde narigheid komen te zitten als nu.'

'We kunnen er toch wel gewoon even stoppen?'
'Goed, maar we gaan daar niet wonen.'
'Nee, natuurlijk niet.'

Als ze de Sportlaan inrijden, blijkt de woning tegen het voetbalveld aan te staan. Sjoerd rijdt daarom een parkeervak in om zijn auto te keren.
'We kunnen er toch wel even voorheen rijden?'
'Ik dacht dat je dat niet wilde?'
'Waarom niet? Kijken is toch nog geen kopen?'
'Nee, dat is waar.'

Als ze voor het bewuste huis stilstaan, kijken ze elkaar even aan en blijken ze allebei hetzelfde te denken.
'Tjonge, wat jammer dat die woning hier staat.'
'Zeg dat wel, Sjoerd. Een grote tuin. Veel ruimte om het huis heen. Je hebt het voetbalveld, maar verder woon je er zo vrij als een vogeltje.'

'Ja en er staan twee schuren bij waarin ik zou kunnen werken.'
'Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ben hartstikke verliefd op dit plekje. We zetten het echter uit ons hoofd, hoor. Rij maar door. Er zullen hier best nog wel meer leuke huizen te koop staan.'

'Als het voetbalveld er niet was, ging ik de woning meteen kopen. Voor de rest ben ik het met je eens. Laten we daarom maar snel verder gaan zoeken.'
'Graag.'

Vijf minuten later staan Sjoerd en Tamara bij het volgende huis, maar dat staat midden in het dorp en daarom rijden ze gelijk door naar woning drie.
'Wat vind je hiervan?'
'Mijn eerste indruk is goed.'
'Mooi, dan zet ik daar de auto even neer en lopen we even om het huis heen.'
'Best.'

Als ze even later voor de woning staan te kijken, blijken ze geluk te hebben. De makelaar is er namelijk net voor een bezichtiging met andere potentiële kopers en is bereid om Sjoerd en Tamara ook rond te leiden. Die zijn erg enthousiast, spreken af om de volgende ochtend een bod uit te brengen en rijden een uurtje later met een blij gevoel terug naar huis.
 
Als ze er zijn en Sjoerd de makelaar belt, krijgt hij echter te horen dat ze wel wat hard van stapel zijn gelopen.
'Mooi dat jullie zo snel een leuk huis hebben gevonden, maar ik vraag me af of het verstandig is om nu al een bod uit te brengen.'

'Hoezo?'
'Stel dat de verkoper akkoord gaat. Dan zul je wel geld moeten hebben om die woning te betalen. Ik kan niet op je bankrekening kijken, maar neem niet aan dat daar een paar ton op staat.'
'Dat klopt en je hebt gelijk. Goed dat je eraan denkt, want wij hadden dat nog niet gedaan. Stom van ons. Zouden we bij de bank trouwens geen overbruggingskrediet kunnen krijgen?'

'Misschien wel, maar wil je het risico lopen om een jaar of nog langer met twee huizen te zitten. De woningmarkt trekt wel iets aan, maar het is niet gezegd dat jullie je huis snel kwijt zijn. Zeker ook omdat je naast het voetbalveld woont en absoluut geen zaken met de gemeente wil doen.'

'Zouden die wel geïnteresseerd zijn?'
'Zeker weten. Ze hebben me vandaag al drie keer gebeld en hebben geen enkel probleem met de vraagprijs. Hebben jullie trouwens nog iets van die man uit Assen gehoord?'
'Nee, maar we denken dat hij familie van die voorzitter van Oranje Wit is en dus door die man gestuurd is.'

'Daar zullen jullie wel gelijk in hebben, want er is ook al een keer namens de vereniging gebeld.'
'Wat stel je voor om nu te doen?'
'Slaap er eerst maar een nachtje over, dan praten we morgen verder..'
'Goed tot dan.'
 
Tamara die meegeluisterd heeft, blijkt erg opgelucht te zijn.
'We gingen ook wel heel snel.'
'Klopt, maar het is een mooi huis en we willen hier toch weg. Zou het echt zo lang duren voor we ons huis verkocht hebben?'

'De makelaar zal het beter weten dan wij. We kunnen het wel snel verkopen, maar dan moeten we met de gemeente of de club in zee gaan.'
'Dat doe ik niet.'
'Dan moeten we geduld hebben. We kunnen trouwens nog eens in Twente gaan kijken. Misschien staan er wel meer mooie huizen te koop.'

'Vond je het huis waar we vanmiddag waren dan niet mooi genoeg?'
'Jawel, maar we kunnen toch nog eens rondkijken?'
'Zeker. Ik heb nu alleen het gevoel dat je iets voor me verzwijgt.'
'Echt niet. Ik ga trouwens Patrick even ophalen.'
'Best.'
 
Als Tamara een paar minuten later in de auto stapt, zucht ze een keer  diep. Ze vindt het verhuizen namelijk toch niet zo gemakkelijk dan ze dacht.  Het blijft haar zelfs zo bezighouden dat ze vannacht heel slecht slaapt en tegen half acht met een slaperig gezicht naar beneden komt. 

'Goedemorgen. Wat zie jij er moe uit? Ben je ziek of is er wat anders?'
'Ik heb de halve nacht wakker gelegen.'
'Heb je ergens zorgen over?'
'Nee hoor.'

'Als er wat is, moet je het wel zeggen.'
'Doe ik ook. Ik ga trouwens zo boodschappen doen en daarna wil ik naar die nieuwe kledingwinkel in Zwolle. Tegen twaalf uur ben ik wel thuis.'
'Best joh. Veel plezier.'

Als Sjoerd aan het werk gaat, zoekt Tamara snel haar spullen bij elkaar en tien minuten later is ze al op weg. In de supermarkt is het nog erg stil, maar dat komt haar dit keer goed uit. Ze loopt nu namelijk veel minder kans dat er mensen zijn die haar moeilijke vragen stellen, want in haar hoofd is het een grote warboel. 

Met de verhuizing op zich heeft ze geen problemen. Integendeel zelfs, want ze wil zo snel mogelijk uit het dorp weg. Het gaat haar echter wel om de woningen in Aadorp. Ze is namelijk nog steeds smoorverliefd op het huisje bij het voetbalveld. Het punt is alleen dat Sjoerd daar niet wil wonen en eigenlijk is ze het met hem eens.

Omdat ze een hekel aan geheimen heeft, besluit ze op een gegeven moment om alles toch maar eerlijk tegen hem te vertellen. Als ze uit de winkel komt, gaat ze daarom niet naar Zwolle, maar naar huis. Wanneer ze er bijna is, ziet ze dat de makelaar er is en blijkbaar met goed nieuws.

Als ze uit de auto stapt, komt Sjoerd namelijk met een stralend gezicht naar buiten rennen.
'Hoi. Goed dat je er bent. We hebben een fantastisch bod gehad en ik denk dat we het moeten doen. De makelaar zegt ook dat we er niet op moeten rekenen dat er iemand komt die nog meer biedt. We kunnen dus straks mooi een bod doen op het huis in Aadorp.'

Tamara knikt alleen een keer en loopt verdwaasd mee naar binnen. Daar besluiten ze na een kort overleg om het bod te accepteren en daar is ze het mee eens. Als ze het daarna over het huis in Aadorp krijgen en Sjoerd via de makelaar een bod wil doen, kijkt ze hem echter bezorgd aan.

'Laten we daar nog even mee wachten.'
'Waarom? Jij vond die woning toch ook geweldig?'
'Jawel, maar ik wil er eerst nog even met je over praten.'

Sjoerd kijkt zijn vrouw verbaasd aan, maar hij voelt dat er iets is en daarom besluit hij er niet verder op door te gaan. Als hij de makelaar heeft uitgelaten en weer binnen komt, wil hij echter wel weten waarom ze van gedachten lijkt te zijn veranderd.

'Nu zou ik toch wel graag willen weten wat er is.'
'Niet veel.'
'Nou, vertel het me dan in ieder geval.'
'Word je niet boos?'

'Nee.'
'Vind je me ook niet stom?'
'Nee.'
'Beloofd?'
'Ja.'

Tamara zucht nog een keer, maar dan komt het hoge woord eruit.
'Ik wil graag verhuizen, maar niet naar het huis wat we hebben bezichtigd.'
'Waar dan wel heen?'
'Naar dat huisje bij het voetbalveld. Dat ziet er schitterend uit. Je woont er heerlijk vrij. Er is veel ruimte om het huis. Die voetballers zullen toch ook niet overal vervelend zijn en overlast veroorzaken?'

'Ik denk dat we dan een probleem hebben, want ik wil daar echt niet wonen. Het risico dat we over een paar jaar weer problemen krijgen, is me namelijk veel te groot.'
'Ik begrijp je, maar wil je er dan niet nog eens over denken. We kunnen er toch een keer gaan kijken en met de mensen praten die er nu wonen?'

