Omschrijving
Als Menno tegen vijf uur thuiskomt van school, is er zoals gewoonlijk niemand thuis. Zijn ouders en oudere broers en zussen werken namelijk bijna iedere avond tot een uur of negen en eten op de zaak. Dat is voor iedereen de gewoonste zaak van de wereld en hij is er inmiddels ook aan gewend. Normaal vindt hij het echter niet en hij is daarom niet van plan om hier ooit aan mee te doen. In de vakanties wil hij best helpen in het familiebedrijf, maar hij houdt er normale werktijden op na.
Als hij om vijf uur naar huis gaat, levert hem dat wel steeds commentaar van de rest van de familie op, maar dat kan hem niets schelen. Hij vindt namelijk, in tegenstelling tot de anderen, dat iemands leven niet alleen uit werken kan bestaan. Zeker nu hij een vriendin heeft en ziet dat het er bij haar thuis heel anders aan toe gaat. Die mensen stimuleren hun kinderen zelfs om hobby’s te zoeken en zich te ontspannen. Bij hen is het ook altijd gezellig en dat is het bij hem thuis maar zelden. Alles staat namelijk in het teken van ‘de zaak’ en ook in het weekend wordt er bijna altijd over geld verdienen gepraat.
Als ze al praten, want er is altijd wel een of andere receptie of bijeenkomst waar ze bij menen moeten te zijn. Misschien moeten ze dat trouwens ook wel, want voor ondernemers is het nu eenmaal belangrijk om contact met hun relaties en potentiële klanten te houden. Ze moeten immers continu bezig zijn met het binnenhalen van nieuwe opdrachten. Zijn leven is het echter niet en hij gaat na zijn studie zeker niet bij zijn familie in het bedrijf werken.
Wat hij wel gaat doen, weet hij nog niet en hij denkt er ook vrij weinig over na. Hij meent namelijk dat er met zijn VWO diploma altijd wel iets te vinden is en desnoods neemt hij een baan die onder zijn niveau is. Als het redelijk werk is en hij niet heel slecht verdient, is het voor hem voldoende. Gelukkig worden met zijn vriendin vindt hij namelijk veel belangrijker.
Als hij uitgegeten is en naar boven loopt om zich te verkleden, gaat zijn telefoon. Het is zijn oudste zus en omdat die normaal gesproken nooit belt, bekruipt hem gelijk een onbestemd gevoel en dat blijkt niet onterecht te zijn.
‘Hallo Menno. Heb je eraan gedacht dat pappa volgende week jarig is?’
‘Nog niet, maar is dat erg?’
‘Nee, want ik denk wel voor je. Ik bel trouwens over de cadeaus die we hem willen geven. Wij waren er namelijk over eens om hem een reischeque cadeau te doen. Ik regel dat verder, dus het bedrag kun je naar mijn rekening overmaken.’
Menno voelt de bui al een beetje hangen en reageert daarom wat geïrriteerd.
‘Leuk dat ik daar over heb mogen meebeslissen. Om hoeveel geld gaat het?’
‘Tweehonderdvijftig euro.’
‘Zijn jullie wel wijs?’
‘Hoezo? Zo heel veel is dat toch niet?’
‘Voor jullie misschien niet, maar voor een arme student wel. Ik vind het trouwens onzin om het zo duur te maken. Hij heeft immers geld genoeg om de hele wereld over te reizen, dus vind ik een bescheiden cadeau veel leuker.’
‘Nou, wij niet. Pappa heeft er immers voor gezorgd dat wij allemaal een geweldig leven hebben, dus verdient hij niet zo’n belachelijk flutcadeau als iedere andere vader krijgt.’
‘Nou, ik doe hier absoluut niet aan mee.’
‘Zeker weten? Ben je hem dan niet dankbaar voor alles wat je hebt en nog gaat krijgen? Als manager verdien je bij ons immers meer dan goed en ga je een financieel zonnige toekomst tegemoet. Dat lijkt mij het geld wel waard.’
