Omschrijving
‘Kom, Bobby. Een beetje doorlopen, joh. Het baasje heeft vandaag nog meer te doen.’
Omdat Tjerk zich verslapen heeft, is het zijn bedoeling om even een snel rondje met zijn hond te lopen en dan vanmiddag iets verder te gaan.
Het dier werkt echter niet mee, want er zit, net als de laatste tijd steeds vaker, weinig gang in hem. Dit tot ergernis van Tjerk, die zich na een paar meter wéér omdraait om Bobby te roepen.
Zover komt hij alleen niet, want hij ziet het beestje zijn lijfje schokken en dat is meestal een teken dat hij moet spugen. Daarom rent hij snel naar zijn trouwe viervoeter toe en net als hij er is, gooit Bobby het nodige eruit. Tjerk ziet wel dat het braaksel een rare kleur heeft, maar daar schenkt hij geen aandacht aan. Hij vindt dit namelijk enorm zielig voor het hondje en is dolblij dat er niet meer komt.
Aan zijn werk denkt hij niet meer, want zijn aandacht is bij Bobby, die trouwens weer redelijk opgeknapt lijkt en vrij normaal mee naar huis loopt. Daar staat zijn vrouw, Moniek, bij de deur op hem te wachten.
‘Wat ben je lang weggebleven? Is er wat gebeurd.’
‘Niets schokkends, maar Bobby moest spugen. Het gaat nu trouwens wel weer.’
‘Mooi, maar hij spuugt de laatste tijd vaker en dat moeten we wel in de gaten houden. Schiet trouwens maar op, want anders ben je te laat op je werk.’
‘Ik heb denk ik een goede reden om later te zijn, maar als ze moeilijk doen, blijf ik vanmiddag wel iets langer.’
Hoewel Tjerk niets laat merken, maakt hij zich behoorlijk zorgen om zijn hondje. Hij heeft de laatste maanden namelijk regelmatig het gevoel dat het diertje zijn gezondheid terugloopt. Niet dat hij echt ziek is, maar alles lijkt wat minder te worden. Al kan dat natuurlijk ook met zijn leeftijd te maken hebben. Hij is immers dertien en veel ouder dan een jaar of veertien worden dit soort honden meestal niet.
Als hij beseft dat hij over een jaar of hooguit twee dus waarschijnlijk afscheid van zijn grote vriend moet nemen, slaat de schrik hem om zijn hart. Al weet hij ook dat hier niets aan te doen is en het dier een heel goed leven bij hen heeft gehad.
Als hij op zijn werk is, stapt hij daarom met het voornemen om de laatste jaren van Bobby’s leven extra goed voor hem te zorgen van zijn fiets.
Omdat ze erg druk zijn, denkt hij de rest van de dag niet heel veel meer over het dier na. Als hij net na vijf uur thuiskomt en Bobby met een triest bekje in zijn mand ziet liggen, heeft het beestje echter gelijk weer al zijn aandacht. Zeker als hij ziet dat het dier zijn ontlasting niet binnen heeft kunnen houden en aan de diarree is geweest.
Hij loopt eerst even met het beestje naar buiten, ruimt dan zijn poep op en besluit vervolgens toch te gaan wandelen. Of hij net zo ver gaat als anders weet hij niet, want hij wil het Bobby niet onnodig moeilijk maken. Als hij zelf ziek is, doet hij immers ook zo min mogelijk. Het wandelen gaat veel beter dan Tjerk had verwacht en daarom lopen ze hun normale rondje.
Wel langzamer dan normaal, maar dat lijkt hem niet bijzonder. Het diertje zal zich na vanochtend immers nog geen honderd procent voelen. Als hij thuiskomt en zijn vrouw, die er inmiddels ook is, alles vertelt, blijkt dat zij veel minder positief is.
‘Diarree en spugen is een linke combinatie. Als dit langer dan een dag duurt moeten we dus naar de dierenarts. Het is immers misdadig om Bobby onnodig te laten lijden. Zeker omdat het volgens mij goed zichtbaar is dat hij zich beroerd voelt.’
Tjerk kijkt zijn vrouw nogal geschrokken aan.
‘Ik dacht dat het wel meeviel, want hij liep aardig goed en ik vind hem er niet echt ziek uitzien.’
