Wat is bedreigen?
Theo heeft een enorm beroerde tijd achter de rug. Zijn huwelijk is op de klippen gelopen en of dat niet beroerd genoeg was, kreeg hij zakelijk ook nog eens problemen.Als hij niets gedaan had, was hij ook zeker failliet gegaan. Hij had echter het geluk dat de huurtermijn van zijn pand er bijna op zat en daarom is hij met zijn winkel gestopt en weer in loondienst gaan werken.
Daarmee was de ellende echter niet opgelost, want hij bleef met een gigantische schuld zitten. Dat leek eerst een uitzichtloze situatie te zijn en een faillissement is dan ook alsnog een paar keer heel dichtbij geweest.
Met behulp van een goede kennis uit de financiële wereld, is hij echter met al zijn schuldeisers afbetalingsregelingen overeengekomen.
Door heel zuinig te leven, ziet hij kans om het overgrote deel van zijn best wel goede salaris daaraan te besteden en daarnaast betaalt hij een beetje met de opbrengst van de verkoop van zijn oude voorraad.
Het gaat nog heel lang duren voor hij helemaal schuldenvrij is, maar dat maakt hem niet uit. Als alles achter de rug is, kan hij namelijk weer met opgeheven hoofd door het dorp lopen en dat is hem zijn huidige problemen wel waard. Al zou hij natuurlijk het liefst zo snel mogelijk van alle ellende verlost zijn en weer normaal kunnen leven.
Toen hij een week of zes geleden van een vroegere leverancier het aanbod kreeg om vanuit huis restpartijen kleding te gaan verkopen, heeft hij dan ook gelijk toegehapt.
Vooral omdat het op consignatiebasis is en hij dus pas hoeft te betalen als hij ets verkocht heeft. De verkoop loopt vrij goed en daar is hij hartstikke blij mee. Met de extra verdiensten kan hij immers meer aflossen dan hij gepland had en is hij wat eerder van de ellende af.
Hoewel het na een zware dag op kantoor soms wel moeilijk is om ’s avonds weer aan de gang te gaan, doet hij daarom toch enorm zijn best om steeds meer met zijn handeltje te verdienen.
Als hij op een vrijdagavond, moe van de hele week hard werken, zijn post uit de brievenbus haalt, lijkt zijn wereld echter van het ene op het andere moment in te storten.
Hij ziet namelijk een envelop van de gemeente en als hij die openmaakt, leest hij verschrikkelijk nieuws. Omdat er op zijn woning geen detailhandelsbestemming zit en er winkeliers over oneerlijke concurrentie hebben geklaagd, moet hij namelijk per direct stoppen met zijn handel aan huis.
Eerst denkt hij dat hij de brief niet goed gelezen heeft en later meent hij dat er vast nog wel een oplossing voor het probleem te vinden is. Uiteindelijk beseft hij echter dat er niets aan te doen is.
De woorden van de gemeente spreken namelijk duidelijke taal en ergens een ruimte huren waaruit hij wel mag verkopen, is financieel gezien onmogelijk voor hem.
Hij zal dus moeten stoppen met zijn handel en een streep door zijn extra inkomsten moeten zetten. Eerst denkt hij dat de gemeente niets onredelijks doet, want de regels zijn er nu eenmaal om gehandhaafd te worden.
Als hij er langer over nadenkt, voelt hij zich echter hoe langer hoe bozer worden. Natuurlijk is hij in overtreding, maar men kan toch ook een uitzondering voor hem maken.
Vooral omdat hij altijd zijn goede wil heeft getoond en na de ellende met zijn winkel nooit een cent steun heeft willen hebben, maar zijn eigen problemen op heeft proberen te lossen.
Dat terwijl veel anderen alles door allerlei instanties laten regelen en aan alle kanten met raad en vooral daad terzijde worden gestaan.
Opeens bedenkt hij zich dat het daarom best eens verstandig kan zijn om met de gemeente te gaan praten. Hij kan zich namelijk niet voorstellen dat zij ongevoelig zijn voor zijn argumenten.
Zij kunnen, volgens hem, namelijk ook wel zien dat hij nog nooit om hulp heeft gevraagd. Als ze daar een beetje sociaal denken, moet er, in zijn ogen, dus iets te regelen zijn.