'Als ik jou er een plezier mee doe, maar voor mij hoeft het niet. Tamara, we zijn stapelgek om weer naast een voetbalclub te gaan wonen? Wil je volgend jaar soms weer verhuizen?'
'Misschien is het niet verstandig, maar ik heb al van het huis gedroomd.'

Sjoerd doet haar een voorstel.
'Goed. We gaan kijken. Ik moet namelijk eerlijk bekennen dat ik het er van de buitenkant ook geweldig uit vond zien. Je moet me alleen wel beloven om ook eerlijk naar de andere kant te kijken. Als de club nu bijvoorbeeld al uitbreidingsplannen heeft, moeten we het niet doen. Dat is dan jammer, maar jij wil toch ook niet nog eens in de ellende komen.'
'Je bent top. Bedankt voor je begrip. Kom hier, dan krijg je een zoen.'

Het tweetal heeft even enkel aandacht voor elkaar, maar na een paar minuten komt Sjoerd weer ter zake.
'Zal ik dan die makelaar in Aadorp bellen om een afspraak te maken?'
'Graag.'
'Wanneer zullen we gaan?'

'Doe maar voor morgenochtend als het kan.'
'Best.'
'Je moet je er alleen niet te veel op verheugen. Als ik problemen verwacht, doe ik het namelijk niet en ik hoop dat je daar begrip voor hebt. Verder vind ik dat we het andere huis ook nog een keer moeten bekijken. Dat had wel minder uitstraling, maar was namelijk eveneens een prachtige woning.’
’Ik ben het met je eens. We gaan bede huizen nog een keer bekijken.’

Als Sjoerd met de makelaar belt, is de afspraak snel gemaakt en daarom rijden ze de volgende ochtend vol goede moed richting Aadorp. Zeker als ze onderweg een telefoontje krijgen dat hun eigen huis is verkocht. Al levert de datum van de overdracht nog wel een probleempje op.

'Die mensen willen er graag over een maand in.'
'Daar wil ik even over denken.'
'Want?'
'We zijn nu op weg naar Aadorp om twee huizen te bekijken en het is onze bedoeling om deze week nog iets te kopen. Vervolgens willen we rechtstreeks van hier naar daar verhuizen. Ik laat je daarom uiterlijk vrijdag weten wanneer die mensen in ons huis kunnen.'

'Ik begrijp het en neem aan dat de kopers er ook begrip voor hebben. Gaan jullie trouwens nog bij een ander huis kijken? Gisteren hadden jullie toch al voor een woning gekozen.’
’Ja, maar we willen toch naar die woning bij het voetbalveld gaan kijken.'
'Dacht je dat die voetballers daar niet zo moeilijk waren als hier?’

De makelaar moet smakelijk lachen om zijn woorden,  maar Sjoerd vindt het niet leuk en stopt meteen met hun gesprek.
'Wat deed je ineens nors tegen die man?'
'Hij moet niet denken dat hij grappig is.'
'Wat dan?'

'Hij vroeg of we dachten dat die voetballers in Aadorp gemakkelijker waren dan bij ons.'
'Dat bedoelt hij toch als grapje.'
'Weet ik wel, maar ik bespot hem toch ook niet.'

Tamara blijft een tijdje stil, want ze begrijpt Sjoerd wel.
'Als jij echt niet bij dat veld wil wonen, dan doen we het niet, hoor.'
'We gaan gewoon kijken en doen wat we gisteren hebben afgesproken.'
'Hoe bedoel je?'
'Nou, dat we het niet kopen als we problemen met de club verwachten.'
'Je hebt gelijk. We gaan niet het ene probleem voor het andere verruilen.'

Als ze Aadorp inrijden, wordt het erg stil in de auto. Ze zijn namelijk allebei bang dat ze een ontzettende grote fout gaan maken. Vooral als ze in de buurt van het voetbalveld komen.
'Over een uurtje weten we meer.'

Sjoerd knikt een keer.
'Dat is waar. Tenminste, daar reken ik op. Ik ben benieuwd.'
'Maak je geen zorgen. Als je twijfelt doen we het niet. Desnoods gaan we hier helemaal niet wonen, want er zullen nog wel meer van die leuke plaatsjes in de buurt zijn.'
'Dat denk ik ook. Ik ben trouwens alleen bang voor die voetbalclub, want de rest staat me eerlijk gezegd heel erg aan.'



Een totaal andere wereld
 
Wanneer ze bij de bewuste bungalow komen, zien ze dat de makelaar er nog niet is en daarom blijven ze in de auto zitten. Alleen niet voor lang, want na even komt er al een vriendelijk kijkende man naar hen toe.
'Hallo. Zijn jullie de familie Planters? De makelaar belde net dat hij iets later komt. Loop dus maar vast mee naar binnen, dan kunnen we even praten.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar verbaasd aan, want ze worden enorm overvallen door deze hartelijkheid. Ze stappen echter direct uit om zich aan de man voor te stellen.
'Goedemorgen. Ik ben Sjoerd en dit is mijn vrouw Tamara.'
'Mijn naam is Berend Trekink en ik zou zeggen: Welkom in Aadorp. Lopen jullie mee?'

Nog steeds een beetje in de war van de enorme gastvrijheid gaan ze mee naar binnen, waar de man zijn vrouw met koffie op hen zit te wachten. Ook zij is erg aardig en daarom is het gesprek al snel in volle gang. Tot de man vraagt waarom Sjoerd en Tamara willen verhuizen.

'Als jullie er liever niet over praten, is het mij ook goed, hoor. Ik ben namelijk nogal nieuwsgierig, maar heb er alle begrip voor dat jullie niet alles vertellen. We kennen elkaar immers pas net.'

Sjoerd kijkt even naar Tamara, maar begint dan toch te praten.
'Het klopt dat we elkaar amper kennen, maar op de een of andere manier lijkt het net of jullie oude vrienden zijn. Als iedereen hier net zo aardig is als jullie, weet ik zeker dat we een goede keuze maken als we hier gaan wonen. In onze vorige woonplaats zijn we namelijk weggepest door bijna alle mensen uit het dorp.'

De man en vrouw kijken elkaar geschrokken aan en vragen in koor: 'Waarom dan?'
'We hadden een probleem met de gemeente en vooral de voetbalclub. Hierdoor twijfelen we ook enorm of we jullie woning moeten gaan bekijken. Niet omdat we het geen schitterend huis vinden, maar puur vanwege de ligging. Als ik vertel wat we allemaal hebben meegemaakt, zullen jullie namelijk begrijpen dat we dit niet nog eens mee willen maken.'

'Wat is er gebeurd dan? Wij wonen al veertig jaar naast de club en hebben nog nooit problemen met ze gehad. Nu komt dat misschien ook wel omdat we allebei jaren vrijwilligerswerk bij hen hebben gedaan, maar toch.'

Net als Sjoerd wil beginnen te vertellen wat er allemaal is gebeurd, ziet hij een auto voor het huis stoppen.
'Daar heb je de makelaar.'
'Laten we dan eerst het huis maar gaan bekijken voor ik alles vertel.'

’Je hebt gelijk. Ik zal de deur even voor hem opendoen. Straks hebben we immers nog tijd genoeg om te praten. Er is koffie genoeg en jullie willen vast ook wel blijven eten.’
 
Als de makelaar zich heeft voorgesteld, begint hij direct met de rondleiding en dat maakt het voor Sjoerd en Tamara steeds moeilijker. De woning is namelijk perfect onderhouden en als ze buiten lopen, zien ze pas echt hoe mooi vrij ze hier kunnen komen te wonen. Qua huis hebben ze hun keuze daarom al snel gemaakt, maar Sjoerd blijft bang voor de voetbalclub en  besluit dat eerlijk tegen de makelaar te vertellen.
 
'Het huis is geweldig, de prijs is niet verkeerd en je woont hier heerlijk vrij, maar ik heb net al tegen de familie Trekink verteld dat we verhuizen vanwege problemen met de voetbalclub naast ons. U begrijpt dus dat we enorm twijfelen of we weer naast een vereniging moeten gaan wonen. Als ik nu moet beslissen, zeg ik daarom dat we toch verderop gaan kijken.'
 
De makelaar kijkt Sjoerd met een vragend gezicht aan.
'Ik kan jullie natuurlijk niet dwingen om dit huis te kopen en ik weet ook niet wat jullie hebben meegemaakt, maar ik kan me niet voorstellen dat jullie hier last van de voetbalclub zullen krijgen.'

'Dat dachten we in ons oude huis ook niet, maar daar hebben de mensen van de vereniging ons het leven verschrikkelijk zuur gemaakt.'
'Waarom dan?'
'Omdat ze een nieuw voetbalveld pal naast ons huis neer dachten te leggen en wij het daar niet mee eens waren.'