‘Dan let je niet goed op, want hij beweegt zich al veel langer alsof hij de marathon er net op heeft zitten. Als hij zijn eten er vanavond en vannacht niet in kan houden, denk ik dus dat het beter is om de dierenarts te bellen.’
‘Kunnen we daar niet beter nog even mee wachten?’
‘Waarom zouden we dat doen? Met medicijnen kan Bobby immers over één of twee dagen weer hersteld zijn en dat gunnen we hem toch allebei?’
‘Natuurlijk. Je hebt gelijk.’
Tjerk loopt zwijgend en zonder zijn vrouw aan te kijken naar boven. Natuurlijk is het beter om niet met de dierenarts te wachten. Zijn bange voorgevoel speelt hem echter parten en als hij eraan denkt dat het afscheid van zijn grote vriend misschien wel heel dichtbij is, krijgt hij een gevoel dat hij al tijden niet meer gehad heeft.
Al kan het natuurlijk ook meevallen, want Bobby is vaker flink ziek geweest en weer opgeknapt.
Dat kan dus nu ook zo zijn. Plus dat zijn leeftijd natuurlijk niet alles zegt. Het ene mens wordt ook ouder dan de andere en dat zal met dieren niet anders zijn. Hij kan trouwens wel iets verkeerds gegeten hebben en misschien heeft hij wat opgegeten dat langs de weg of in het bos lag. Zijn kaken staan immers nooit stil en hij kan op het dier mopperen wat hij wil, maar dat helpt niets.
Verder kan er ook hondengriep heersen, maar dat weet de dierenarts wel.
Door zichzelf moed in te blijven praten, komt Tjerk een half uurtje later met een goed gevoel beneden. Als hij Bobby daar uitgeblust in zijn mand ziet liggen, maakt hij zich echter toch weer zorgen. Zeker als het dier zijn avondeten er uitgooit, met de koffie zijn koekjes niet hoeft en tijdens zijn laatste uitlaatronde van vandaag opnieuw aan de diarree is.
Als Tjerk terugkomt, ziet Moniek blijkbaar al aan zijn gezicht dat het niet goed is. Ze kijkt daarom triest, maar zegt niets en daar is hij heel blij mee.
Zijn emoties zitten hem namelijk heel hoog en daar schaamt hij zich voor. Hij toont zijn gevoel anders namelijk nooit en je druk maken om een hond. heeft hij altijd iets voor kinderen gevonden.
Bobby is echter na zijn vrouw het belangrijkste van zijn leven. Dat zullen anderen dom of kinderachtig vinden, maar hij voelt dat het echt zo is. Als hij eerlijk is, moet hij zelfs nog verdergaan en toegeven dat hij Bobby als hun enig kind ziet en daarom kan het hem opeens niets meer schelen wat zijn omgeving vindt.
Bobby geeft de laatste twee uur van de avond niet meer over en eerst is Tjerk daar blij mee, maar dan beseft hij dat het dier ook niets meer in zijn maag heeft. Het hondje zijn ogen en houding zeggen echter meer dan genoeg en opeens meent Tjerk dat hij ziek is van de honger.
‘Zal ik hem een paar brokjes geven? Hij heeft nu namelijk een lege maag en dat kan hem best nog zieker maken dan hij al is. Als ik wat langer niet eet, ga ik me immers ook beroerd voelen.’
‘Dat kun je doen, maar ik denk niet dat het verstandig is.’
‘Hoezo?’
‘De kans dat dit er weer uitkomt, lijkt mij namelijk veel te groot en spugen zal vreselijk voor hem zijn.’
Tjerk knikt en gelooft dat Moniek gelijk heeft.
‘Ik blijf vannacht bij Bobby. Misschien slaat het nergens op en is hij morgen weer veel fitter, maar ik ben heel bang dat dit niet zo is. Misschien geeft het hem wat rust als hij niet alleen is.’
‘Doe wat je denkt dat je moet doen. Als je me nodig hebt, maak je me maar wakker.’
‘Doe ik.’