‘Nou, mij niet en reken er trouwens maar niet op dat ik bij jullie kom werken. Ik denk er namelijk niet over om vijf dagen per week tot ’s avonds laat en de halve of hele zaterdag aan het werk te gaan.’
‘Weten pappa en mamma dat je er zo over denkt?’
‘Als ze naar me geluisterd hadden, zouden ze het kunnen weten. Ze zullen het echter wel vergeten zijn, want dat doen ze bijna alles wat ik zeg.’
Menno’s zus is even stil, maar blijkt ook nog iets anders te willen geven.
‘Het leek ons trouwens leuk om een familiefoto te laten maken. Daarom komt er zaterdagmiddag tegen vier uur een fotograaf op de zaak. Als je dus zorgt dan je er dan bent en natuurlijk in je beste pak.’
‘Ik kom in normale, nette kleding, maar ben zeventien en ga me niet aankleden als een kerel van veertig of vijftig. Al moet ik het trouwens nog wel even met mijn vriendin overleggen, want ik weet niet of zij kan.’
‘Heb jij dan een meisje? Waarom weten wij dat niet?’
‘Omdat jullie alleen met werken bezig zijn en ik jullie nooit persoonlijk spreek. Mieke heeft me al diverse keren gevraagd wanneer ze met jullie kennis kan maken. Ik heb de boot echter afgehouden, want jullie zijn er maar zelden.’
‘Hebben haar ouders ook een bedrijf?’
‘Nee, haar pa is schilder.’
‘Gewone mensen dus.’
Menno voelt zich woest worden en dat wordt nog erger na de volgende opmerking van zijn zus.
‘Zij hoeft er wat mij betreft niet bij te zijn. Zo lang zal jullie relatie immers niet duren en dan hebben we een foto waar een vreemde opstaat.’
‘Waar haal jij het lef vandaan om zo over mijn relatie te oordelen? Wij zijn namelijk stapelgek op elkaar. Natuurlijk kan het uitraken, maar jouw huwelijk kan ook stuklopen. Ik ga dus met Mieke op de foto en anders helemaal niet.’
‘Je hoort nog wel.’
Als Menno een uurtje later onderweg is naar zijn vriendin en zijn telefoon gaat, vermoedt hij dat het zijn vader is en hij heeft gelijk.
‘Ha jongen. Heb je even tijd om naar de zaak te komen? Ik heb net namelijk je zus gesproken en wil daarom heel graag even met je praten.’
Menno wil eerst zeggen dat hij niet kan, maar besluit dan zijn vriendin te bellen om te zeggen dat hij later komt en toch te gaan. Het lijkt hem namelijk goed om zich eens uit te spreken en zijn vader duidelijk te maken wat hij wil en vindt.
‘Best. Ik was onderweg naar mijn meisje, maar kom naar je toe.’
Als Menno een kwartiertje later tegenover zijn vader zit, blijkt dat de man van hem geschrokken is.
‘Ik had al een plekje op kantoor voor je gereserveerd, maar begrijp dat je andere plannen hebt en dat vind ik erg jammer. Heeft je mening trouwens iets met je meisje en haar familie te maken? Mensen die in loondienst werken, hebben namelijk nogal eens een afkeer van ondernemers.’
Menno voelt zich weer kwaad worden, maar probeert zich te beheersen.
‘Pa, ik wist al heel lang voor ik Mieke leerde kennen dat ik niet bij jullie in de zaak wilde. Zij en haar ouders hebben hier dus niets mee te maken. Nu ik de gezelligheid bij haar thuis ervaar, ben ik echter nog wel meer gaan beseffen hoe koud, afstandelijk en sociaal armoedig jullie leven is. Ik neem het niemand kwalijk dat men zo is, maar ik wil zo niet zijn en hoop dat je daar begrip voor hebt. Verwacht trouwens niet dat ik nog van gedachten verander, want dat gaat echt niet gebeuren.’
Het blijft heel even stil, maar dan reageert Menno’s vader totaal anders dan de jongen had verwacht.
‘Begrijpen doe ik je niet en ik blijf het jammer vinden, maar ik heb er wel heel veel respect voor dat je een afwijkende mening durft te hebben. Verder lijkt het me goed dat je zondag met je meisje langskomt om kennis te maken.’