Als de heer Trekink er ook bij komt staan, vertelt Sjoerd wat Tamara, Patrick en hij hebben meegemaakt. Hij besluit zijn verhaal met de woorden: 'We gaan dus verhuizen om de ellende achter ons te laten en een nieuwe start te maken. Ik hoop dat jullie daarom begrijpen dat we heel erg twijfelen of we deze woning moeten kopen.’

'Natuurlijk heb ik begrip voor jullie standpunt. Daarom stel ik voor om wat andere woningen te gaan bekijken. Ga maar mee naar mijn kantoor om te zien wat we nog meer in de verkoop hebben.'
 
Sjoerd en Tamara knikken, want ze durven dit huis gewoon niet te kopen. Zeker nu ze, na het verhaal over Oranje Wit, weer heel sterk de frustratie voelen over alles wat er is gebeurd. Trekink is echter niet van plan om zich bij hun plan neer te leggen.
 
'Natuurlijk verkoop ik ons huis graag, maar ik vind het veel erger dat jullie door alle nare ervaringen een mooi huis willen laten schieten. Ik weet namelijk zeker dat jullie hier geen ellende krijgen, maar begrijp dat jullie mij niet durven te vertrouwen. Daarom heb ik een voorstel. Vanmiddag is er in de kantine een bingo voor ouderen en daarna eten we altijd met elkaar. Als jullie nu eens met ons meegaan. Dan kunnen jullie een indruk krijgen van hoe de mensen hier met elkaar omgaan en zijn jullie twijfels vast en zeker snel verdwenen. Desnoods komen jullie zaterdag als er voetbal is weer om nog meer te ervaren. Jullie moeten dit huis namelijk gewoon kopen. Tenminste dat vind ik, want jullie beslissen natuurlijk.'
 
Sjoerd kijkt zijn vrouw even aan en ziet aan haar gezicht dat ze hier wel voor te porren is, maar zelf blijft hij twijfelen.
'Trekink, ik vind je voorstel super. Verwacht er alleen niet te veel van en ga als er een andere koper komt gerust met hem in onderhandeling. Ik blijf het namelijk heel erg moeilijk vinden. Het huis is perfect, over de prijs worden we het wel eens, maar die club gooit roet in het eten.'

'Als jullie vanmiddag niet van mening veranderen en zaterdag terug willen komen, dan houden we tot die tijd het huis voor jullie vast.'
'Het zou bijna onbeschoft van ons zijn om niet op dit mooie voorstel in te gaan. Ik hoop alleen dat jullie of wij hier achteraf geen spijt van krijgen.'

'Daar ben ik niet bang voor. Wat mij betreft mogen jullie vrijdag aan het einde van de middag al wel komen. We hebben ruimte genoeg om te slapen. Mijn vrouw kookt graag  en dan kunnen we zaterdag lekker vroeg naar de club. Het hoeft natuurlijk niet, maar het lijkt me leuk en veel gemakkelijker dan dat jullie zaterdag eerst nog een eind moeten rijden.'

Sjoerd lacht een beetje.
'Laten we vanmiddag eerst maar meegaan naar de bingo. Dat kan ons wel zo tegenvallen, dat we helemaal geen zin hebben om nog eens te komen.'
'Verwacht je dat echt?'

'Nee, maar ik durf er niet op te vertrouwen dat de mensen hier anders zijn dan bij ons. Ik heb de laatste maanden namelijk al zo vaak gedacht dat ik eindelijk een man of een vrouw gevonden had die ons zou helpen en dat viel steeds weer tegen.'

'Ik begrijp je. Het is trouwens tijd om te gaan eten. Als we dat een beetje vroeg doen, hebben we daarna nog tijd om jullie het dorp te laten zien.'
'Prima.'

Als ze na het eten door het dorp lopen, valt het Sjoerd gelijk op dat de familie Trekink door iedereen gedag wordt gezegd.
'Volgens mij kennen jullie alle mensen hier.'
'Dat klopt en komt vooral omdat mijn vrouw en ik hier allebei zijn geboren. Het is hier echter ook normaal om elkaar te groeten. Als mensen je zwijgend voorbijlopen, zien we dat als een teken van arrogantie.'

'Wat mooi. Dat is bij ons wel anders. Of niet Sjoerd?'
'Nou, zeg dat..'
'Een extra reden dus om hier te komen wonen.'
 
Tamara en Sjoerd kijken Trekink lachend aan, maar zeggen niets. Ze voelen namelijk dat hun twijfels steeds minder worden en dat gevoel wordt nog sterker als ze bij de voetbalclub komen. 
 
Als Trekink hen aan iedereen heeft voorgesteld en vertelt wat ze komen doen, worden ze namelijk erg hartelijk ontvangen. Ze vinden het daarom al snel gezellig en dat blijft de hele middag zo. Hierdoor lopen ze om vijf uur in een opperbeste stemming met de familie Trekink mee haar huis.
 
'Nou, wat vonden jullie van onze bingo?'
Tamara pakt mevrouw Trekink bij haar arm.
'Het was super. Iedereen deed enorm aardig. Het was net of het allemaal goede kennissen van ons waren.'

'Daar sluit ik me helemaal bij aan. Ik voelde me tenminste meer dan welkom. Als het aan mij ligt, komen we vrijdag dan ook zeker terug.'
'Dat doen we zeker.'

Als Sjoerd en Tamara afscheid van de familie Trekink hebben genomen en naar huis rijden, blijft het eerst een hele tijd stil in de auto. Wanneer ze ergens onderweg worden ingehaald door een auto uit hun woonplaats, kijken ze elkaar echter met een wat onwerkelijke blik in hun ogen aan.

'Moeilijk of niet?'
'Ja. Vooral omdat het huis zo mooi is en die mensen zo aardig zijn.'
'Ik heb vanmiddag al een paar keer gedacht dat we veel te bang zijn.'
'Je bedoelt dat we het verleden gewoon moeten vergeten.'
'Klopt. Het zou denk ik dom zijn om de stap niet te zetten.'

'Misschien heb je gelijk, maar ik ben nog steeds vreselijk bang.'
'Dat is normaal, maar we willen toch verhuizen. Als we een ander huis in Aadorp kopen, hebben we waarschijnlijk later spijt dat we het huis van de familie Trekink niet hebben gekocht.'

'Dat zou best kunnen en maakt het ook zo moeilijk.'
'Ja, gemakkelijk is het niet.'
'Gelukkig kunnen we er nog tot en met zaterdag over nadenken.'
'Zou dat de keuze eenvoudiger maken?'

'Denk je van niet?'
'Ik ben bang dat we blijven twijfelen.'
'Als we dat doen, is het denk ik beter om voor een ander huis te kiezen.'
'Je hebt gelijk.'
'Wat zeggen we er tegen Patrick over?'
'Alleen dat we vrijdag nog een keer gaan kijken.'
'Mee eens.'

Wanneer ze bij Tamara's ouders voor de deur staan, besluiten ze het voorlopig niet meer over het huis van de familie Trekink te hebben en ook de volgende dagen zwijgen ze erover. Pas als ze vrijdags het bordje Aadorp weer zien staan, kan Sjoerd zich niet meer bedwingen.

'Vandaag of morgen moeten we echt beslissen wat we gaan doen.'
'Klopt. Ben je nog van mening veranderd?'
'Nee, ik twijfel nog net zo erg als afgelopen woensdag. En jij?'
'Ik weet ook nog steeds niet wat het verstandigste is.'
'Laten we maar gewoon afwachten wat we vanavond en morgen meemaken en dan nemen we morgenmiddag een beslissing.'
'Afgesproken.'

Als ze voor de verkeerslichten staan te wachten, besluiten ze eerst een bloemetje voor mevrouw Trekink te gaan halen. Zover komt het alleen niet, want opeens ziet Sjoerd een auto met hoge snelheid naderen en beseft hij dat dit een ongeluk wordt. Hij probeert daarom nog van rijbaan te veranderen, maar het is al te laat.

Als hij weer bij kennis komt en allerlei mensen in uniform om zich heen ziet, heeft hij even nodig om alles op zich in te laten werken. Wanneer hij in gedachten de auto weer ziet naderen, raakt hij echter totaal in paniek en begint hij wild om Tamara te roepen. Daarom komt er direct een verpleger naar hem toe om hem gerust te stellen.

'Rustig maar. Met uw vrouw is alles redelijk goed. Ze moet alleen wel mee naar het ziekenhuis.'
'Waar is ze dan?'
'Ze ligt in die ambulance.'
'Waar gaan jullie met haar heen?'
'Naar het ziekenhuis in Almelo en daar gaat u zo ook heen.'
'Dan is het goed. Waarom voel ik trouwens nergens pijn?'
'Omdat we u aardig wat medicijnen hebben gegeven.'
'O.'

De mensen van de ambulance doen hun werk snel en doeltreffend, zodat ze binnen een paar minuten al kunnen vertrekken. Bij het ziekenhuis staat men al op hen te wachten en start men gelijk met het onderzoek. Daaruit blijkt dat de klap erg hard is aangekomen, want ze hebben allebei een been en een arm op meerdere plekken gebroken en een aantal zwaar gekneusde ribben. 