Het wordt een zware nacht voor Tjerk, De tranen zitten hem heel hoog en hij moet zich bedwingen om Bobby niet op schoot te nemen. Omdat hij meent dat het dier dit nu vast niet fijn vindt, gaat hij echter maar op de grond zitten om de hond vast te houden en te aaien. Een paar keer krijgt hij het angstige gevoel dat Bobby niet meer leeft, maar steeds ziet hij zijn oogjes nog iets bewegen en krijgt hij weer hoop.
Net na vijf uur lijkt Tjerks leven echter opeens stil te staan. Bobby gaat namelijk rechtop zitten, begint over zijn hele lijf vreselijk te beven en het water loopt uit zijn bekje. Tjerk slaat zijn armen om het dier heen en schreeuwt de naam van zijn vrouw. Die komt gelijk naar beneden, maar is te laat. Bobby heeft namelijk net zijn laatste adem uitgeblazen en ligt levenloos in zijn mand.
Dat is eerst een enorme schrik, maar als ze beseffen wat er is gebeurd, komen er tranen en worden ze overspoeld door een enorm verdriet.
Dit wordt gedurende de dag steeds erger. Bobby is immers dertien jaar bij hen geweest en de gedachte dat ze hem nooit meer horen blaffen, zien rennen of met hem kunnen knuffelen, is daarom meer dan ze kunnen verdragen.
Zeker als ze tegen de middag hun grote vriend nog een keer aaien, zijn doosje sluiten en hem begraven. Als ze daarna naar binnen lopen, staan ze elkaar even vreemd aan te kijken.
‘Velen zullen ons voor gek verklaren dat we kapot zijn van Bobby’s dood. Zeker de mensen die niets met dieren hebben en dat begrijp ik wel. Iedereen die weet hoeveel liefde je van een dier krijgt, zal ons verdriet echter gewoon vinden.’
‘Dat denk ik ook, maar het kan me niets schelen wat een ander vindt. Er zijn namelijk maar weinig mensen waar ik zoveel mee heb als ik met Bobby heb gehad. Dat kan best niet goed zijn, maar het is wel zo en ik denk niet dat ik over mijn gevoel hoef te liegen.’
‘Mee eens.’
Omdat Tjerk zich verslapen heeft, is het zijn bedoeling om even een snel rondje met zijn hond te lopen en dan vanmiddag iets verder te gaan.
Het dier werkt echter niet mee, want er zit, net als de laatste tijd steeds vaker, weinig gang in hem. Dit tot ergernis van Tjerk, die zich na een paar meter wéér omdraait om Bobby te roepen.
Zover komt hij alleen niet, want hij ziet het beestje zijn lijfje schokken en dat is meestal een teken dat hij moet spugen. Daarom rent hij snel naar zijn trouwe viervoeter toe en net als hij er is, gooit Bobby het nodige eruit. Tjerk ziet wel dat het braaksel een rare kleur heeft, maar daar schenkt hij geen aandacht aan. Hij vindt dit namelijk enorm zielig voor het hondje en is dolblij dat er niet meer komt.
Aan zijn werk denkt hij niet meer, want zijn aandacht is bij Bobby, die trouwens weer redelijk opgeknapt lijkt en vrij normaal mee naar huis loopt. Daar staat zijn vrouw, Moniek, bij de deur op hem te wachten.
‘Wat ben je lang weggebleven? Is er wat gebeurd.’
‘Niets schokkends, maar Bobby moest spugen. Het gaat nu trouwens wel weer.’
‘Mooi, maar hij spuugt de laatste tijd vaker en dat moeten we wel in de gaten houden. Schiet trouwens maar op, want anders ben je te laat op je werk.’
‘Ik heb denk ik een goede reden om later te zijn, maar als ze moeilijk doen, blijf ik vanmiddag wel iets langer.’
Hoewel Tjerk niets laat merken, maakt hij zich behoorlijk zorgen om zijn hondje. Hij heeft de laatste maanden namelijk regelmatig het gevoel dat het diertje zijn gezondheid terugloopt. Niet dat hij echt ziek is, maar alles lijkt wat minder te worden. Al kan dat natuurlijk ook met zijn leeftijd te maken hebben. Hij is immers dertien en veel ouder dan een jaar of veertien worden dit soort honden meestal niet.
