Omschrijving
Jan en Janna Jagerink zitten zwijgend en met trieste gezichten te eten. Hoewel ze goede eters zijn, smaakt het ze namelijk totaal niet en dat doet het al een paar weken niet meer. Niet omdat ze ziek zijn of het voedsel niet goed is, maar ze zitten zo vol verdriet dat ze amper in staat zijn om iets naar binnen te krijgen.
Het leek allemaal zo mooi. Toen de berichten over het uitkopen van boeren bekend werden, waren Jan en Janna het dan ook al vrij vlot samen eens.
Ze hadden geen opvolgers, dus was dit hun grote kans op een financieel zorgeloze oude dag en om het rustiger aan te gaan doen. De dag dat ze de papieren voor de uitkoop tekenden, was voor hen dan ook een feestdag die ze hebben gevierd. Met het verstrijken van de tijd is er echter een ander gevoel bij hen naar binnen gekomen.
Het is ze namelijk steeds duidelijker geworden hoeveel ze van hun boerderij, grond en dieren houden. Ze hebben daarom nog geprobeerd om hun besluit terug te draaien, maar dat ging niet meer. Dit was een enorme klap voor ze en even leek het of ze niet in staat waren om die te verwerken. Na veel gesprekken met elkaar, hun kinderen en goede bekenden leken ze echter weer wat opgekrabbeld.
Tot het moment dat ze te horen kregen wanneer ze hun boerderij moesten verlaten, want vanaf toen is elke dag een grotere kwelling voor ze geworden. Ze hebben wel een leuk huisje in het dorp teruggekocht, maar hun dieren zijn ze binnenkort kwijt en dat schiet hen dagelijks talloze keren door hun hoofd.
Het gevolg is dat ze de laatste maanden vaker hebben gehuild dan in de eerste zestig jaar van hun leven en het ergste moet nog komen.
Dat is namelijk het moment dat ze afscheid moeten nemen van hun dieren en daar zien ze dan ook als een berg tegenop.
‘Ons leven zal nooit meer zijn zoals het was en wat voel ik me vaak een onmens. De dieren zijn immers altijd goed voor ons geweest en hebben het hier geweldig naar hun zin en nu ruil ik ze in voor een zak geld. Het lijkt ook net of ze dat beseffen. Als ik bij ze kom, reageren ze namelijk anders dan vroeger en als ik dat zie, begin ik elke keer weer te huilen. Het is dat ik jou niet kan missen, maar ik heb er zelfs al aan gedacht om mezelf van het leven te beroven.’
Janna pakt haar man bij zijn arm.
‘Ik ben blij dat ik belangrijker voor je ben dan de dieren en het klinkt gemakkelijk wat ik nu ga zeggen, maar ons gevoel is hetzelfde. Mijn liefde voor jou houdt me trouwens ook op de been. We hebben elkaar namelijk nog en moeten samen door deze ellende heen. Al lijkt me dat nu onmogelijk en zie ik de toekomst als een groot zwart gat zonder een greintje blijdschap.’
De weken die volgen, komen steeds voller te zitten met verdriet over het aanstaande verlies en wroeging over de beslissing die ze hebben genomen. Ze praten wel veel met elkaar, maar zitten ook vaak in gedachten verzonken voor zich uit te staren. Zowel overdag als ’s nachts. Omdat ze amper nog slapen, brengen ze de nachten namelijk zittend op de bank door en lopen ze tussendoor regelmatig even naar de stal.
Als Jan op een ochtend binnenkomt voor de koffie, hoort hij dat Janna aan de telefoon zit en als ze even later in de keuken komt, ziet hij aan haar gezicht dat het geen leuk gesprek was.
‘Slecht nieuws?’
‘Vanmiddag komen er twee mensen om over ons vertrek te praten.’
‘Dat is toch pas over een maand? Zijn ze soms bang dat we het vergeten?’
‘Geen idee, maar dat kun je aan ze vragen.’
‘Dat zal ik zeker doen.’
Ondanks dat Jan en Janna helemaal geen zin hebben om al over hun vertrek te praten, verloopt het gesprek toch vrij gemoedelijk.
Tot ze het over de definitieve datum van overdracht en de man vertelt wat de planning is.
‘De bedoeling is dat jullie hier ’s woensdags vertrekken en het vee vrijdags wordt opgehaald.’
