Omschrijving
Net als elke morgen loopt Berend ook nu weer eerst met een bezorgd gevoel naar zijn schapenwei. Volgens hem heeft hij er alles aan gedaan om de wolf te weren, maar toch is hij er niet gerust op. Van rustig slapen komt de laatste tijd daarom weinig meer. Als hij bij de wei komt, ziet hij meteen dat zijn dieren allemaal nog leven en zucht hij een keer diep van opluchting. Omdat de dieren hem onrustig lijken, loopt hij even door en ziet hij dat er iets of iemand aan de omheining heeft gezeten.
Natuurlijk schrikt hij daar enorm van en als hij ook nog afdrukken van wolvenpoten meent te zien, raakt hij zelfs een beetje in paniek. Hij neemt zich gelijk voor om er alles aan te doen dat zijn dieren niets overkomt. Wat weet hij niet, maar hij besluit wel om zich straks te laten informeren over een goed jachtgeweer. Natuurlijk beseft hij dat zo’n ding hem in de problemen kan brengen, maar alles is beter dan een paar of allemaal dode schapen.
Omdat de dieren zichzelf niet kunnen beschermen, vindt hij het trouwens heel normaal om dat voor hen te doen. Zeker omdat er, op de eigenaren na, niemand in Nederland lijkt te zijn die zich druk maakt over het feit dat er zoveel dieren slachtoffer van de wolf worden.
Als hij de omheining van zijn weitje heeft gecontroleerd en, via de zandweg, terug naar huis loopt, komt hij zijn buurman van een paar huizen verder tegen. Omdat de man aan iedereen laat weten dat hij blij is met de komst van de wolf, probeert hij hem zoveel mogelijk te ontlopen. Hij vindt het echter raar om nu terug te gaan en daarom besluit hij, zonder een gesprek aan te knopen, door te lopen.
Daar komt echter weinig van terecht.
‘Goedemorgen buurman. Al even bij de dieren wezen kijken?’
‘Ja, dat doe ik sinds een tijdje iedere ochtend voor ik ga ontbijten.’
‘Je hebt een flinke omheining om je weitje gezet.’
Ondanks Berend zijn goede voornemen barst hij meteen los.
‘Als ik dat niet had gedaan, waren die arme drommels al lang vermoord door die geweldige wolven. Al vraag ik me af of die moordenaars zich door deze omheining tegen laten houden. Ze zijn er vannacht namelijk al geweest en komen vast wel terug. Ik moet dus iets verzinnen, want anders kunnen mijn dieren binnenkort op de lange lijst van slachtoffers bijgeschreven worden.’
‘Weet je heel zeker dat het een wolf is geweest? De herder van je achterbuurman loopt namelijk ook elke nacht buiten en ik heb dat beest hier al vaker gezien. Ik begrijp best dat je zuinig op je schaapjes bent, maar ik denk dus niet dat je de wolf zomaar de schuld kunt geven.’
De man wil nog meer zeggen, maar Berend valt hem woest in de rede.
‘Wat jij vindt, interesseert me geen zier. Jij en je soortgenoten hebben namelijk maar één doel en dat is het hele land vol krijgen met wolven. Dat dit heel veel onschuldige dieren het leven kost, maakt jullie niets uit en het verdriet wat de mensen hebben als ze hun dode beestjes vinden, scheelt jullie nog minder. Zelfs als er afdrukken van wolvenpoten zijn gevonden en de dieren op beeld staan, proberen jullie iedereen nog wijs te maken dat een hond en geen wolf de moord heeft gepleegd. Afgelopen week las ik trouwens een bericht van iemand die uit wilde leggen hoe mensen zich moesten gedragen als ze een wolf tegenkwamen. Dat lijkt mij het ultieme bewijs dat die beesten gevaarlijk zijn. Man, doe me een lol en loop door. Ik ben zeventig en heb nog nooit gevochten, maar voel namelijk dat dit best eens snel kan veranderen. Laten we verder afspreken dat dit de laatste keer is geweest dat we elkaar hebben gesproken. Mensen als jij zijn namelijk slecht voor mijn bloeddruk en hart.’
‘Jammer buurman. Ik dacht namelijk dat jij een van de weinige mensen was waarmee wel normaal over de wolf was te praten.’