Als hij beseft dat hij over een jaar of hooguit twee dus waarschijnlijk afscheid van zijn grote vriend moet nemen, slaat de schrik hem om zijn hart. Al weet hij ook dat hier niets aan te doen is en het dier een heel goed leven bij hen heeft gehad.
Als hij op zijn werk is, stapt hij daarom met het voornemen om de laatste jaren van Bobby’s leven extra goed voor hem te zorgen van zijn fiets.
Omdat ze erg druk zijn, denkt hij de rest van de dag niet heel veel meer over het dier na. Als hij net na vijf uur thuiskomt en Bobby met een triest bekje in zijn mand ziet liggen, heeft het beestje echter gelijk weer al zijn aandacht. Zeker als hij ziet dat het dier zijn ontlasting niet binnen heeft kunnen houden en aan de diarree is geweest.
Hij loopt eerst even met het beestje naar buiten, ruimt dan zijn poep op en besluit vervolgens toch te gaan wandelen. Of hij net zo ver gaat als anders weet hij niet, want hij wil het Bobby niet onnodig moeilijk maken. Als hij zelf ziek is, doet hij immers ook zo min mogelijk. Het wandelen gaat veel beter dan Tjerk had verwacht en daarom lopen ze hun normale rondje.
Wel langzamer dan normaal, maar dat lijkt hem niet bijzonder. Het diertje zal zich na vanochtend immers nog geen honderd procent voelen. Als hij thuiskomt en zijn vrouw, die er inmiddels ook is, alles vertelt, blijkt dat zij veel minder positief is.
‘Diarree en spugen is een linke combinatie. Als dit langer dan een dag duurt moeten we dus naar de dierenarts. Het is immers misdadig om Bobby onnodig te laten lijden. Zeker omdat het volgens mij goed zichtbaar is dat hij zich beroerd voelt.’
Tjerk kijkt zijn vrouw nogal geschrokken aan.
‘Ik dacht dat het wel meeviel, want hij liep aardig goed en ik vind hem er niet echt ziek uitzien.’
‘Dan let je niet goed op, want hij beweegt zich al veel langer alsof hij de marathon er net op heeft zitten. Als hij zijn eten er vanavond en vannacht niet in kan houden, denk ik dus dat het beter is om de dierenarts te bellen.’
‘Kunnen we daar niet beter nog even mee wachten?’
‘Waarom zouden we dat doen? Met medicijnen kan Bobby immers over één of twee dagen weer hersteld zijn en dat gunnen we hem toch allebei?’
‘Natuurlijk. Je hebt gelijk.’
Tjerk loopt zwijgend en zonder zijn vrouw aan te kijken naar boven. Natuurlijk is het beter om niet met de dierenarts te wachten. Zijn bange voorgevoel speelt hem echter parten en als hij eraan denkt dat het afscheid van zijn grote vriend misschien wel heel dichtbij is, krijgt hij een gevoel dat hij al tijden niet meer gehad heeft.
Al kan het natuurlijk ook meevallen, want Bobby is vaker flink ziek geweest en weer opgeknapt.
Dat kan dus nu ook zo zijn. Plus dat zijn leeftijd natuurlijk niet alles zegt. Het ene mens wordt ook ouder dan de andere en dat zal met dieren niet anders zijn. Hij kan trouwens wel iets verkeerds gegeten hebben en misschien heeft hij wat opgegeten dat langs de weg of in het bos lag. Zijn kaken staan immers nooit stil en hij kan op het dier mopperen wat hij wil, maar dat helpt niets.
Verder kan er ook hondengriep heersen, maar dat weet de dierenarts wel.
Door zichzelf moed in te blijven praten, komt Tjerk een half uurtje later met een goed gevoel beneden. Als hij Bobby daar uitgeblust in zijn mand ziet liggen, maakt hij zich echter toch weer zorgen. Zeker als het dier zijn avondeten er uitgooit, met de koffie zijn koekjes niet hoeft en tijdens zijn laatste uitlaatronde van vandaag opnieuw aan de diarree is.
Als Tjerk terugkomt, ziet Moniek blijkbaar al aan zijn gezicht dat het niet goed is. Ze kijkt daarom triest, maar zegt niets en daar is hij heel blij mee.