‘Wie melkt en voert ze dan vanaf het moment dat wij hier niet meer zijn?’
‘Mensen van ons.’
‘Daar komt niets van in. Ik heb altijd samen met mijn vrouw voor de dieren gezorgd en sta niet toe dat vreemden dit van ons overnemen. Wij blijven dus tot het laatste moment bij ze.’
‘Meneer, we wilden u de emotie van het vertrek van uw dieren besparen.’
‘Als uw kinderen emigreren en u ze normaal gesproken nooit meer zult zien, bent u er toch ook bij als ze vertrekken?’
Jan zijn betoog maakt blijkbaar indruk op de heren, want ze passen hun planning meteen aan waardoor Jan en Janna en de dieren op dezelfde dag kunnen vertrekken. Als het bezoek weg is, pakt het tweetal elkaar met betraande ogen en vol liefde vast.
‘Het worden nog verschrikkelijke weken, maar het vee zal niets tekortkomen. Niet aan voedsel, maar ook niet aan aandacht en liefde.’
‘Zeker niet. Ik kan me er eerlijk gezegd geen voorstelling van maken wat ons te wachten staat. Laten we echter afspreken dat we elkaar de ruimte geven om te doen wat we denken te moeten doen.’
‘Daar ben ik het mee eens.’
Het wordt inderdaad een vreselijke tijd voor Jan en Janna. Ze zijn vriendelijk tegen de dieren en vertroetelen ze nog meer dan ze ooit gedaan hebben, maar hun harten huilen elk moment dat ze niet slapen en zowel in de stal als in de stilte van hun woonkamer vloeien er heel veel tranen.
Als ze hun laatste avond op de boerderij zitten te eten, heeft Jan een voorstel.
‘We hebben bijna veertig jaar samen voor onze dieren gezorgd en ze allemaal geboren zien worden. Daarom zou ik heel graag de laatste nacht samen met hen in de stal doorbrengen en ik hoop dat jij er ook bij wil zijn.’
‘Ik heb je nog nooit in de steek gelaten, Jan en dat doe ik nu zeker niet.’
‘Geweldig, Janna. Wat had ik al die tijd toch zonder jou gemoeten.’
Het wordt een nacht met twee gezichten. Aan de ene kant is er namelijk dankbaarheid voor het mooie wat ze met de dieren hebben meegemaakt, maar aan de andere kant is er een steeds groter wordend verdriet over wat hen morgen te wachten staat.
Hoewel ze alles doen om elkaar te steunen, krijgen ze het gedurende de nacht steeds moeilijker. Ze zijn zelfs zo gespannen dat ze bijna een uur eerder met melken beginnen dan normaal en als ze daarmee klaar zijn, geven ze hun dieren voor de laatste keer te eten.
‘Hoe laat komen die veewagens?’
‘Rond half elf. Hoezo?’
‘Ik wil van alle dieren apart afscheid nemen en daar wil ik de tijd voor hebben. Plus dat jij daar alleen bij mag zijn.’
‘Ik doe met je mee, Jan en als het aan mij ligt, beginnen we gelijk. Het lijkt me namelijk vreselijk als we hen niet genoeg aandacht kunnen geven.’
‘Je hebt gelijk.’
Voor het tweetal naar hun koeien loopt, omhelzen ze elkaar op een manier die alles zegt over hun gevoel van dit moment.
‘Sterkte voor de onmenselijke uren die komen.’
‘Dank je, Jan en hetzelfde voor jou.’
Zowel Jan als Janna hebben de bedoeling om tegen alle koeien een paar woorden te zeggen. Als ze een paar dieren hebben gehad, zijn er echter al zoveel tranen en zitten ze zo vol emotie dat ze er geen woord meer uit krijgen en alleen nog in staat zijn om de dieren een tijdje tegen zich aan te drukken. Zelfs dat wordt op een gegeven moment onmogelijk voor ze en daarom zakken ze midden in de stal naast elkaar op de vloer neer en geven ze zich over aan het verdriet dat hen volledig in de greep heeft.
Na een half uurtje weten ze zich echter toch weer wat te herpakken en gaan ze, naar eerst elkaars tranen te hebben afgeveegd, door met de moeilijkste gang van hun leven tot nu toe. Als ze ongeveer drie kwartier later bij alle dieren zijn geweest, lopen ze gebroken naar buiten. Tot hun geluk zien ze hun zoon aan komen rijden, want wat steun kunnen ze wel gebruiken.