Verder heeft Sjoerd een zware hersenschudding en Tamara haar sleutelbeen gebroken. Omdat ze ook wat kleine inwendige bloedingen hebben, worden ze samen op een zaaltje gelegd waar het verplegend personeel hen voortdurend onder controle houdt.
 
Gelukkig herstellen ze snel en kunnen de medicijnen na een paar dagen worden geminderd. Hierdoor kunnen ze voor het eerst na het ongeluk ook weer een beetje normaal met elkaar praten.
'Hoe is het?'

'Ik had beter op moeten letten. Als ik die vent eerder aan had zien komen, had ik nog uit kunnen wijken en hadden we hier niet gelegen.'
'Je moet jezelf niets verwijten. Hij had gewoon kunnen remmen.'
'Zeker, maar ik vind het allemaal zo beroerd. Ten eerste voor Patrick, maar ook voor de familie Trekink. Ze moeten hun huis maar aan een ander verkopen, want we kunnen voorlopig toch niet verhuizen. Ik zal de zuster straks wel vragen of ze hen wil bellen. Die mensen zullen zich wel afvragen waarom we niet gekomen zijn en niets hebben laten horen.'

'Ik hoorde gisteren van de zuster dat mijn ouders elke dag bellen hoe het  is. Patrick weet dus dat het wat beter met ons gaat.'
'Gelukkig en verder moeten we het maar afwachten. Hoe moeilijk dat ook is. We kunnen immers toch niets aan de situatie veranderen.'

Omdat hun herstel zich goed doorzet, mogen ze een paar dagen later weer bezoek ontvangen. Natuurlijk komen Tamara's ouders en Patrick als eerste kijken, maar vrijdagsmiddags gaat de deur van hun kamertje open en zien ze Trekink met zijn vrouw binnenkomen. 

Ze hebben een enorm grote fruitmand bij zich, maar kijken bijzonder ernstig en daarom denkt Sjoerd gelijk te weten wat ze komen doen. Natuurlijk bij hen op bezoek, maar ook vertellen dat ze hun huis aan een ander gaan verkopen en dat vindt hij heel logisch.

'Tjonge. Dat we elkaar op deze manier weer moeten treffen.'
'Zeg dat wel. Wij hadden natuurlijk liever gehad dat het anders was.'
'Dat kan ik me goed voorstellen. Wat is er precies gebeurd?'
'We stonden voor de verkeerslichten bij de Ford garage en toen zag ik die auto met hoge snelheid naderen. Ik dacht gelijk dat het een ongeluk zou worden en heb nog geprobeerd om uit te wijken, maar dat lukte niet.'

'Gaat jullie herstel lang duren?’
'Voor we echt alles weer kunnen, zijn ze zeker een half jaar verder en misschien duurt het nog wel iets langer. Verkoop je woning dus maar aan een ander, maar misschien was je dat al van plan.'

Meneer en mevrouw Trekink kijken elkaar even aan en Sjoerd verwacht dat ze zijn vermoeden gaan bevestigen. Als Trekink begint te praten, blijkt echter dat hij het verkeerd heeft.
'Voor ik de rest vertel, wil ik jullie eerst namens alle leden van de bingoclub  beterschap toewensen. Deze fruitmand bied ik jullie ook namens hen aan en gisteravond hebben we een ingelaste vergadering over jullie gehad.'

'Over ons?'
'Ja, Sjoerd. Over jullie.'
'Waarom dan?'
'Dat zal ik je vertellen. Jullie kunnen natuurlijk besloten hebben om ons huis niet te kopen. Als dat zo is, hoop ik dat we wel vrienden blijven en stop ik met mijn verhaal. Mochten jullie nog twijfelen, dan zijn wij echter bereid om het huis uit de verkoop te halen tot jullie weer de oude zijn.'
'Dat kunnen jullie toch niet doen?'
'Jawel Tamara, dat kunnen we wel en mijn man heeft nog meer nieuws.'

Sjoerd en Tamara kijken Trekink vol verwachting aan en die laat hen niet lang in spanning.
'Als jullie de knoop al doorgehakt hebben en onze woning willen kopen, dan hoeven jullie je niet druk te maken over de verhuizing. De mensen van de bingoclub hebben zich namelijk bereid verklaard om te helpen en er is ons zelfs een verhuiswagen aangeboden. Al zijn jullie natuurlijk niet verplicht om dit aanbod te accepteren.'

Tamara en Sjoerd zijn zo ondersteboven van dit aanbod dat ze de handen van de familie Trekink vastpakken en hun tranen de vrije loop laten. Zo gaan er minuten voorbij zonder dat er iets gezegd wordt, maar waarin de familie Planters zich de gelukkigste en rijkste mensen van de wereld voelen. 

Als Sjoerd weer in staat is om te praten, hoeft hij dan ook niet eerst met zijn vrouw te overleggen of ze op het aanbod van Trekink in zullen gaan.
'Mijn vrouw en ik waren het samen eens dat we de verhuizing af zouden blazen. Wel met een bloedend hart, maar we wilden jullie niet langer laten wachten. Het aanbod wat je ons doet, is trouwems veel te gek. Vooral omdat dit pas de tweede keer is dat jullie ons zien.'

'Dat laatste klopt, maar we hebben hier in het oosten veel mensenkennis en weten dus dat jullie goede mensen zijn die we graag bij ons willen hebben. Verder is het hier de gewoonte om elkaar te helpen als dat noodzakelijk is. Voor ons is mijn aanbod dus eigenlijk heel gewoon.'

Sjoerd en Tamara kijken elkaar aan en weten zonder woorden elkaars gedachten.        
'Normaal gesproken overleg ik altijd eerst met mijn vrouw voor ik iets besluit, maar ik weet dat dit nu niet nodig is. We kopen erg graag jullie huis. Ik wil alleen niet wachten tot we uit het ziekenhuis zijn. Als de notaris hierheen wil komen, kunnen we namelijk ook vanuit onze bedden tekenen.'

'Gelukkig. Natuurlijk zijn we erg blij dat we ons huis hebben verkocht, maar we vinden het ook schitterend dat we jullie daarmee aan een nieuwe start in jullie leven helpen.'

Als de mensen elkaar plechtig de hand schudden, ontstaat er een wat emotionele stemming. Dit is echter snel voorbij, want Sjoerd en Tamara hebben nu nog maar één doel en dat is zo snel mogelijk het ziekenhuis uit.
'Jammer, dat we geen grote auto of een busje hebben.'

Sjoerd kijkt zijn vrouw verbaasd aan.
'Waarom?'
'Dan zou ik tijdens de verhuizing naar ons oude huis kunnen om de verhuizers te vertellen wat ze wel en niet mee moeten nemen.'
'Ik begrijp het, maar dat zal wel niet lukken. Als we alles mee laten brengen, moeten we hier maar weggooien wat we niet meer nodig hebben.'

Trekink hoort het gesprek grijnzend aan, maar heeft ook hier een oplossing voor.
'De voorzitter van de voetbalclub heeft een taxibedrijf en ook een busje voor het rolstoelvervoer. Ik weet zeker dat hij jullie bij de verhuizing graag heen en weer rijdt.'

'Zou het?'
'Absoluut. Ik ga zo gelijk bij hem langs en laat jullie vandaag nog weten wat hij gezegd heeft. Ga er echter maar vanuit dat hij het prima vindt.'
'Dan heeft hij een beter karakter dan de voorzitter van de vereniging bij ons in het dorp, want daar heb ik alleen maar problemen mee gehad.'
'Ik heb toch al gezegd dat je daar hier niet bang voor hoeft te zijn.'
'Nee dat klopt en ik begin steeds meer te geloven dat je gelijk hebt gehad.'
   
Als de familie Trekink een kwartiertje later is vertrokken, liggen Sjoerd en Tamara eerst een tijdje stil voor zich uit te kijken. Ze durven nog niet te geloven dat alle problemen nu voorbij zijn, maar beseffen dat het er wel op lijkt. Tot de deur van hun kamer open gaat en alle ellende van de laatste maanden hen weer overvalt.

Ze herkennen namelijk de journalist die alle vreselijke verhalen over hen in de krant heeft geschreven en vragen zich verschrikt af wat hij komt doen. Dit is ze echter snel duidelijk, want de man komt gelijk ter zake.
'Hallo. Ik hoorde gisteren op het gemeentehuis dat jullie hier lagen en omdat ik toch in de buurt was, kom ik even kijken hoe het is.'

Sjoerd vertrouwt de man voor geen stuiver en laat dat duidelijk merken.
'Nou, dat heb je nu gezien. Je kunt dus wat mij betreft weer vertrekken.'
'Hebben jullie geen tijd voor een paar kleine vraagjes?'
'Nee en je begrijpt zelf wel waarom niet.'

