Omschrijving
Bert is dolblij als hij de klok vijf uur hoort slaan en zijn personeel naar huis gaat. Dat geeft hem namelijk de kans om nog een paar uur ongestoord door te werken.
Hij heeft namelijk meer dan genoeg te doen en ook heel veel om over na te denken. Sinds vandaag is hij immers eigenaar van het bijna failliete bedrijf van zijn vader en het is dus zaak om de boel weer winstgevend te maken.
Dat zal echter een hele toer worden, want zijn pa heeft er een enorme bende van gemaakt. Vooral van de administratie en daarom ligt er een flinke stapel aanmaningen van de belastingdienst, meerdere incassobureaus en de nodige schuldeisers.
Omdat hij afgelopen vrijdag twee nieuwe, grote klanten heeft binnengehaald en deze week nog bij twee andere bedrijven gaat praten, heeft hij er echter alle vertrouwen in dat zijn onderneming over een tijdje zal bloeien als nooit tevoren.
Het is echter eerst zaak om van alle schuld af te komen. Daarom heeft hij zich, na afgelopen zaterdag naar de aan het bedrijf vastzittende woning te zijn verhuisd, voorgenomen om zo snel mogelijk zijn administratie op orde te brengen.
Omdat dit geen klusje van een paar uur is, gunt hij zich geen tijd om thuis te gaan eten en is hij blij als zijn vrouw hem wat komt brengen.
‘Gaat het een beetje naar wens?’
‘Over de toekomst maak ik me geen zorgen. Afrekenen met het verleden zal echter niet gemakkelijk zijn. Mijn vader heeft namelijk veel te goedkoop gewerkt, had veel te dure leveranciers en de administratie is een rommeltje. Het zal best in orden komen, maar we moeten zo snel mogelijk van die schuld af en een aantal zaken drastisch veranderen. Zeker naar het personeel toe, want voor hen is het hier luilekkerland geweest.’
‘Ik ben blij dat je er geen spijt van hebt dat je de zaak hebt overgenomen. Al zou het wel heel snel zijn als je dat nu al had, maar dat is een ander verhaal. We hebben trouwens een mooi huis en dat vind ik niet alleen, maar de meisjes ook.’
‘Gelukkig maar.’
Als Bert zijn vrouw weg is, zit hij nog even over haar na te denken en prijst hij zichzelf gelukkig dat hij zo’n trouw maatje heeft. Ze staat namelijk altijd voor hem klaar en het fijnste is dat hij erg goed en overal met haar over kan praten. Daarom heeft ze bij de overname van het bedrijf ook een grote rol gespeeld.
Bert blijft nog een hele tijd aan het werk, maar als hij de klok half tien hoort slaan, vindt hij het genoeg en loopt hij naar zijn vrouw om nog even iets met haar te drinken.
Ze maken het alleen niet laat, want hij wil er morgenochtend vroeg uit en slaapt al een tijdje slecht. Dat doet hij vannacht ook, maar dan met een andere reden dan hij had verwacht. Iets na één uur wordt hij namelijk gebeld en hoort hij iemand als een dolle op de voordeurbel drukken.
Het blijkt de politie te zijn die slecht nieuws heeft. Er is namelijk brand in zijn werkplaats en vrij heftig ook, want de vlammen slaan door het dak. De brandweer is al onderweg en omdat de politie vreest voor Berts huis, geven ze hem opdracht om zijn gezin en zoveel mogelijk spullen naar buiten te halen.
Eerst lijkt hem dat wat overdreven. Als hij bij de slaapkamers van zijn dochters komt, ziet hij echter dat het dak brandt en ook dat de vlammen heel snel om zich heen slaan.
Hij denkt daarom nergens meer aan en wekt zijn meisjes om vervolgens zo snel mogelijk met ze naar buiten te rennen. Daar worden de kleintjes meegenomen door een buurvrouw zodat ze niet alles hoeven te zien.
Zelf rent hij als een kip zonder kop rond en als hij beseft dat er niets meer te redden valt, gaat hij als een gebroken mens op zoek naar zijn vrouw.