‘Zou hij niet moeten werken?’
‘Ik denk dat hij voor ons vrij genomen heeft.’
Als hun zoon is uitgestapt, komt hij met een ernstig gezicht naar ze toe.
‘Goedemorgen. Ik vraag niet hoe het is, want ik begrijp en zie wel hoe jullie je voelen. Hebben jullie al afscheid van de dieren genomen?’
‘Ja.’
‘Zullen we dan maar naar jullie nieuwe woning gaan, want de rest van de familie is daar ook.”
‘Wij gaan niet eerder weg dan onze dieren.’
‘Is het slim dat jullie jezelf zoveel pijn doen?’
‘We hebben het vee in veertig jaar nog nooit in de steek gelaten en dat doen we nu ook niet.’
De man beseft blijkbaar dat het zinloos is om te proberen of hij zijn ouders over kan halen en biedt daarom aan om koffie voor ze te zetten.
‘Prima. Breng maar mee naar de stal, dan ga ik nog even naar de koeien kijken.’
‘Ga jij wel mee naar binnen, ma?’
‘Nee, ik ga met je vader mee.’
Als een uur later de veewagens komen, doen de chauffeurs, de bijrijders en ook hun zoon verwoede pogingen om Jan en Janna zover te krijgen dat ze op een afstandje gaan staan kijken.
Echter zonder resultaat, want het tweetal gaat zo staan dat ze alle dieren voor vertrek nog één keer over hun kop kunnen strijken.
Natuurlijk is dat enorm moeilijk en bijna onmogelijk voor ze, maar hun verdriet geeft ze blijkbaar zoveel kracht dat ze tot het einde toe door weten te zetten. Als alle dieren in de wagens zitten en een van de koeien nogal klaaglijk begint te loeien, grijpt het tweetal elkaar echter vast en zakken ze huilend als een kind op de grond neer.
Alleen niet voor lang, want als ze de wagens weg horen rijden, weten ze zich toch weer op te richten om hun dieren na te kijken en uit te zwaaien.
Het leek allemaal zo mooi. Toen de berichten over het uitkopen van boeren bekend werden, waren Jan en Janna het dan ook al vrij vlot samen eens.
Ze hadden geen opvolgers, dus was dit hun grote kans op een financieel zorgeloze oude dag en om het rustiger aan te gaan doen. De dag dat ze de papieren voor de uitkoop tekenden, was voor hen dan ook een feestdag die ze hebben gevierd. Met het verstrijken van de tijd is er echter een ander gevoel bij hen naar binnen gekomen.
Het is ze namelijk steeds duidelijker geworden hoeveel ze van hun boerderij, grond en dieren houden. Ze hebben daarom nog geprobeerd om hun besluit terug te draaien, maar dat ging niet meer. Dit was een enorme klap voor ze en even leek het of ze niet in staat waren om die te verwerken. Na veel gesprekken met elkaar, hun kinderen en goede bekenden leken ze echter weer wat opgekrabbeld.
Tot het moment dat ze te horen kregen wanneer ze hun boerderij moesten verlaten, want vanaf toen is elke dag een grotere kwelling voor ze geworden. Ze hebben wel een leuk huisje in het dorp teruggekocht, maar hun dieren zijn ze binnenkort kwijt en dat schiet hen dagelijks talloze keren door hun hoofd.
Het gevolg is dat ze de laatste maanden vaker hebben gehuild dan in de eerste zestig jaar van hun leven en het ergste moet nog komen.
Dat is namelijk het moment dat ze afscheid moeten nemen van hun dieren en daar zien ze dan ook als een berg tegenop.
‘Ons leven zal nooit meer zijn zoals het was en wat voel ik me vaak een onmens. De dieren zijn immers altijd goed voor ons geweest en hebben het hier geweldig naar hun zin en nu ruil ik ze in voor een zak geld. Het lijkt ook net of ze dat beseffen. Als ik bij ze kom, reageren ze namelijk anders dan vroeger en als ik dat zie, begin ik elke keer weer te huilen. Het is dat ik jou niet kan missen, maar ik heb er zelfs al aan gedacht om mezelf van het leven te beroven.’