‘Doen we en bedankt voor je begrip, pa.’
Als hij om vijf uur naar huis gaat, levert hem dat wel steeds commentaar van de rest van de familie op, maar dat kan hem niets schelen. Hij vindt namelijk, in tegenstelling tot de anderen, dat iemands leven niet alleen uit werken kan bestaan. Zeker nu hij een vriendin heeft en ziet dat het er bij haar thuis heel anders aan toe gaat. Die mensen stimuleren hun kinderen zelfs om hobby’s te zoeken en zich te ontspannen. Bij hen is het ook altijd gezellig en dat is het bij hem thuis maar zelden. Alles staat namelijk in het teken van ‘de zaak’ en ook in het weekend wordt er bijna altijd over geld verdienen gepraat.
Als ze al praten, want er is altijd wel een of andere receptie of bijeenkomst waar ze bij menen moeten te zijn. Misschien moeten ze dat trouwens ook wel, want voor ondernemers is het nu eenmaal belangrijk om contact met hun relaties en potentiële klanten te houden. Ze moeten immers continu bezig zijn met het binnenhalen van nieuwe opdrachten. Zijn leven is het echter niet en hij gaat na zijn studie zeker niet bij zijn familie in het bedrijf werken.
Wat hij wel gaat doen, weet hij nog niet en hij denkt er ook vrij weinig over na. Hij meent namelijk dat er met zijn VWO diploma altijd wel iets te vinden is en desnoods neemt hij een baan die onder zijn niveau is. Als het redelijk werk is en hij niet heel slecht verdient, is het voor hem voldoende. Gelukkig worden met zijn vriendin vindt hij namelijk veel belangrijker.
Als hij uitgegeten is en naar boven loopt om zich te verkleden, gaat zijn telefoon. Het is zijn oudste zus en omdat die normaal gesproken nooit belt, bekruipt hem gelijk een onbestemd gevoel en dat blijkt niet onterecht te zijn.
‘Hallo Menno. Heb je eraan gedacht dat pappa volgende week jarig is?’
‘Nog niet, maar is dat erg?’
‘Nee, want ik denk wel voor je. Ik bel trouwens over de cadeaus die we hem willen geven. Wij waren er namelijk over eens om hem een reischeque cadeau te doen. Ik regel dat verder, dus het bedrag kun je naar mijn rekening overmaken.’
Menno voelt de bui al een beetje hangen en reageert daarom wat geïrriteerd.
‘Leuk dat ik daar over heb mogen meebeslissen. Om hoeveel geld gaat het?’
‘Tweehonderdvijftig euro.’
‘Zijn jullie wel wijs?’
‘Hoezo? Zo heel veel is dat toch niet?’
‘Voor jullie misschien niet, maar voor een arme student wel. Ik vind het trouwens onzin om het zo duur te maken. Hij heeft immers geld genoeg om de hele wereld over te reizen, dus vind ik een bescheiden cadeau veel leuker.’
‘Nou, wij niet. Pappa heeft er immers voor gezorgd dat wij allemaal een geweldig leven hebben, dus verdient hij niet zo’n belachelijk flutcadeau als iedere andere vader krijgt.’
‘Nou, ik doe hier absoluut niet aan mee.’
‘Zeker weten? Ben je hem dan niet dankbaar voor alles wat je hebt en nog gaat krijgen? Als manager verdien je bij ons immers meer dan goed en ga je een financieel zonnige toekomst tegemoet. Dat lijkt mij het geld wel waard.’
‘Nou, mij niet en reken er trouwens maar niet op dat ik bij jullie kom werken. Ik denk er namelijk niet over om vijf dagen per week tot ’s avonds laat en de halve of hele zaterdag aan het werk te gaan.’
‘Weten pappa en mamma dat je er zo over denkt?’
‘Als ze naar me geluisterd hadden, zouden ze het kunnen weten. Ze zullen het echter wel vergeten zijn, want dat doen ze bijna alles wat ik zeg.’
Menno’s zus is even stil, maar blijkt ook nog iets anders te willen geven.