‘Het is vreselijk, maar we zijn alles kwijt. Het is niet te bevatten. Ik heb me al een paar keer afgevraagd of ik niet droomde en zou alles wel bij elkaar willen schreeuwen. Waar zijn de meisjes trouwens?’
‘Die heb je toch aan de buurvrouw meegegeven?’
‘O, ja. Zullen we even bij ze gaan kijken? Ze zijn waarschijnlijk nog erger geschrokken dan wij en hebben ons vast wel nodig. Die ene agent wilde me nog spreken, maar de meisjes zijn belangrijker.’
‘Dat vind ik ook.’
Als Bert en Helga bij hun kinderen komen, wordt er eerst alleen gehuild. Nu ze elkaar zien, lijken ze namelijk pas goed te beseffen wat er is gebeurd. Berts oudste dochter zorgt onbewust voor nog veel meer schrik.
‘Waar moeten we gaan wonen? Ons vorige huis zijn we kwijt en hier kunnen we niet meer in.’
‘Er is me verteld dat we naar dat hotel kunnen waar al die schapen lopen.’
‘Oké, maar daar kunnen we toch niet voor altijd blijven?’
Bert wil zeggen dat dit een zaak voor de verzekering is, maar voelt dan een enorme schrik door zijn lijf trekken. Gezien alle betalingsachterstanden vraagt hij zich namelijk af of zijn vader daar geen schuld heeft. Het idee dat er niet is betaald en ze misschien niets uitgekeerd krijgen, doet hem duizelen. Hij weet ook even niet meer wat hij moet doen. Tot het tot hem doordringt dat hij de man die de zaken voor zijn vader regelde net heeft zien staan.
Even twijfelt hij, want nog meer slecht nieuws kan hij er niet bij hebben. Als hij eraan denkt dat de man ook goed nieuws kan hebben, besluit hij hem echter toch op te zoeken.
‘Dag Lantinga.’
‘Hallo Bert. Wat een ellende, man. Weten ze al hoe de brand is ontstaan?’
‘Ik heb er nog niets over gehoord.’
‘Wat een drama dat dit net na de overname gebeurt. Als het iets eerder was gaan branden, was je namelijk een berg narigheid bespaard gebleven.’
‘Oké, maar dan had mijn vader ermee gezeten.’
‘Dat klopt, maar die was eigenlijk al failliet.’
Bert proeft uit de woorden van de verzekeringsman dat hij zich niet ten onrechte zorgen maakt en dat is ook zo.
‘Ik heb geen idee of je iets voor de overname hebt betaald en hoeveel, maar je hebt hem ermee gered en jezelf met erg veel ellende opgezadeld. Of je moet vandaag de achterstallige premies hebben betaald.’
Hoewel Bert het liefst hard en ver weg zou rennen, weet hij toch vrij rustig te blijven.
‘Loop ik ver achter?’
‘De verzekering is vanwege wanbetaling al maanden geleden stopgezet. Ik wil morgen daarom best met mijn directeur gaan praten, maar kan me niet voorstellen dat ze iets voor je doen. Ik vind het erg beroerd en geloof niet dat jij het zover had laten komen, maar je pa dus wel.’
Bert kan alleen knikken en loopt met lood in zijn schoenen naar zijn vrouw.
‘Het is nog erger dan we al dachten.’
‘Hoezo?’
‘Mijn vader was niet meer verzekerd en wij helaas ook nog niet. Ik sprak net die tussenpersoon en volgens hem is de kans dat ze toch uitbetalen nihil.’
‘Dat meen je niet. Had je vader dat dan niet even kunnen zeggen? Waarom zou hij er trouwens niet zijn. Het halve dorp lijkt hier te staan, maar hij niet.’
‘Dat zal wel met de verzekering te maken hebben. Ik bel hem morgen echter om het geld van de overname terug te eisen. Het is wel niet veel, maar wij kunnen nu iedere cent gebruiken. Wij moeten immers weer verder met het bedrijf.’