Berend vliegt op de buurman af en even lijkt er een vechtpartij te ontstaan. Hij weet zich echter net op tijd in te houden en loopt trillend van woede, maar zwijgend door naar huis. Als zijn vrouw hem daar de keuken binnen ziet komen, schreeuwt ze het uit van schrik.
‘Wat is er met je? Ben je niet goed? Is het je hart? Moet ik 112 bellen?’
Berend schudt zijn hoofd, pakt een glaasje water en loopt door naar de kamer. Zijn vrouw komt hem echter achterna.
‘Is er soms wat met de schapen? Zijn ze dood? Moet ik even met je meelopen naar de wei?’
Het blijft nog even stil, maar dan is Berend zijn woede zover gezakt dat hij weer in staat is om normaal te praten. Als hij zijn vrouw alles heeft verteld, kijkt hij haar nog steeds woest en met een vragend gezicht aan.
‘Ik was even in staat om die vent aan te vliegen. Die wolven horen hier immers niet, maar die lui vinden alles best wat die moordenaars doen en komen steeds met andere smoesjes om hen vrij te pleiten. Die hond van Lekman loopt namelijk nooit los en doet geen vlieg kwaad. Ik ga straks trouwens naar je broer om te vragen of ik zijn jachtgeweer een tijdje mag lenen.’
‘Wat wil je daar dan mee?’
‘Die wolf voor zijn kop schieten als hij komt.’
‘Vanuit de slaapkamer?’
‘Ik ga komende nacht bij de schapen waken.’
‘Kijk toch uit. Als je een schot lost, heb je binnen een kwartier de politie op de stoep en een hele berg problemen.’
‘Dat kan me niets schelen. Als niemand mijn schapen beschermt, ga ik het zelf doen en het lijkt me niet verstandig voor mensen om me tegen te houden.’
Berends vrouw weet dat het geen zin heeft om nu te proberen of ze hem op andere gedachten kan brengen. Als ze tegen half elf aan de koffie zitten en hij wat rustiger is geworden, doet ze echter wel een poging.
‘Vind je ook niet dat deze ellende veel meer aan de mensen dan aan de wolven ligt? Die dieren volgen hun instinct en dat is normaal, maar de mensen hadden wijzer moeten zijn en die beesten niet hier moeten laten komen. Natuurlijk zullen de dierenbezitters soms te fel op die wolven reageren, maar zouden die wolvenliefhebbers begrijpen hoe het voelt als je je dieren vermoord en onder het bloed vindt? Natuurlijk scheelt een goede omheining wel iets, maar wie garandeert ons dat het afdoende is? Plus dat niemand weet wat ons nog te wachten staat, want het aantal wolven schijnt snel toe te nemen en dat is logisch. Die beesten doen immers niet aan geboortebeperking. Een wolf doodschieten helpt trouwens maar voor even, want morgen kan er weer een ander staan. Plus dat je er een gevangenisstraf en een flinke boete mee riskeert en daar zijn onze schapen niet mee gebaat.’
‘Je hebt gelijk.’
‘Je hebt nu trouwens ruzie met de buurman gemaakt en dat begrijp ik best, maar eigenlijk ben je boos op de verkeerde geworden.’
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Dat niet hij, maar anderen de beslissing hebben genomen om die beesten hier te laten leven en volgens mij zijn zij de veroorzakers van deze ellende. Zij hadden na moeten denken over de gevolgen van hun besluit en ik kan me niet voorstellen dat ze dat hebben gedaan of ze denken alleen aan zichzelf en niet aan de rest.’
‘Ik denk dat je gelijk hebt.’
‘Ja toch? Het staat trouwens ook haaks op de geluiden die je vanuit de politiek hoort. Iedereen heeft het er namelijk over dat ons land steeds meer verdeeld raakt in kampen. Door dit gedoe heb je er echter weer twee groepen bij en wil jij op jouw leeftijd gaan vechten met je buurman.’
Berend knikt.
‘Daar ben ik niet trots op en normaal heb ik nooit problemen met mensen die het niet met me eens zijn. Het ging nu echter om mijn dieren en dat maakte mij blijkbaar een ander mens.’
‘Dat weet ik wel zeker en is niet raar. Het beroerde is echter, zoals ik al zei, dat de verantwoordelijke mensen niet goed over de gevolgen van hun besluit hebben nagedacht. Dat zullen ze best een keer gaan doen, maar tegen die tijd is de ellende waarschijnlijk nog veel groter dan nu.’