Gedurende het weekend repeteert hij voor zichzelf diverse keren het verhaal dat hij maandag op het gemeentehuis wil vertellen en krijgt hij steeds meer het gevoel dat het best goed gaat komen.
Tot hij ’s maandags aan de balie staat en de man achter het loket heel snel een eind aan zijn optimisme maakt.
‘Meneer, we hebben in dit dorp regels met elkaar afgesproken en daar dient iedereen zich aan te houden.’
‘Dat begrijp ik, maar u kunt toch wel een uitzondering maken?’
‘Nee, dat kan niet. Als we u vanuit huis een winkeltje laten beginnen, moeten we dat anderen namelijk ook toestaan en gaan er nog meer winkeliers failliet. U zult misschien denken dat dat hun probleem is, maar dat is niet zo. Die mensen moeten namelijk geholpen worden en dat kost de gemeenschap veel geld. U moet dus per direct stoppen en maar een bijbaantje nemen om wat extra geld te verdienen. U moet trouwens ook niet denken dat u vanwege uw geldzorgen meer rechten hebt dan een ander.’
Theo vindt de reactie van de ambtenaar zo koud, dom en vooral respectloos dat hij een waas voor zijn ogen krijgt en als een dolle begint te schreeuwen.
Hij is zo woest dat hij niet eens goed doorheeft wat hij allemaal zegt. Als hij op een gegeven moment door zijn scheldwoorden heen is, loopt hij echter zwijgend en met grote passen naar buiten.
Hij is echter nog zo vreselijk boos dat hij, omdat hij een vrije dag heeft, eerst even naar het bos rijdt om een beetje rustiger te worden.
Als hij een uurtje later thuiskomt, ziet hij wel een politiewagen voor zijn deur staan, maar heeft hij niet het geringste vermoeden dat ze hem moeten hebben. Als hij uitstapt, komen de agenten echter meteen naar hem toe.
‘Bent u de heer Talink?’
‘Ja, dat ben ik.’
‘We hebben een aanklacht tegen u ontvangen. Volgens een ambtenaar van de gemeente zou u hem namelijk bedreigd hebben.’
Theo voelt de woede van straks meteen weer bij zich naar boven komen, maar beseft dat hij beter rustig kan blijven en dat probeert hij ook.
Omdat hij alleen kwaad was en het zeker niet zijn bedoeling is geweest om de ambtenaar iets aan te doen, besluit hij de heren binnen te laten en ze eerlijk alles te vertellen.
‘Ik ben inderdaad niet vriendelijk tegen die man geweest, maar daar had ik volgens mij alle reden toe. Toen ik door die man neer werd gezet als een domme zeurkous die zich meer voelt dan een ander, knapte er namelijk iets bij me. Ik ben immers niet zomaar een winkeltje aan huis begonnen en heb de gemeente daarnaast dus nog nooit om een gunst gevraagd.’
De ene agent wil iets zeggen, maar Theo is nog niet uitgepraat.
‘Hoe die man erbij komt dat ik hem bedreigd heb, begrijp ik echter niet en dat heb ik trouwens ook niet gedaan. Ik vind het daarom vreselijk kinderachtig van hem dat hij aangifte heeft gedaan. Natuurlijk had ik me in moeten houden, maar de manier waarop hij me toesprak verdient evenmin een schoonheidsprijs. Tenminste, volgens mij niet. Als hij mensen zo tactloos behandeld, moet hij trouwens begrijpen dat dit ergernis oproept. En nogmaals: ik heb hem echt niet bedreigd, maar was alleen gigantisch boos en ben qua taalgebruik wel mijn boekje te buiten gegaan. Daar wil ik die man mijn verontschuldigingen trouwens ook wel voor aanbieden.’
De agenten, die meer begrip voor Theo blijken te hebben dan de man op het gemeentehuis, staan op.
‘Ik denk dat we dit probleem heel goed met een rustig gesprek op kunnen lossen. We gaan daarom nu naar het gemeentehuis en u hoort vanmiddag nog van ons.’
Reacties
Let op: HTML wordt niet vertaald!