Omschrijving
Als Joep naast Liesbeth op de bank gaat zitten, kijken ze elkaar aan.
‘Hou je het wel gezellig vanavond?’
‘Ik doe mijn best, maar zou het eerlijk gezegd geweldig vinden als mijn broer of schoonzus afbelde.’
Liesbeth is het met haar man eens.
‘Toen Erna een paar weken geleden belde, nodigde ze zichzelf min of meer uit. Ik zou anders zeker nog een tijdje gewacht hebben om ze weer te vragen, maar nu kon ik dus weinig anders dan wat met haar afspreken.’
‘Ik begrijp het, maar misschien valt het mee.’
‘Dat zal wel ijdele hoop zijn. Je broer lijkt, sinds hij in het bestuur van Dorpsbelangen zit, namelijk alleen nog over politiek te kunnen praten.’
‘Klopt. Het ergste is trouwens dat hij geen kwaad woord van ons kabinet wil horen, waardoor er niet normaal met hem te praten is. Het is natuurlijk zijn goed recht om achter het kabinetsbeleid te staan, maar hij moet ook accepteren dat sommige mensen hier anders over denken en dat doet hij dus niet.’
‘Je hebt gelijk, maar probeer je alsjeblieft een beetje in te houden.’
‘Dat doe ik altijd al, maar ik vind niet dat ik in mijn eigen huis alles voor zoete koek aan hoef te nemen wat hij eruit kraamt. Vooral omdat hij zijn zicht op de werkelijkheid volledig kwijt is en volgens mij niet meer beseft dat hij maar een eenvoudig kantoormedewerkertje is.’
‘Misschien valt het dit keer inderdaad mee. Lena zal hem immers ook duidelijk proberen te maken dat hij verkeerd bezig is.’
‘Dat denk ik wel. Al leek ze de laatste keer toen we hen spraken een beetje moedeloos van hem te worden en dat kan ik me goed voorstellen.’
‘Nou, zeg dat.’
Als de visite er is, doet Joep goed zijn best om niets over de politiek te zeggen. Het duurt echter niet lang voor zijn broer erover begint.
‘Heb je afgelopen week gelezen dat men bang is dat de verdeeldheid in Nederland voor grote problemen gaat zorgen?’
‘Ik heb het zien staan, maar het artikel niet gelezen.’
‘Dat had je beter wel kunnen doen. Ik ben er tenminste flink van geschrokken. Stel dat er een opstand komt. Er is gajes genoeg dat niets liever doet dan demonstreren en rottigheid veroorzaken, dus zo raar lijkt me het niet dat men bang is dat het uit de klauwen loopt.’
Joep is blij dat hij naar het toilet moet zodat hij even na kan denken over zijn reactie. Dat helpt hem alleen niets, want hij zal toch moeten kiezen. Met zijn broer meepraten en een rustige avond hebben of zijn mening zeggen en een flinke discussie krijgen. Het liefst zou hij voor het eerste kiezen, want hij heeft geen zin in gedoe.
Omdat hij niet schijnheilig wil zijn of liegen, besluit hij echter maar te zeggen wat hij vindt. Even hoopt hij nog dat zijn broer hun gesprek van net vergeten is, maar dat blijkt niet zo te zijn.
‘De meeste tegenstanders van het kabinet weten trouwens niet waar ze het over hebben en zeuren alleen om hun frustraties kwijt te raken. Al die leeglopers zijn namelijk zelf de grootste oorzaak van veel problemen.’
Joep ziet zijn vrouw waarschuwend kijken en beseft nog steeds dat hij geen ruzie moet maken, maar kan zijn irritatie ook niet meer bedwingen.
‘Je hebt het over mensen die niet weten waar ze over praten, maar weet jij dat wel? Hoewel ik tegen elke vorm van agressie ben, begrijp ik namelijk best dat er mensen boos of ontevreden zijn. Het kabinet heeft een deel van de burgers namelijk jaren in de kou laten staan en daarom is het terecht dat ze aan de bel trekken. Ik kan me ook niet voorstellen dat iemand daar geen begrip voor heeft.’
‘Jij bent het dus eens met dat tuig?’
‘Je valt me tegen dat je hen zo noemt en ik ben het niet met iedereen eens. Zeker niet met de mensen die alleen demonsteren om ellende te veroorzaken. Velen klagen echter terecht. Hoe lang zitten de Groningers en de toeslagenouders bijvoorbeeld al op de afhandeling van hun zaak te wachten? Men krijgt mooie verhalen te horen, maar er gebeurt niets. Logisch toch dat zij zich niet serieus genomen voelen en hun onvrede uiten. Dat hebben ze trouwens veel te weinig gedaan. Zeker omdat de ellende door het kabinet is veroorzaakt.’