'Eerlijk gezegd, heb ik geen idee.'
'Nou, dan zal ik je helpen. Je hebt nog nooit een positief woord over ons geschreven en ik verwacht niet dat het nu anders zal zijn. Vertrek dus maar en ik wil niet dat er iets over ons in de krant komt. Ik vraag me trouwens af waar je het lef vandaan haalt om hier te komen.'

'Wil je de mensen dan niet graag laten weten dat jullie een nieuwe start gaan maken. Of is het gerucht niet waar dat jullie hier ergens een huis hebben gekocht?'
'Dat gaat je niets aan en wil je nu weggaan?'

Als de journalist geen aanstalten maakt om te vertrekken, pakt Sjoerd de bel om een verpleegster op te piepen.
'Wat ga je doen?'
'Vragen of ze je willen verwijderen.'
'Vind je dat niet wat overdreven?'

'Nee. Jij bent er medeverantwoordelijk voor dat er een deel van ons leven is verprutst en daarom willen we niets meer met je te maken hebben.'
'Jammer, maar dan is het beter om te gaan.'
'Goed begrepen en ik wil dus geen woord in de krant hebben. Als ik ook maar iets lees, maak ik er werk van.'
'Wees maar niet bang. Ik schrijf alleen over interessante zaken.'
'Was dan hier niet gekomen.’          
 
De journalist haalt zijn schouders op, maar ziet dat er een verpleegster binnenkomt en daarom besluit hij te vertrekken. 
'Ga maar terug, mevrouw. Ik ben blijkbaar niet welkom en daarom ga ik maar weer. Veroorzaakt de familie hier troiwens ook zoveel overlast?'

'Nee meneer. Bij ons in Twente gaan we op een normale manier met elkaar om en daarom passen meneer en mevrouw Planters hier prima. Als ze geen prijs stellen op uw bezoek, zal het dus wel aan u liggen.'

De journalist lijkt eerst nog wat te willen zeggen, maar schudt dan een keer met zijn hoofd en vertrekt. Sjoerd en Tamara praten eerst nog een tijdje over hem na, maar krijgen het al vlug weer over de naderende verhuizing. 

'Ik ben blij dat we de beslissing hebben genomen.'
'We konden ook eigenlijk niet anders. Volgens mij tref je nergens in Nederland plaatsgenoten die zoveel voor je over hebben en met je meeleven als hier. Ik hoop alleen wel dat het snel beter met me gaat. Dan kan ik  tijdens de verhuizing tenminste een beetje uit de voeten.'

'Vertrouwen hebben, Tamara. Mensen die dit allemaal voor een ander doen, zullen echt wel op een normale manier met ons huisraad omspringen.'
'Dat is waar. Ik zal me wel zorgen maken om niets. Dat komt trouwens ook omdat ik me een beetje buitenspel gezet voel door mijn ongemakken.'

'Begrijp ik, maar daar zul je je bij neer moeten leggen.'
'Dat is waar. Al kunnen we wel aan de dokter vragen wanneer we uit bed mogen en weer voorzichtig wat mogen lopen.'
'Je hebt gelijk.'

Mede door de energie die ze van de naderende verhuizing krijgen, gaat het verdere herstel van Sjoerd en Tamara boven verwachting. Als het eenmaal zo ver is dat ze gaan verhuizen, kunnen ze daarom al veel meer dan ze hadden verwacht. Hierdoor en ook door alle dorpsgenoten die hen komen helpen, loopt de verhuizing daarom vrij vlot. 

Door alle drukte hebben ze zelfs amper tijd om na te denken over alle ellende die ze nu definitief achterlaten. Als de helpers weg zijn en ze samen met Patrick in de kamer zitten, beseffen ze dat echter opeens erg goed.       
'Zo, eindelijk verlost van iedereen die ons het leven zo moeilijk heeft gemaakt. Het is alleen nog afwachten of we het hier beter krijgen.'

Tamara kijkt Sjoerd met een vreemd gezicht aan.
'Je klinkt alsof je vindt dat we beter toch niet hadden kunnen verhuizen.’
’Zo bedoel ik het niet, maar ik heb volgens mij dat gedoe met de gemeente en de club nog niet echt verwerkt. Ik kan me er namelijk nog steeds enorm kwaad over maken wat ze ons hebben geflikt. Het is immers hun schuld dat we onze geboorteplaats achter ons hebben gelaten.'

'Heb je spijt van de verhuizing?'
'Nee, zeker niet. Ik voel me enorm bedrogen door mijn medemensen en vraag me soms af of de mensen hier wel écht anders zijn.'
'Je hebt toch ervaren hoe ze hier in elkaar zitten.'

'Dat klopt, maar ze kunnen nog veranderen. Voor dat gedoe met het voetbalveld, hadden we in ons oude huis ook nooit problemen.’
’Dat klopt, maar toch was het daar anders dan hier.’
’Je hebt gelijk. Ik moet het verleden snel proberen te vergeten.'

'Klopt, maar ik begrijp best dat je daar moeite mee hebt. Ik denk dat het al een stuk scheelt als we van dat gips verlost zijn en normaal aan het leven hier mee kunnen doen.'
'Dat denk ik ook, want we wonen hier super en de mensen zijn echt top.'

Sjoerd lacht uitbundig, maar Tamara hoort toch iets in zijn stem waar ze  ongerust van wordt. De eerste dagen houdt ze hem dan ook scherp in de gaten, maar na een weekje verwatert dat langzaam. 
 
Het lijkt namelijk steeds beter te gaan met Sjoerd. Soms heeft ze wel het gevoel dat hij niet echt goed slaapt en af en toe kan hij een tijdje somber voor zich uit zitten kijken, maar verder is niet aan hem te merken dat hij problemen heeft.
 
Ze weet dat dit voor een groot deel komt door de contacten die ze via hun bingoclub hebben opgebouwd en daarom is ze erg blij dat ze zich bij hen hebben aangesloten. De leden van de vereniging blijken andersom trouwens ook erg gelukkig met hen te zijn. Zij hebben Sjoerd namelijk gevraagd om voorzitter te worden en ondanks dat hij normaal helemaal niet van dit soort functies houdt, heeft hij nu toch toegezegd. 

Straks is de jaarvergadering en hoewel hij normaal nooit nerveus is, vindt Tamara hem de hele dag al behoorlijk zenuwachtig.
'Wat ben je gespannen, joh? Zie je tegen de vergadering op?'
'Nee. Waar zou ik me druk over moeten maken? Ik kan me niet voorstellen dat er iemand ontevreden over de club en mij is.'

'Dat klopt, maar je bent zo onrustig.'
'Volgens mij valt dat mee. Natuurlijk ben ik wel wat gespannen, want ik heb nog nooit een vergadering geleid. Ik zal dus zeker een paar foutjes maken, maar ik kan me niet voorstellen dat er iemand is die me dat kwalijk neemt.'
'Je hebt gelijk, maar mooi dat er niets aan de hand is.'

'Precies. Zullen we maar vast gaan?'
'Nu al? Het is bijna één uur en het begint pas om half drie. Komen de anderen ook zo vroeg?'
'Nee, maar ik wil graag op tijd zijn zodat ik rustig alles klaar kan zetten.'
'Nou goed. Als je heel even geduld hebt, ga ik met je mee.'



Schrikken
 
Als ze tien minuten later richting de kantine lopen, heeft Sjoerd het hoogste woord. Tamara denkt er daarom geen moment meer aan dat hij zich ergens druk over maakt. Tot ze binnen zijn, want daar lijkt hij opeens weer bevangen te worden door een enorme onrust. Hij staat geen moment stil, praat continu en zijn gezicht is opeens spierwit geworden. 
 
Tamara beseft nu dat er echt iets met Sjoerd is en denkt even om hem er naar te vragen. Uit angst dat ze het daarmee nog erger maakt, besluit ze dat echter niet te doen. Als het alleen spanning is, zal het als de vergadering begonnen is namelijk wel snel over zijn en anders kan ze hem er na afloop altijd nog naar vragen.

Om iets over half drie opent Sjoerd de vergadering. Eerst heet hij iedereen, met luide stem, van harte welkom en omdat de secretaris ziek is, begint hij daarna het jaarverslag voor te lezen. De eerste regels gaan prima en dat geeft Tamara het gevoel dat ze zich voor niets zorgen heeft gemaakt. Na even begint hij echter steeds gejaagder te praten en ziet ze van een afstandje dat hij enorm begint te zweten.

Ze denkt daarom dat hij hartproblemen heeft en legt haar telefoon al voor zich op tafel om zo snel mogelijk een ambulance te kunnen bellen. Zo ver komt het niet, want opeens ziet ze tot haar grote schrik dat hij overeind vliegt en, ondanks zijn gehavende been, naar buiten vliegt. 