Natuurlijk schrikt hij daar enorm van en als hij ook nog afdrukken van wolvenpoten meent te zien, raakt hij zelfs een beetje in paniek. Hij neemt zich gelijk voor om er alles aan te doen dat zijn dieren niets overkomt. Wat weet hij niet, maar hij besluit wel om zich straks te laten informeren over een goed jachtgeweer. Natuurlijk beseft hij dat zo’n ding hem in de problemen kan brengen, maar alles is beter dan een paar of allemaal dode schapen.
Omdat de dieren zichzelf niet kunnen beschermen, vindt hij het trouwens heel normaal om dat voor hen te doen. Zeker omdat er, op de eigenaren na, niemand in Nederland lijkt te zijn die zich druk maakt over het feit dat er zoveel dieren slachtoffer van de wolf worden.
Als hij de omheining van zijn weitje heeft gecontroleerd en, via de zandweg, terug naar huis loopt, komt hij zijn buurman van een paar huizen verder tegen. Omdat de man aan iedereen laat weten dat hij blij is met de komst van de wolf, probeert hij hem zoveel mogelijk te ontlopen. Hij vindt het echter raar om nu terug te gaan en daarom besluit hij, zonder een gesprek aan te knopen, door te lopen.
Daar komt echter weinig van terecht.
‘Goedemorgen buurman. Al even bij de dieren wezen kijken?’
‘Ja, dat doe ik sinds een tijdje iedere ochtend voor ik ga ontbijten.’
‘Je hebt een flinke omheining om je weitje gezet.’
Ondanks Berend zijn goede voornemen barst hij meteen los.
‘Als ik dat niet had gedaan, waren die arme drommels al lang vermoord door die geweldige wolven. Al vraag ik me af of die moordenaars zich door deze omheining tegen laten houden. Ze zijn er vannacht namelijk al geweest en komen vast wel terug. Ik moet dus iets verzinnen, want anders kunnen mijn dieren binnenkort op de lange lijst van slachtoffers bijgeschreven worden.’
‘Weet je heel zeker dat het een wolf is geweest? De herder van je achterbuurman loopt namelijk ook elke nacht buiten en ik heb dat beest hier al vaker gezien. Ik begrijp best dat je zuinig op je schaapjes bent, maar ik denk dus niet dat je de wolf zomaar de schuld kunt geven.’
De man wil nog meer zeggen, maar Berend valt hem woest in de rede.
‘Wat jij vindt, interesseert me geen zier. Jij en je soortgenoten hebben namelijk maar één doel en dat is het hele land vol krijgen met wolven. Dat dit heel veel onschuldige dieren het leven kost, maakt jullie niets uit en het verdriet wat de mensen hebben als ze hun dode beestjes vinden, scheelt jullie nog minder. Zelfs als er afdrukken van wolvenpoten zijn gevonden en de dieren op beeld staan, proberen jullie iedereen nog wijs te maken dat een hond en geen wolf de moord heeft gepleegd. Afgelopen week las ik trouwens een bericht van iemand die uit wilde leggen hoe mensen zich moesten gedragen als ze een wolf tegenkwamen. Dat lijkt mij het ultieme bewijs dat die beesten gevaarlijk zijn. Man, doe me een lol en loop door. Ik ben zeventig en heb nog nooit gevochten, maar voel namelijk dat dit best eens snel kan veranderen. Laten we verder afspreken dat dit de laatste keer is geweest dat we elkaar hebben gesproken. Mensen als jij zijn namelijk slecht voor mijn bloeddruk en hart.’
‘Jammer buurman. Ik dacht namelijk dat jij een van de weinige mensen was waarmee wel normaal over de wolf was te praten.’
Berend vliegt op de buurman af en even lijkt er een vechtpartij te ontstaan. Hij weet zich echter net op tijd in te houden en loopt trillend van woede, maar zwijgend door naar huis. Als zijn vrouw hem daar de keuken binnen ziet komen, schreeuwt ze het uit van schrik.
‘Wat is er met je? Ben je niet goed? Is het je hart? Moet ik 112 bellen?’
Berend schudt zijn hoofd, pakt een glaasje water en loopt door naar de kamer. Zijn vrouw komt hem echter achterna.
‘Is er soms wat met de schapen? Zijn ze dood? Moet ik even met je meelopen naar de wei?’