‘Vergeet je niet dat we al onze kleding en spullen kwijt zijn?’
‘Dat is waar. Sorry. Stom van me. Gelukkig hebben we nog iets op de bank staan, dus het hoognodige kunnen we kopen. Laten we trouwens maar naar het hotel gaan. Ik heb iedereen gesproken die ik spreken moest en de brandweer zal zo wel vertrekken, dus kunnen we hier toch niets meer doen.’
‘Oké, maar die man van de krant wil je ook nog een paar vragen stellen.’
Als Bert een half uurtje later bij zijn vrouw komt, vertelt hij wat hij de journalist heeft gezegd.
‘Hij vroeg of het waar was dat we niet verzekerd waren.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Dat dit inderdaad zo was. Niet om zielig te doen, maar die ellende is niet onze schuld en nu weet het hele dorp tenminste hoe de vork in de steel zit.’
Twee dagen later merken Bert en zijn vrouw dat het verhaal in de krant grote gevolgen heeft. Eerst krijgen ze namelijk de beschikking over een, voorlopig gratis, pand, vervolgens belt zijn verfleverancier dat hij de facturen pas hoeft te betalen als hij daartoe in staat is en tot slot wordt hem een vakantiehuisje met een woonvergunning en een zeer lage huur aangeboden.
Daarnaast start de bevolking een inzamelingsactie en zijn er diverse winkeliers die zich van hun menselijke kant laten zien. Er is echter ook een mindere kant. Zijn vader krijgt hij namelijk pas na drie dagen te pakken en die blijkt op een camping in de buurt te wonen.
Als hij naar hem toe gaat, ontstaat er een flinke ruzie. Volgens zijn pa wist hij namelijk van de problemen met de verzekering en daarom weigert hij om het overnamebedrag terug te betalen. Het gevolg is een breuk en voor Bert een enorme klap.
Hij is echter wel blij met de enorme steun die hij van anderen krijgt en heeft gekregen. Zeker van de mensen waarvan hij het nooit had verwacht.
Hij heeft namelijk meer dan genoeg te doen en ook heel veel om over na te denken. Sinds vandaag is hij immers eigenaar van het bijna failliete bedrijf van zijn vader en het is dus zaak om de boel weer winstgevend te maken.
Dat zal echter een hele toer worden, want zijn pa heeft er een enorme bende van gemaakt. Vooral van de administratie en daarom ligt er een flinke stapel aanmaningen van de belastingdienst, meerdere incassobureaus en de nodige schuldeisers.
Omdat hij afgelopen vrijdag twee nieuwe, grote klanten heeft binnengehaald en deze week nog bij twee andere bedrijven gaat praten, heeft hij er echter alle vertrouwen in dat zijn onderneming over een tijdje zal bloeien als nooit tevoren.
Het is echter eerst zaak om van alle schuld af te komen. Daarom heeft hij zich, na afgelopen zaterdag naar de aan het bedrijf vastzittende woning te zijn verhuisd, voorgenomen om zo snel mogelijk zijn administratie op orde te brengen.
Omdat dit geen klusje van een paar uur is, gunt hij zich geen tijd om thuis te gaan eten en is hij blij als zijn vrouw hem wat komt brengen.
‘Gaat het een beetje naar wens?’
‘Over de toekomst maak ik me geen zorgen. Afrekenen met het verleden zal echter niet gemakkelijk zijn. Mijn vader heeft namelijk veel te goedkoop gewerkt, had veel te dure leveranciers en de administratie is een rommeltje. Het zal best in orden komen, maar we moeten zo snel mogelijk van die schuld af en een aantal zaken drastisch veranderen. Zeker naar het personeel toe, want voor hen is het hier luilekkerland geweest.’
‘Ik ben blij dat je er geen spijt van hebt dat je de zaak hebt overgenomen. Al zou het wel heel snel zijn als je dat nu al had, maar dat is een ander verhaal. We hebben trouwens een mooi huis en dat vind ik niet alleen, maar de meisjes ook.’
‘Gelukkig maar.’