‘Het leek ons trouwens leuk om een familiefoto te laten maken. Daarom komt er zaterdagmiddag tegen vier uur een fotograaf op de zaak. Als je dus zorgt dan je er dan bent en natuurlijk in je beste pak.’
‘Ik kom in normale, nette kleding, maar ben zeventien en ga me niet aankleden als een kerel van veertig of vijftig. Al moet ik het trouwens nog wel even met mijn vriendin overleggen, want ik weet niet of zij kan.’
‘Heb jij dan een meisje? Waarom weten wij dat niet?’
‘Omdat jullie alleen met werken bezig zijn en ik jullie nooit persoonlijk spreek. Mieke heeft me al diverse keren gevraagd wanneer ze met jullie kennis kan maken. Ik heb de boot echter afgehouden, want jullie zijn er maar zelden.’
‘Hebben haar ouders ook een bedrijf?’
‘Nee, haar pa is schilder.’
‘Gewone mensen dus.’
Menno voelt zich woest worden en dat wordt nog erger na de volgende opmerking van zijn zus.
‘Zij hoeft er wat mij betreft niet bij te zijn. Zo lang zal jullie relatie immers niet duren en dan hebben we een foto waar een vreemde opstaat.’
‘Waar haal jij het lef vandaan om zo over mijn relatie te oordelen? Wij zijn namelijk stapelgek op elkaar. Natuurlijk kan het uitraken, maar jouw huwelijk kan ook stuklopen. Ik ga dus met Mieke op de foto en anders helemaal niet.’
‘Je hoort nog wel.’
Als Menno een uurtje later onderweg is naar zijn vriendin en zijn telefoon gaat, vermoedt hij dat het zijn vader is en hij heeft gelijk.
‘Ha jongen. Heb je even tijd om naar de zaak te komen? Ik heb net namelijk je zus gesproken en wil daarom heel graag even met je praten.’
Menno wil eerst zeggen dat hij niet kan, maar besluit dan zijn vriendin te bellen om te zeggen dat hij later komt en toch te gaan. Het lijkt hem namelijk goed om zich eens uit te spreken en zijn vader duidelijk te maken wat hij wil en vindt.
‘Best. Ik was onderweg naar mijn meisje, maar kom naar je toe.’
Als Menno een kwartiertje later tegenover zijn vader zit, blijkt dat de man van hem geschrokken is.
‘Ik had al een plekje op kantoor voor je gereserveerd, maar begrijp dat je andere plannen hebt en dat vind ik erg jammer. Heeft je mening trouwens iets met je meisje en haar familie te maken? Mensen die in loondienst werken, hebben namelijk nogal eens een afkeer van ondernemers.’
Menno voelt zich weer kwaad worden, maar probeert zich te beheersen.
‘Pa, ik wist al heel lang voor ik Mieke leerde kennen dat ik niet bij jullie in de zaak wilde. Zij en haar ouders hebben hier dus niets mee te maken. Nu ik de gezelligheid bij haar thuis ervaar, ben ik echter nog wel meer gaan beseffen hoe koud, afstandelijk en sociaal armoedig jullie leven is. Ik neem het niemand kwalijk dat men zo is, maar ik wil zo niet zijn en hoop dat je daar begrip voor hebt. Verwacht trouwens niet dat ik nog van gedachten verander, want dat gaat echt niet gebeuren.’
Het blijft heel even stil, maar dan reageert Menno’s vader totaal anders dan de jongen had verwacht.
‘Begrijpen doe ik je niet en ik blijf het jammer vinden, maar ik heb er wel heel veel respect voor dat je een afwijkende mening durft te hebben. Verder lijkt het me goed dat je zondag met je meisje langskomt om kennis te maken.’
‘Doen we en bedankt voor je begrip, pa.’

Blikje het is een jongen. Erg leuk om familie, vrienden,
collega's en buren op deze manier te laten weten dat er
een jongen is geboren. Blikje wordt zonder inhoud
geleverd, maar kan door u worden gevuld.
KLIK HIER VOOR MEER BLIKJES