Het blijft nog even stil, maar dan is Berend zijn woede zover gezakt dat hij weer in staat is om normaal te praten. Als hij zijn vrouw alles heeft verteld, kijkt hij haar nog steeds woest en met een vragend gezicht aan.
‘Ik was even in staat om die vent aan te vliegen. Die wolven horen hier immers niet, maar die lui vinden alles best wat die moordenaars doen en komen steeds met andere smoesjes om hen vrij te pleiten. Die hond van Lekman loopt namelijk nooit los en doet geen vlieg kwaad. Ik ga straks trouwens naar je broer om te vragen of ik zijn jachtgeweer een tijdje mag lenen.’
‘Wat wil je daar dan mee?’
‘Die wolf voor zijn kop schieten als hij komt.’
‘Vanuit de slaapkamer?’
‘Ik ga komende nacht bij de schapen waken.’
‘Kijk toch uit. Als je een schot lost, heb je binnen een kwartier de politie op de stoep en een hele berg problemen.’
‘Dat kan me niets schelen. Als niemand mijn schapen beschermt, ga ik het zelf doen en het lijkt me niet verstandig voor mensen om me tegen te houden.’
Berends vrouw weet dat het geen zin heeft om nu te proberen of ze hem op andere gedachten kan brengen. Als ze tegen half elf aan de koffie zitten en hij wat rustiger is geworden, doet ze echter wel een poging.
‘Vind je ook niet dat deze ellende veel meer aan de mensen dan aan de wolven ligt? Die dieren volgen hun instinct en dat is normaal, maar de mensen hadden wijzer moeten zijn en die beesten niet hier moeten laten komen. Natuurlijk zullen de dierenbezitters soms te fel op die wolven reageren, maar zouden die wolvenliefhebbers begrijpen hoe het voelt als je je dieren vermoord en onder het bloed vindt? Natuurlijk scheelt een goede omheining wel iets, maar wie garandeert ons dat het afdoende is? Plus dat niemand weet wat ons nog te wachten staat, want het aantal wolven schijnt snel toe te nemen en dat is logisch. Die beesten doen immers niet aan geboortebeperking. Een wolf doodschieten helpt trouwens maar voor even, want morgen kan er weer een ander staan. Plus dat je er een gevangenisstraf en een flinke boete mee riskeert en daar zijn onze schapen niet mee gebaat.’
‘Je hebt gelijk.’
‘Je hebt nu trouwens ruzie met de buurman gemaakt en dat begrijp ik best, maar eigenlijk ben je boos op de verkeerde geworden.’
‘Hoe bedoel je dat?’
‘Dat niet hij, maar anderen de beslissing hebben genomen om die beesten hier te laten leven en volgens mij zijn zij de veroorzakers van deze ellende. Zij hadden na moeten denken over de gevolgen van hun besluit en ik kan me niet voorstellen dat ze dat hebben gedaan of ze denken alleen aan zichzelf en niet aan de rest.’
‘Ik denk dat je gelijk hebt.’
‘Ja toch? Het staat trouwens ook haaks op de geluiden die je vanuit de politiek hoort. Iedereen heeft het er namelijk over dat ons land steeds meer verdeeld raakt in kampen. Door dit gedoe heb je er echter weer twee groepen bij en wil jij op jouw leeftijd gaan vechten met je buurman.’
Berend knikt.
‘Daar ben ik niet trots op en normaal heb ik nooit problemen met mensen die het niet met me eens zijn. Het ging nu echter om mijn dieren en dat maakte mij blijkbaar een ander mens.’
‘Dat weet ik wel zeker en is niet raar. Het beroerde is echter, zoals ik al zei, dat de verantwoordelijke mensen niet goed over de gevolgen van hun besluit hebben nagedacht. Dat zullen ze best een keer gaan doen, maar tegen die tijd is de ellende waarschijnlijk nog veel groter dan nu.’

Blikje liefde met rozekleurig hart en witte tekst op zwart.
Zwarte stipjes op witte achtergrond. Een leuk
kadootje om uw grote liefde mee te verrassen.
De blikjes worden leeg geleverd, maar zijn door u te vullen
KLIK HIER VOOR MEER BLIKJES
Zwarte stipjes op witte achtergrond. Een leuk
kadootje om uw grote liefde mee te verrassen.
De blikjes worden leeg geleverd, maar zijn door u te vullen
KLIK HIER VOOR MEER BLIKJES