Dit gaat zo onverwacht, dat ze eerst niet eens het benul heeft om hem achterna te gaan. Als ze dat na even wel doet en buiten komt, ziet ze hem echter nergens meer. Daarom besluit ze met een hart vol onrust te gaan kijken of hij soms naar huis is gegaan.

Als ze bij huis komt en Sjoerd niet in de kamer ziet zitten, schrikt ze vreselijk. Ze wordt ook verschrikkelijk bang dat er iets ergs is gebeurd en daarom besluit ze hem maar te bellen. Als ze zijn stem hoort, weet ze immers in ieder geval wat er aan de hand is. 

Wanneer ze zijn nummer heeft ingetoetst, wacht ze daarom met spanning op wat er gaat gebeuren. Hij neemt echter niet op en dat maakt haar nog banger dan ze al was. Als ze opnieuw belt, meent ze de telefoon binnen over te horen gaan en daarom stormt ze op haar krukken naar binnen. Daar begint ze luid zijn naam te roepen en vindt ze hem zittend op de rand van hun bed.

'Wat is er toch aan de hand, joh?'
'Ik heb geen idee.'
'Waarom ging je dan naar huis?'
'Omdat ik ontzettend bang was dat ik flauw zou vallen of nog erger.'

'Hoe bedoel je?'
'Nou, je hoort toch wel vaker dat mensen plotseling overlijden?'
'Dat is waar, maar voel je jezelf niet goed dan?'
'Nu wel weer. Ik ben erg moe en voel me wat licht in mijn hoofd, maar verder gaat het prima.'

'En nu?'
'Weet ik niet. Ik schaam me rot dat ik weggegaan ben. Die mensen zullen wel denken dat ik niet goed bij mijn hoofd ben.'
'Ik ga zo wel terug om te vertellen wat er met je is, maar vind dat je even naar de huisarts moet.'

'Echt?'
'Ja natuurlijk. Het is toch niet normaal dat je zo naar werd? Je kunt best iets met je hart hebben of wat anders en dan wil ik het graag weten, want dan kunnen we er tenminste iets aan laten doen.'

'Goed. Bel maar en probeer alsjeblieft op zo kort mogelijke termijn een afspraak te maken. Des te eerder hebben we zekerheid.'
'Prima. Ik bel gelijk. Ga jij in de tussentijd je gezicht maar even wassen, want daar knap je vast al wel een beetje van op.'
'Best.'

Ze hebben geluk. Als Tamara de dokter belt en vertelt wat er is, kunnen ze namelijk gelijk komen. Ze zijn alleen niet meteen aan de beurt en dat wordt voor Sjoerd een steeds groter probleem. Hij loopt namelijk voortdurend door de wachtkamer te ijsberen en heeft al snel weer dezelfde blik in zijn ogen als  in de kantine van de voetbalclub.
 
'Ga toch eens rustig zitten, joh.'
'Dat kan ik niet.'
'Wat is er dan?'
'Hetzelfde als straks bij de bingoclub. Laten we maar naar huis gaan.'

'Nee, je moet nu doorzetten. De dokter kan je helpen en dat willen we toch?'
'Ja, maar ik ben zo vreselijk bang.'
'Je kunt nu niet opgeven.'
'Dat kan ik wel.'
 
Als Sjoerd naar de deur loopt, weet Tamara dat ze hem moet laten gaan. Ze kan hem namelijk niet tegenhouden, want hij is veel sterker dan zij. Plus dat hij een blik in zijn ogen heeft die haar onzeker en nogal angstig maakt. 

Hij is in ieder geval niet voor rede vatbaar, dus met hem praten heeft geen zin. Ze staat daarom ook maar op, want ze wil hem, nu hij zo is, absoluut niet alleen laten. 
 
Opeens komt er echter hulp uit een niet meer verwachte hoek, want de deur gaat open en de doktersassistente roept hen naar binnen. Sjoerd lijkt even in dubio te staan en Tamara rekent erop dat hij naar buiten loopt, maar hij draait zich toch om en gaat mee naar de spreekkamer. Daar worden ze door een vriendelijk kijkende, maar een voor hen onbekende dokter ontvangen.

'Goedemorgen meneer en mevrouw Planters. Wat kan ik voor jullie doen?'
'Het gaat om mij, dokter. We waren straks op de bingoclub en daar gebeurde iets heel raars met me.'
'Kunt u me vertellen wat dat was?'

'Ik ben al een tijdje heel erg gespannen en vandaag was het veel erger dan normaal. Toen we in de kantine waren en ik het jaarverslag van de vereniging voor zat te lezen, begon ik hevig te zweten, leek mijn hart op hol te slaan en werd ik erg licht in mijn hoofd. Omdat ik bang werd dat er iets met me zou gebeuren, ben ik naar huis gevlucht en nu zitten we hier. Al scheelde dat weinig, want in de wachtkamer kreeg ik het weer benauwd en toen uw assistente me kwam halen, stond ik op het punt om weg te gaan.'

De dokter neemt even tijd om de woorden van Sjoerd op zich in te laten werken, maar lijkt zijn diagnose dan klaar te hebben.
'Ik zal u voor alle zekerheid onderzoeken, maar ik denk het al te weten. Als ik uw verhaal hoor, lijkt het me namelijk bijna zeker dat u last heeft van spanningen. Heeft u soms veel narigheid meegemaakt de laatste tijd?'

Sjoerd kijkt Tamara aan en geeft haar een teken dat hij liever heeft dat zij alles vertelt.
'We hebben in onze vorige woonplaats een conflict met de gemeente en de voetbalclub gehad en dat is volledig geëscaleerd. Hierdoor zijn we daar weggevlucht en nu is het ons doel om hier een nieuw leven op te bouwen. Daar hebben we trouwens alle vertrouwen in, want tot nog toe bevalt het ons hier geweldig.'
'Kunt u me vertellen wat er precies gebeurd is? Niet uit nieuwsgierigheid, maar dan kan ik me een beter beeld vormen van de problemen.’

Tamara vertelt wat ze hebben meegemaakt en haar verhaal maakt behoorlijk wat indruk op de dokter.
'Tjonge. Jullie hebben wel een heel beroerde tijd achter de rug en ik kan me heel goed voorstellen dat jullie verhuisd zijn. Het is me nu ook nog duidelijker wat er met u aan de hand is. U heeft gewoon tijd nodig om alle stress te verwerken en daarom is het heel mooi dat jullie gekomen zijn.'

'Oké, maar wat moet ik nu?'
'Ik ga u eerst nog onderzoeken, zodat u zich geen zorgen meer hoeft te maken. Verder schrijf ik u medicijnen voor en raad ik u aan om u zoveel mogelijk te ontspannen.'

'En wat doe ik als ik weer zo naar word als vanmiddag?'
'Uzelf inprenten dat het niets ernstigs is en proberen om zo rustig mogelijk te blijven. Ik heb er alle vertrouwen in dat u dit lukt en hoor volgende week vrijdag wel van u hoe het gegaan is.'

De dokter onderzoekt Sjoerd uitgebreid, maar het resultaat is precies zoals hij al verwachtte.
'Meneer Planters, gefeliciteerd. U bent kerngezond. Het is dus zeker dat het de spanningen zijn die u parten spelen en dat is erg vervelend voor u. Met doorzettingsvermogen en hulp van ons en uw omgeving, moet daar echter  iets aan te doen zijn. Ik geef u daarom een recept mee voor de medicijnen en daar moet u meteen mee beginnen. Plus dat u, zoals ik al zei, zich zoveel mogelijk moet ontspannen.'

Sjoerd knikt, maar is nog een beetje afwezig en loopt daarom zowijgend met Tamara mee naar buiten.
'Nou, gelukkig mankeer je niets.'
'Noem dat maar niets. Ik heb me vanmiddag nogal raar gedragen en hoop  niet dat ik ooit weer zo'n aanval krijg, want het voelde verschrikkelijk.'

'Dat geloof ik wel, maar je moet proberen om een beetje vertrouwen in de dokter te hebben.'
'Hoe bedoel je?'
'Dat je psychische problemen volgens hen redelijk snel op te lossen zijn.'

'Hij kan ook moeilijk zeggen dat ik de rest van mijn leven zo raar blijf doen. Ik bedank trouwens als lid van de bingoclub.'
'Waarom? Je hoeft je echt niet te schamen voor wat er gebeurd is, hoor.'
'Dat doe ik wel. Ze zien me daar nooit meer en ik laat me voor het eerst ook niet meer buiten en in het dorp zien. Zeker de eerste paar weken niet, want daarna zijn de meeste mensen het wel vergeten.'

'Je moet je niet gaan verstoppen, want daarmee maak je het nog erger. Ik weet zeker dat de mensen van de bingo heel goed begrijpen dat de spanningen je teveel zijn geworden. Het lijkt me daarom goed dat we even naar de kantine gaan om te vertellen wat de dokter heeft gezegd. Iedereen zal er namelijk nog wel zijn.'
'Denk maar niet dat ik mee ga. Ik hoef geen medelijden.'