Janna pakt haar man bij zijn arm.
‘Ik ben blij dat ik belangrijker voor je ben dan de dieren en het klinkt gemakkelijk wat ik nu ga zeggen, maar ons gevoel is hetzelfde. Mijn liefde voor jou houdt me trouwens ook op de been. We hebben elkaar namelijk nog en moeten samen door deze ellende heen. Al lijkt me dat nu onmogelijk en zie ik de toekomst als een groot zwart gat zonder een greintje blijdschap.’
De weken die volgen, komen steeds voller te zitten met verdriet over het aanstaande verlies en wroeging over de beslissing die ze hebben genomen. Ze praten wel veel met elkaar, maar zitten ook vaak in gedachten verzonken voor zich uit te staren. Zowel overdag als ’s nachts. Omdat ze amper nog slapen, brengen ze de nachten namelijk zittend op de bank door en lopen ze tussendoor regelmatig even naar de stal.
Als Jan op een ochtend binnenkomt voor de koffie, hoort hij dat Janna aan de telefoon zit en als ze even later in de keuken komt, ziet hij aan haar gezicht dat het geen leuk gesprek was.
‘Slecht nieuws?’
‘Vanmiddag komen er twee mensen om over ons vertrek te praten.’
‘Dat is toch pas over een maand? Zijn ze soms bang dat we het vergeten?’
‘Geen idee, maar dat kun je aan ze vragen.’
‘Dat zal ik zeker doen.’
Ondanks dat Jan en Janna helemaal geen zin hebben om al over hun vertrek te praten, verloopt het gesprek toch vrij gemoedelijk.
Tot ze het over de definitieve datum van overdracht en de man vertelt wat de planning is.
‘De bedoeling is dat jullie hier ’s woensdags vertrekken en het vee vrijdags wordt opgehaald.’
‘Wie melkt en voert ze dan vanaf het moment dat wij hier niet meer zijn?’
‘Mensen van ons.’
‘Daar komt niets van in. Ik heb altijd samen met mijn vrouw voor de dieren gezorgd en sta niet toe dat vreemden dit van ons overnemen. Wij blijven dus tot het laatste moment bij ze.’
‘Meneer, we wilden u de emotie van het vertrek van uw dieren besparen.’
‘Als uw kinderen emigreren en u ze normaal gesproken nooit meer zult zien, bent u er toch ook bij als ze vertrekken?’
Jan zijn betoog maakt blijkbaar indruk op de heren, want ze passen hun planning meteen aan waardoor Jan en Janna en de dieren op dezelfde dag kunnen vertrekken. Als het bezoek weg is, pakt het tweetal elkaar met betraande ogen en vol liefde vast.
‘Het worden nog verschrikkelijke weken, maar het vee zal niets tekortkomen. Niet aan voedsel, maar ook niet aan aandacht en liefde.’
‘Zeker niet. Ik kan me er eerlijk gezegd geen voorstelling van maken wat ons te wachten staat. Laten we echter afspreken dat we elkaar de ruimte geven om te doen wat we denken te moeten doen.’
‘Daar ben ik het mee eens.’
Het wordt inderdaad een vreselijke tijd voor Jan en Janna. Ze zijn vriendelijk tegen de dieren en vertroetelen ze nog meer dan ze ooit gedaan hebben, maar hun harten huilen elk moment dat ze niet slapen en zowel in de stal als in de stilte van hun woonkamer vloeien er heel veel tranen.
Als ze hun laatste avond op de boerderij zitten te eten, heeft Jan een voorstel.
‘We hebben bijna veertig jaar samen voor onze dieren gezorgd en ze allemaal geboren zien worden. Daarom zou ik heel graag de laatste nacht samen met hen in de stal doorbrengen en ik hoop dat jij er ook bij wil zijn.’
‘Ik heb je nog nooit in de steek gelaten, Jan en dat doe ik nu zeker niet.’
‘Geweldig, Janna. Wat had ik al die tijd toch zonder jou gemoeten.’
Het wordt een nacht met twee gezichten. Aan de ene kant is er namelijk dankbaarheid voor het mooie wat ze met de dieren hebben meegemaakt, maar aan de andere kant is er een steeds groter wordend verdriet over wat hen morgen te wachten staat.