Als Bert zijn vrouw weg is, zit hij nog even over haar na te denken en prijst hij zichzelf gelukkig dat hij zo’n trouw maatje heeft. Ze staat namelijk altijd voor hem klaar en het fijnste is dat hij erg goed en overal met haar over kan praten. Daarom heeft ze bij de overname van het bedrijf ook een grote rol gespeeld.
Bert blijft nog een hele tijd aan het werk, maar als hij de klok half tien hoort slaan, vindt hij het genoeg en loopt hij naar zijn vrouw om nog even iets met haar te drinken.
Ze maken het alleen niet laat, want hij wil er morgenochtend vroeg uit en slaapt al een tijdje slecht. Dat doet hij vannacht ook, maar dan met een andere reden dan hij had verwacht. Iets na één uur wordt hij namelijk gebeld en hoort hij iemand als een dolle op de voordeurbel drukken.
Het blijkt de politie te zijn die slecht nieuws heeft. Er is namelijk brand in zijn werkplaats en vrij heftig ook, want de vlammen slaan door het dak. De brandweer is al onderweg en omdat de politie vreest voor Berts huis, geven ze hem opdracht om zijn gezin en zoveel mogelijk spullen naar buiten te halen.
Eerst lijkt hem dat wat overdreven. Als hij bij de slaapkamers van zijn dochters komt, ziet hij echter dat het dak brandt en ook dat de vlammen heel snel om zich heen slaan.
Hij denkt daarom nergens meer aan en wekt zijn meisjes om vervolgens zo snel mogelijk met ze naar buiten te rennen. Daar worden de kleintjes meegenomen door een buurvrouw zodat ze niet alles hoeven te zien.
Zelf rent hij als een kip zonder kop rond en als hij beseft dat er niets meer te redden valt, gaat hij als een gebroken mens op zoek naar zijn vrouw.
‘Het is vreselijk, maar we zijn alles kwijt. Het is niet te bevatten. Ik heb me al een paar keer afgevraagd of ik niet droomde en zou alles wel bij elkaar willen schreeuwen. Waar zijn de meisjes trouwens?’
‘Die heb je toch aan de buurvrouw meegegeven?’
‘O, ja. Zullen we even bij ze gaan kijken? Ze zijn waarschijnlijk nog erger geschrokken dan wij en hebben ons vast wel nodig. Die ene agent wilde me nog spreken, maar de meisjes zijn belangrijker.’
‘Dat vind ik ook.’
Als Bert en Helga bij hun kinderen komen, wordt er eerst alleen gehuild. Nu ze elkaar zien, lijken ze namelijk pas goed te beseffen wat er is gebeurd. Berts oudste dochter zorgt onbewust voor nog veel meer schrik.
‘Waar moeten we gaan wonen? Ons vorige huis zijn we kwijt en hier kunnen we niet meer in.’
‘Er is me verteld dat we naar dat hotel kunnen waar al die schapen lopen.’
‘Oké, maar daar kunnen we toch niet voor altijd blijven?’
Bert wil zeggen dat dit een zaak voor de verzekering is, maar voelt dan een enorme schrik door zijn lijf trekken. Gezien alle betalingsachterstanden vraagt hij zich namelijk af of zijn vader daar geen schuld heeft. Het idee dat er niet is betaald en ze misschien niets uitgekeerd krijgen, doet hem duizelen. Hij weet ook even niet meer wat hij moet doen. Tot het tot hem doordringt dat hij de man die de zaken voor zijn vader regelde net heeft zien staan.
Even twijfelt hij, want nog meer slecht nieuws kan hij er niet bij hebben. Als hij eraan denkt dat de man ook goed nieuws kan hebben, besluit hij hem echter toch op te zoeken.
‘Dag Lantinga.’
‘Hallo Bert. Wat een ellende, man. Weten ze al hoe de brand is ontstaan?’
‘Ik heb er nog niets over gehoord.’
‘Wat een drama dat dit net na de overname gebeurt. Als het iets eerder was gaan branden, was je namelijk een berg narigheid bespaard gebleven.’