Tamara kijkt Sjoerd met een zorgelijk gezicht aan en besluit om het onderwerp te laten rusten. Als de medicijnen helpen, zal hij zich namelijk redelijk snel beter gaan voelen en daar gaat het tenslotte om. Wanneer ze thuis komen en Sjoerd gelijk naar boven gaat, wordt ze echter toch bang dat de problemen moeilijker op te lossen zijn dan ze dacht. Zeker als hij de rest van de dag geen eten hoeft en zich niet meer laat zien. 

De volgende ochtend aan het ontbijt, blijkt het Patrick ook op te vallen dat zijn vader zich anders gedraagt dan normaal.
'Is papa ziek? Toen ik gisteren uit school kwam was hij op jullie slaapkamer en daar is hij nu nog.'

Tamara twijfelt of ze alles moet vertellen, maar krijgt opeens een idee.
'Ga maar bij hem kijken. Misschien heeft hij wel zin om met je mee te gaan naar het voetballen. Jullie spelen toch thuis?'
'Klopt, we moeten tegen Almelo.'
'Nou, ga het hem maar vragen.'
'Goed.'

Hoewel Patrick een enorme hechte band met zijn vader heeft, twijfelt hij wel even voor hij op de slaapkamerdeur van zijn ouders klopt. Hij beseft namelijk dat zijn vader zich niet voor niets al bijna een hele dag niet heeft laten zien. 

Als hij de deur opent en hem met een triest gezicht op bed ziet liggen, zou hij ook het liefst meteen omdraaien en naar beneden gaan. Een beetje beverig loopt hij echter toch door.

'Hoi papa, wat is er met je?'
'Ik ben een beetje ziek in mijn hoofd, jongen.'
'Jammer.'
'Ja, maar het is even niet anders. Kom je trouwens zomaar bij me kijken of wil je wat vragen?'

Patrick heeft medelijden met zijn vader en denkt daarom even om niet te zeggen waar hij voor komt. Als Sjoerd hem in zijn ogen kijkt, kan hij echter ook niet zwijgen.
'Ik wist niet dat je ziek was, want dan was ik het echt niet komen vragen.'
'Wat is er dan?'
'Het leek me leuk dat je met me mee ging naar het voetbalveld. We spelen om elf uur thuis tegen Almelo, maar ik begrijp het wel hoor als je niet komt.'

Sjoerd wil wat terugzeggen, maar zijn zoon geen verdriet doen en weet daarom niet de juiste woorden te vinden. Zijn zwijgen is voor Patrick echter een teken dat hun gesprek voorbij is en daarom loopt hij met een verdrietig gezicht terug naar de keuken. Daar beseft zijn moeder gelijk dat hij Sjoerd niet over heeft kunnen halen.

'Had hij geen zin om mee te gaan?'
'Nee, hij is ziek in zijn hoofd. Wat is dat eigenlijk precies?'
'Het komt allemaal door alles wat we in ons vorige huis hebben meegemaakt. Omdat hij een hele tijd alleen maar aan die problemen heeft kunnen denken, is hij ziek geworden.'

'Is dat heel erg?’
'Het is vooral hartstikke vervelend. Hij heeft medicijnen van de dokter gehad en moet nu een tijdje alleen maar leuke dingen doen. Dan gaat het vanzelf weer beter met hem.'

'Dan had hij toch beter met mij mee naar het voetbalveld kunnen gaan?'
'Dat vind ik ook.'
'Zal ik het dan nog eens gaan vragen?'
'Nee, dat doe ik wel.'  

'Ik hoop maar dat hij het doet. Natuurlijk omdat het goed voor hem is, maar ik vind het ook hartstikke leuk als hij naar me komt kijken.'
'Ik doe mijn best jongen.'

Als Tamara naar boven loopt, kijkt Patrick haar met een hoopvolle blik in zijn ogen na. Wanneer ze een minuut of vijf later met een triest gezicht terug in de keuken komt, weet hij echter dat ze geen goed nieuws voor hem heeft.

'Gaat hij niet mee?'
'Nee jongen. Papa voelt zich nog te ziek.'
'Jammer, maar dan ga ik wel alleen.'

Als Tamara het verdrietige gezicht van haar zoon ziet, krijgt ze vreselijk veel medelijden met hem. Hoewel ze het plan had om vanochtend boodschappen te gaan doen, besluit ze daarom haar programma om te gooien.

'Ik kom straks kijken, joh. Ga maar vast. Ik ben er ruim voor elf uur.'
'Leuk mam. Bedankt.'
'Daar hoef je me niet voor te bedanken. Ik vind het erg leuk om naar je wedstrijden te komen kijken.’
'Tot straks dan.'
'Best en goed je best doen, hoor.'
'Natuurlijk.'
 
Als Tamara haar zoontje met een blij gezicht weg ziet rennen, heeft ze even moeite om haar tranen te bedwingen. Het doet haar namelijk heel veel pijn dat Sjoerd zo in de problemen zit en ze had hier ook geen rekening mee gehouden. 

Zeker omdat ze er allebei zo vast van overtuigd waren dat de verhuizing een nieuwe start van hun leven betekende en ze alle problemen nu echt achter zich hadden gelaten. Het is Sjoerd echter toch teveel geworden en ze beseft dat dit  niet vreemd is. Wel vindt ze dat Patrick hier niet de dupe van mag worden en daarom loopt ze zonder na te denken terug naar de slaapkamer.

'Ik denk dat het niet verstandig is om op bed te blijven liggen?'
'Kan wel zijn, maar ik heb nergens zin in.'
'Begrijp ik, maar hier op bed heb je totaal geen afleiding en doe je niets anders dan de hele tijd aan je problemen denken.'

'Weet jij iets beters voor me?’
’Ja. Eruit en dingen gaan doen.'
'Zoals?'
'Met je zoon mee naar het voetbalveld.'

'Dat durf ik niet.'
'Want?'
'Ten eerste ben ik bang dat ik weer zo'n aanval krijg en ten tweede schaam ik me er vreselijk voor dat ik zo raar heb gedaan. Van de bingomensen gaan er 's zaterdags namelijk ook veel naar het voetbalveld.'

Tamara weet even niet goed hoe ze moet reageren en loopt daarom naar de badkamer. Daar neemt ze een drastisch besluit. Ze loopt namelijk zonder aarzelen terug naar de slaapkamer, waar Sjoerd nog steeds met een treurig gezicht voor zich uit ligt te staren.

'Ik ga je iets zeggen wat je waarschijnlijk niet leuk vindt, maar ik doe het om je te helpen. Zoals ik straks al zei, heb ik alle begrip voor je. Het is  echter voor jezelf en ook voor ons het beste om aan je herstel te gaan werken. Kom dus van dat bed af en ga wat doen, want op deze manier word je stapelgek. Ik begrijp dat je het hier erg veilig vindt, maar op deze manier kom je nooit van je problemen af. Patrick en ik willen je met alles helpen en de mensen uit de buurt ook, maar je zult wel initiatief moeten tonen.'

'Wat wil je dan dat ik ga doen. Ik heb je toch net gezegd dat ik er tegenop zie om naar het voetballen te gaan kijken.'
'Als je hier blijft liggen, ga je er steeds meer tegenaan hikken. Je hoeft ook heus niet alleen naar het voetbalveld te gaan, want ik ga met je mee en vanmiddag gaan we gezellig samen een eind fietsen en misschien wil Patrick wel mee.'
'Is het niet beter om nog een paar dagen te wachten voor ik weer naar buiten ga.'
'Nee, want van uitstel komt afstel en dat weet jij ook.'
 
Sjoerd ligt eerst even voor zich uit te kijken, maar lijkt dan te beseffen dat Tamara meent wat ze zegt en niet accepteert dat hij blijft liggen. Hij komt namelijk met een triest gezicht overeind.
'Nou, goed dan. Je zult straks toe moeten geven dat ik beter thuis had kunnen blijven, maar dat merk je vanzelf. Ik ga me trouwens eerst douchen.'

'Best, dan zal ik in de tussentijd een ontbijtje voor je klaarmaken.'
'Ik heb geen honger.'
'Je moet eten.'
'Jij eet toch ook niet tegen je zin?'
'Nee, maar ik heb geen last van spanningen.'
 
Tamara wacht niet af of Sjoerd nog meer wil zeggen en loopt naar beneden. Daar dekt ze de tafel opnieuw en gaat ze zitten wachten tot haar man komt. Die lijkt opeens haast te hebben, want tien minuten later komt hij al zwaar zuchtend de keuken in.

'Ik denk dat ik toch maar niet mee ga, want ik ben hartstikke moe.'
'Dat gaat vanzelf over als je in de frisse lucht bent. Eet maar snel even wat, dan kunnen we gaan. Het is immers al tien over half elf.'
'Goed, jij je zin.'