Hoewel ze alles doen om elkaar te steunen, krijgen ze het gedurende de nacht steeds moeilijker. Ze zijn zelfs zo gespannen dat ze bijna een uur eerder met melken beginnen dan normaal en als ze daarmee klaar zijn, geven ze hun dieren voor de laatste keer te eten.
‘Hoe laat komen die veewagens?’
‘Rond half elf. Hoezo?’
‘Ik wil van alle dieren apart afscheid nemen en daar wil ik de tijd voor hebben. Plus dat jij daar alleen bij mag zijn.’
‘Ik doe met je mee, Jan en als het aan mij ligt, beginnen we gelijk. Het lijkt me namelijk vreselijk als we hen niet genoeg aandacht kunnen geven.’
‘Je hebt gelijk.’
Voor het tweetal naar hun koeien loopt, omhelzen ze elkaar op een manier die alles zegt over hun gevoel van dit moment.
‘Sterkte voor de onmenselijke uren die komen.’
‘Dank je, Jan en hetzelfde voor jou.’
Zowel Jan als Janna hebben de bedoeling om tegen alle koeien een paar woorden te zeggen. Als ze een paar dieren hebben gehad, zijn er echter al zoveel tranen en zitten ze zo vol emotie dat ze er geen woord meer uit krijgen en alleen nog in staat zijn om de dieren een tijdje tegen zich aan te drukken. Zelfs dat wordt op een gegeven moment onmogelijk voor ze en daarom zakken ze midden in de stal naast elkaar op de vloer neer en geven ze zich over aan het verdriet dat hen volledig in de greep heeft.
Na een half uurtje weten ze zich echter toch weer wat te herpakken en gaan ze, naar eerst elkaars tranen te hebben afgeveegd, door met de moeilijkste gang van hun leven tot nu toe. Als ze ongeveer drie kwartier later bij alle dieren zijn geweest, lopen ze gebroken naar buiten. Tot hun geluk zien ze hun zoon aan komen rijden, want wat steun kunnen ze wel gebruiken.
‘Zou hij niet moeten werken?’
‘Ik denk dat hij voor ons vrij genomen heeft.’
Als hun zoon is uitgestapt, komt hij met een ernstig gezicht naar ze toe.
‘Goedemorgen. Ik vraag niet hoe het is, want ik begrijp en zie wel hoe jullie je voelen. Hebben jullie al afscheid van de dieren genomen?’
‘Ja.’
‘Zullen we dan maar naar jullie nieuwe woning gaan, want de rest van de familie is daar ook.”
‘Wij gaan niet eerder weg dan onze dieren.’
‘Is het slim dat jullie jezelf zoveel pijn doen?’
‘We hebben het vee in veertig jaar nog nooit in de steek gelaten en dat doen we nu ook niet.’
De man beseft blijkbaar dat het zinloos is om te proberen of hij zijn ouders over kan halen en biedt daarom aan om koffie voor ze te zetten.
‘Prima. Breng maar mee naar de stal, dan ga ik nog even naar de koeien kijken.’
‘Ga jij wel mee naar binnen, ma?’
‘Nee, ik ga met je vader mee.’
Als een uur later de veewagens komen, doen de chauffeurs, de bijrijders en ook hun zoon verwoede pogingen om Jan en Janna zover te krijgen dat ze op een afstandje gaan staan kijken.
Echter zonder resultaat, want het tweetal gaat zo staan dat ze alle dieren voor vertrek nog één keer over hun kop kunnen strijken.
Natuurlijk is dat enorm moeilijk en bijna onmogelijk voor ze, maar hun verdriet geeft ze blijkbaar zoveel kracht dat ze tot het einde toe door weten te zetten. Als alle dieren in de wagens zitten en een van de koeien nogal klaaglijk begint te loeien, grijpt het tweetal elkaar echter vast en zakken ze huilend als een kind op de grond neer.
Alleen niet voor lang, want als ze de wagens weg horen rijden, weten ze zich toch weer op te richten om hun dieren na te kijken en uit te zwaaien.

Blikje potje geluk met hartjes in oranje met zwart.
Een liefdevol en fleurig potje voor iemand die u
geluk en liefde wenst. Blikje wordt zonder inhoud
geleverd, maar kan door u worden gevuld en is in
twee formaten leverbaar.
KLIK HIER VOOR MEER BLIKJES