‘Oké, maar dan had mijn vader ermee gezeten.’
‘Dat klopt, maar die was eigenlijk al failliet.’
Bert proeft uit de woorden van de verzekeringsman dat hij zich niet ten onrechte zorgen maakt en dat is ook zo.
‘Ik heb geen idee of je iets voor de overname hebt betaald en hoeveel, maar je hebt hem ermee gered en jezelf met erg veel ellende opgezadeld. Of je moet vandaag de achterstallige premies hebben betaald.’
Hoewel Bert het liefst hard en ver weg zou rennen, weet hij toch vrij rustig te blijven.
‘Loop ik ver achter?’
‘De verzekering is vanwege wanbetaling al maanden geleden stopgezet. Ik wil morgen daarom best met mijn directeur gaan praten, maar kan me niet voorstellen dat ze iets voor je doen. Ik vind het erg beroerd en geloof niet dat jij het zover had laten komen, maar je pa dus wel.’
Bert kan alleen knikken en loopt met lood in zijn schoenen naar zijn vrouw.
‘Het is nog erger dan we al dachten.’
‘Hoezo?’
‘Mijn vader was niet meer verzekerd en wij helaas ook nog niet. Ik sprak net die tussenpersoon en volgens hem is de kans dat ze toch uitbetalen nihil.’
‘Dat meen je niet. Had je vader dat dan niet even kunnen zeggen? Waarom zou hij er trouwens niet zijn. Het halve dorp lijkt hier te staan, maar hij niet.’
‘Dat zal wel met de verzekering te maken hebben. Ik bel hem morgen echter om het geld van de overname terug te eisen. Het is wel niet veel, maar wij kunnen nu iedere cent gebruiken. Wij moeten immers weer verder met het bedrijf.’
‘Vergeet je niet dat we al onze kleding en spullen kwijt zijn?’
‘Dat is waar. Sorry. Stom van me. Gelukkig hebben we nog iets op de bank staan, dus het hoognodige kunnen we kopen. Laten we trouwens maar naar het hotel gaan. Ik heb iedereen gesproken die ik spreken moest en de brandweer zal zo wel vertrekken, dus kunnen we hier toch niets meer doen.’
‘Oké, maar die man van de krant wil je ook nog een paar vragen stellen.’
Als Bert een half uurtje later bij zijn vrouw komt, vertelt hij wat hij de journalist heeft gezegd.
‘Hij vroeg of het waar was dat we niet verzekerd waren.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Dat dit inderdaad zo was. Niet om zielig te doen, maar die ellende is niet onze schuld en nu weet het hele dorp tenminste hoe de vork in de steel zit.’
Twee dagen later merken Bert en zijn vrouw dat het verhaal in de krant grote gevolgen heeft. Eerst krijgen ze namelijk de beschikking over een, voorlopig gratis, pand, vervolgens belt zijn verfleverancier dat hij de facturen pas hoeft te betalen als hij daartoe in staat is en tot slot wordt hem een vakantiehuisje met een woonvergunning en een zeer lage huur aangeboden.
Daarnaast start de bevolking een inzamelingsactie en zijn er diverse winkeliers die zich van hun menselijke kant laten zien. Er is echter ook een mindere kant. Zijn vader krijgt hij namelijk pas na drie dagen te pakken en die blijkt op een camping in de buurt te wonen.
Als hij naar hem toe gaat, ontstaat er een flinke ruzie. Volgens zijn pa wist hij namelijk van de problemen met de verzekering en daarom weigert hij om het overnamebedrag terug te betalen. Het gevolg is een breuk en voor Bert een enorme klap.
Hij is echter wel blij met de enorme steun die hij van anderen krijgt en heeft gekregen. Zeker van de mensen waarvan hij het nooit had verwacht.











Button hiep hiep hoera en leeftijd. Geweldig voor de
kinderen om met hun nieuwe leeftijd op de borst te
lopen. Van 1 tot en met 11 jaar.
KLIK HIER VOOR MEER BUTTONS