Als Sjoerd moeilijk kijkend en zwaar zuchtend zijn ontbijt naar binnen heeft gewerkt, blijkt hij nog steeds liever niet mee te willen.
'Ik kan ook de tuin gaan doen. Dan ga ik volgende week wel naar het voetbalveld.'

'Nee, we gaan nu naar Patrick kijken. Kom. Het is vijf voor elf. Als we opschieten, zijn we nog net op tijd.'
'Je bent niet erg aardig voor me.'
'Over een tijdje zul je me hier dankbaar voor zijn.'

Als Tamara naar de gang loopt en terugkomt met haar jas aan, beseft Sjoerd dat de tijd voor smoesjes voorbij is. Daarom staat hij somber kijkend op en loopt hij een paar minuten later zwijgend mee naar buiten.

'Ik weet zeker dat Patrick het super vindt om jou ook langs de lijn te zien.'
'Zou het?'
'Natuurlijk en dat weet jij net zo goed als ik.'
'Ik lag liever op bed.'
'Daar heb je al lang genoeg gelegen.'

Sjoerd zucht alleen een keer, maar Tamara zet de pas er flink in en daarom heeft hij geen andere keuze dan mee te lopen. Als ze bij het veld zijn waar Patrick moet spelen, ziet hij tot zijn grote schrik dat alle andere ouders er ook zijn.

'Zullen we teruggaan.'
'Nee, we lopen door.'
'Laten we dan hier maar blijven staan.'
'Nee, we gaan naar de andere ouders toe. Als we dat niet doen, denkt iedereen dat er iets ergs met je is en komen ze naar jou toe.'

'Mankeer ik niets dan?'
'Jawel, maar dat is alleen erg vervelend en zeker niet ernstig. Kom. Patrick staat al te zwaaien.'
'Ik zie hem.'
 
Hoe dichter ze bij de andere ouders in de buurt komen, des te zachter Sjoerd gaat lopen. Hij heeft er alles voor over om weer naar huis te kunnen, want hij voelt zich vreselijk. Eenmaal bij de anderen, zou hij ook het liefst zo ver mogelijk wegkruipen. 

Zeker als Jorritsma, de voorzitter van de club, die eveneens een zoontje in Patricks team heeft, naar hem toe komt.
'Hoi Planters. Hoe is het? Ik begreep dat je niet helemaal in orde was.'

Sjoerd denkt even om weg te lopen, maar de blik van Tamara brengt hem   op andere gedachten.
'Het gaat nog niet best, maar volgens de huisarts ben  ik lichamelijk kerngezond.'
'Wat is het dan geweest?'

'Spanningen.'
'Nog van je vorige huis? Ik heb er wel eens iets over gehoord, maar was dat echt zo erg?'
'Ja, het was vreselijk.'

'Hoe dan of wil je er liever niet meer over praten?'
'Jawel hoor. Het is nu immers achter de rug en ik ben niet bang dat ik die gekkigheid in Aadorp nog eens mee zal maken.'
'Zoveel vertrouwen heb je dus al wel in de mensen hier.'
'Absoluut.'
 
Als Sjoerd de man met een vragend gezicht ziet kijken, vertelt hij zijn verhaal en lijkt er weer iets van strijdlust bij hem naar boven te komen. Hoewel hij door het praten van de wedstrijd zo goed als niets ziet, doet het gesprek hem heel goed. Hij denkt namelijk geen moment meer aan zijn nare gevoel van vanochtend en afgelopen nacht.

Tamara heeft al snel door hoe Sjoerd zich voelt en daar is ze erg blij mee. Na afloop van de wedstrijd laat ze dat ook duidelijk merken.
'Nou, is het meegevallen?'
'Ja, het was goed dat die man een praatje met me kwam maken.'

'Want?'
'Omdat ik nu geen tijd had om aan die ellende van gisteren te denken en er ook geen last van had.'
'Super. Gefeliciteerd. Laten we nu nog maar even naar de kantine gaan.'

Sjoerd zijn goede gevoel slaat door deze opmerking totaal om.
'Ik ga liever naar huis.'
'We gaan na afloop toch altijd even koffie drinken?'
'Jawel, maar ik heb nu geen zin.'
'Ben je bang dat je daar weer zo'n aanval krijgt?'
'Eigenlijk wel.'

Tamara pakt hem bij zijn hand en drukt hem een zoen op zijn wang.
'Je angst is heel normaal en je kunt twee dingen doen. Vertrekken, maar dan is het de volgende keer nog moeilijker om naar de kantine te gaan of doorzetten en kijken hoe het gaat. Er zijn mensen genoeg om mee te praten en ik voorspel je dat het mee zal vallen.'

'Je zult wel gelijk hebben, maar ik ga toch liever naar huis.'
'Jammer, maar het is jouw keus. Ga je vanmiddag wel mee fietsen?'
'Natuurlijk.'

Teleurgesteld dat Sjoerd niet naar de kantine durft, loopt Tamara met hem mee naar de uitgang van het complex. Als ze daar bijna zijn, horen ze echter hun naam roepen en als ze omkijken zien ze dat Trekink hun wenkt.

'Laten we maar doorlopen.'
'Dat kunnen we niet maken, Sjoerd.'
'Wil je dan dat ik zo weer in paniek raak?'
'Dat gebeurt niet. Ga nu maar mee. Achteraf zul je er blij mee zijn dat je bent teruggegaan.'

'Of niet.'
'Als je echt naar huis wil, dan doen we dat.'
'Nee, nu gaan we terug.'

Als Sjoerd terugloopt naar Trekink en beseft dat hij zo de drukke kantine  in moet, denkt hij even om toch naar huis te gaan. Omdat hij ziet dat er inmiddels nog meer mensen op hem staan te wachten, besluit hij echter maar door te lopen.

Het zweet breekt hem aan alle kanten uit en zijn hart gaat tekeer alsof hij een gigantische inspanning aan het leveren is. Hij is ook niet echt meer in staat om normaal na te denken, maar beseft wel dat hij door moet zetten en daarom probeert hij net te doen alsof er niets met hem aan de hand is.
 
'Hallo Trekink.  Daar was ik weer. We zijn bij de wedstrijd van Patrick wezen kijken.'
'Mooi man. Hebben ze gewonnen? Hoe is het trouwens met je? Je hebt ons gisteren wel behoorlijk laten schrikken, hoor.'

'De eindstand was 1-1 en met mij gaat het eigenlijk wel goed. Ik ben bij de dokter geweest en die zei dat ik me nergens zorgen over hoefde te maken. Het waren spanningen volgens hem. Ik moet me voorlopig zoveel mogelijk ontspannen en dat doe  ik dus maar. Des te eerder ik van dit gedoe af ben, des te beter het immers is.'

'Dat wil ik geloven. In ieder geval succes met je herstel. Gaan jullie even mee naar binnen om een kop koffie te drinken. Mijn vrouw is er ook en die zal het gezellig vinden dat jullie er zijn.'

 

Reacties



Let op: HTML wordt niet vertaald!
Recente berichten
post image
Clubliefde, waanzin en verdraagzaamheid door henk doppenberg
Sjoerd en Tamara zijn tegen de aanleg van het nieuwe veld naast zijn huis. Zijn protest heeft echter grote gevolgen voor zijn hele gezin,...
post image
Zoon of schoonzoon? door henk doppenberg
Eriks vader wil hem zijn makelaarskantoor over laten nemen, maar daar heeft Erik geen zin in. Hij stelt voor om zijn zwager Kees hiervoor te vragen, maar pa is bang dat dan de familienaam van de gevel verdwijnt,...
post image
Zijn wij broer en zus? door henk doppenberg
Richard krijgt bezoek van iemand die meent dat ze zijn zus is. Ze vraagt of hij een DNA test wil doen en dat vindt hij goed, maar hierdoor krijgt hij onenigheid met zijn familie. Onnodig, want de vrouw blijkt geen zus van hem te zijn....
post image
Wat is bedreigen? door henk doppenberg
Theo probeert zijn schulden af te betalen en verkoopt daarom aan huis zijn oude voorraad en restoartijen. De gemeente verbiedt dit en in een gesprek lopen de gemoederen hoog op....
post image
Was ik maar op school gebleven door henk doppenberg
Berend heeft een enorme hekel aan school en gaat veel liever naar het voetbalveld dan huiswerk maken. Hij kijkt er enorm naar uit om te gaan werken, maar dat wordt de grootste tegenvaller van zijn leven. Door zijn verwaarloosde opleiding kan hij een leuke baan namelijk wel vergeten....
post image
Waarom val ik niet af? door henk doppenberg
Trudie wil graag afvallen, maar dat lukt haar niet. Om toch bij haar jongere collega's te blijven horen, gaat ze daarom met hen mee stappen en drinkt ze veel te veel. Na donken thuis te zijn gebracht, beseft ze echter dat dit een domme actie van haar is geweest....