Zijn emoties zitten hem namelijk heel hoog en daar schaamt hij zich voor. Hij toont zijn gevoel anders namelijk nooit en je druk maken om een hond. heeft hij altijd iets voor kinderen gevonden.
Bobby is echter na zijn vrouw het belangrijkste van zijn leven. Dat zullen anderen dom of kinderachtig vinden, maar hij voelt dat het echt zo is. Als hij eerlijk is, moet hij zelfs nog verdergaan en toegeven dat hij Bobby als hun enig kind ziet en daarom kan het hem opeens niets meer schelen wat zijn omgeving vindt.
Bobby geeft de laatste twee uur van de avond niet meer over en eerst is Tjerk daar blij mee, maar dan beseft hij dat het dier ook niets meer in zijn maag heeft. Het hondje zijn ogen en houding zeggen echter meer dan genoeg en opeens meent Tjerk dat hij ziek is van de honger.
‘Zal ik hem een paar brokjes geven? Hij heeft nu namelijk een lege maag en dat kan hem best nog zieker maken dan hij al is. Als ik wat langer niet eet, ga ik me immers ook beroerd voelen.’
‘Dat kun je doen, maar ik denk niet dat het verstandig is.’
‘Hoezo?’
‘De kans dat dit er weer uitkomt, lijkt mij namelijk veel te groot en spugen zal vreselijk voor hem zijn.’
Tjerk knikt en gelooft dat Moniek gelijk heeft.
‘Ik blijf vannacht bij Bobby. Misschien slaat het nergens op en is hij morgen weer veel fitter, maar ik ben heel bang dat dit niet zo is. Misschien geeft het hem wat rust als hij niet alleen is.’
‘Doe wat je denkt dat je moet doen. Als je me nodig hebt, maak je me maar wakker.’
‘Doe ik.’
Het wordt een zware nacht voor Tjerk, De tranen zitten hem heel hoog en hij moet zich bedwingen om Bobby niet op schoot te nemen. Omdat hij meent dat het dier dit nu vast niet fijn vindt, gaat hij echter maar op de grond zitten om de hond vast te houden en te aaien. Een paar keer krijgt hij het angstige gevoel dat Bobby niet meer leeft, maar steeds ziet hij zijn oogjes nog iets bewegen en krijgt hij weer hoop.
Net na vijf uur lijkt Tjerks leven echter opeens stil te staan. Bobby gaat namelijk rechtop zitten, begint over zijn hele lijf vreselijk te beven en het water loopt uit zijn bekje. Tjerk slaat zijn armen om het dier heen en schreeuwt de naam van zijn vrouw. Die komt gelijk naar beneden, maar is te laat. Bobby heeft namelijk net zijn laatste adem uitgeblazen en ligt levenloos in zijn mand.
Dat is eerst een enorme schrik, maar als ze beseffen wat er is gebeurd, komen er tranen en worden ze overspoeld door een enorm verdriet.
Dit wordt gedurende de dag steeds erger. Bobby is immers dertien jaar bij hen geweest en de gedachte dat ze hem nooit meer horen blaffen, zien rennen of met hem kunnen knuffelen, is daarom meer dan ze kunnen verdragen.
Zeker als ze tegen de middag hun grote vriend nog een keer aaien, zijn doosje sluiten en hem begraven. Als ze daarna naar binnen lopen, staan ze elkaar even vreemd aan te kijken.
‘Velen zullen ons voor gek verklaren dat we kapot zijn van Bobby’s dood. Zeker de mensen die niets met dieren hebben en dat begrijp ik wel. Iedereen die weet hoeveel liefde je van een dier krijgt, zal ons verdriet echter gewoon vinden.’
‘Dat denk ik ook, maar het kan me niets schelen wat een ander vindt. Er zijn namelijk maar weinig mensen waar ik zoveel mee heb als ik met Bobby heb gehad. Dat kan best niet goed zijn, maar het is wel zo en ik denk niet dat ik over mijn gevoel hoef te liegen.’
‘Mee eens.’

Blikje meester bedankt zwart met ster. Een mooi blikje
met een stijlvolle uitstraling voor de meester. Wit grijze
achtergrond met ruitjes. Een tof kadootje voor een
toffe meester. Het blikje wordt zonder inhoud geleverd,
maar kan door u worden gevuld.