‘Je gaat me toch niet vertellen dat het hun schuld is dat Groningen met de gevolgen van die aardbevingen zit.’
‘Het gedoe komt door de gaswinning en daar heeft de staat enorm veel geld mee verdient. Dus had men gelijk bij de eerste ellende naast de inwoners van Groningen moeten gaan staan en hen horen te helpen. Nu heeft men, weet ik hoeveel, tijd verspild met onderzoeken en gezeur over regeltjes, maar heeft men de slachtoffers laten stikken. Als ik in het kabinet zat en die Groningers met een meewarig gezicht op televisie hoorde zeggen dat men geen vertrouwen meer in me had, zou ik me gek schamen en direct mijn ontslag indienen. De ministers lopen daar echter met een gezicht rond alsof men blij met hen moet zijn en dat vind ik ronduit beschamend.’
‘Jij praat net als veel anderen die menen dat dit soort zaken heel snel op te lossen zijn. Natuurlijk hebben de mensen schade, maar men moet eerst in kaart brengen wat door de aardbevingen komt en wat niet.’
‘Jij vindt het dus normaal dat men de Groningers eerst jaren in onveilige huizen heeft laten wonen en nu probeert om hen zo min mogelijk schade te vergoeden.’
‘Ze moeten krijgen waar ze recht op hebben en niet op meer.’
‘Die mensen hebben er recht op dat ze geholpen worden en goed ook. We hebben het trouwens over Groningen, maar het is ook een schande dat de zaak van die toeslagen nog steeds loopt. Die mensen zitten met heel veel ellende en Den Haag doet niets anders dan de oplossingen voor zich uit schuiven. Het is daarom logisch dat veel burgers het vertrouwen in de overheid kwijt zijn?’
‘Denk jij dat het kabinet mensen bedriegt?’
‘Dat zeg ik niet, maar de ministers moeten minder praten en meer doen. Als jij je kleinkind iedere keer een patatje belooft en hem of haar steeds afscheept met een leeg bakje, gelooft hij of zij je op een gegeven moment toch ook niet meer.’
Omdat zijn broer geen antwoord geeft, praat Joep verder.
‘Met de boeren is het net zo. Dat stikstofverhaal hangt van fouten en tegenstrijdigheden aan elkaar. Er wordt van alles beweerd, wat anderen vervolgens ontkennen. Cijfers blijken niet volledig te zijn of niet te kloppen, dat stikstofkaartje was een miskleun en veel boeren zitten al tijden in onzekerheid over hun toekomst.’
‘Heb jij nog wel vertrouwen in het kabinet?’
‘Nee. Naast wat ik je al noemde, wordt het leven van de gewone man namelijk steeds moeilijker. De prijzen van de boodschappen rijzen de pan uit en velen zitten in de kou vanwege de energieprijzen. Plus dat je leest dat het eigen risico in de zorg met 100 euro gaat stijgen en als het aan die minister ligt, gaat autorijden ook fors duurder worden. Ik word daar niet blij van en dat lijkt mij normaal. Je kunt tegenwoordig trouwens beter dier zijn dan mens. Bij de dierenarts kun je namelijk sneller terecht dan bij de huisarts. Plus dat ik voor een tientje wat pillen voor mijn hondje heb. Probeer dat maar eens bij de apotheek. Daar krijg je niet eens een leeg zakje voor dat geld.’
Omdat Joeps broer wordt gebeld dat er iets met zijn schoonvader is, komt er onverwacht een eind aan de visite. Als Liesbeth ze heeft uitgelaten en weer in de kamer komt, is ze eerlijk.
‘Ik hoop natuurlijk dat het meevalt, maar ben blij dat ze weg zijn.’
‘Jammer dat de politiek mij van mijn broer heeft vervreemd, maar ik ben het met je eens.’
‘Hou je het wel gezellig vanavond?’
‘Ik doe mijn best, maar zou het eerlijk gezegd geweldig vinden als mijn broer of schoonzus afbelde.’
Liesbeth is het met haar man eens.
‘Toen Erna een paar weken geleden belde, nodigde ze zichzelf min of meer uit. Ik zou anders zeker nog een tijdje gewacht hebben om ze weer te vragen, maar nu kon ik dus weinig anders dan wat met haar afspreken.’
‘Ik begrijp het, maar misschien valt het mee.’
‘Dat zal wel ijdele hoop zijn. Je broer lijkt, sinds hij in het bestuur van Dorpsbelangen zit, namelijk alleen nog over politiek te kunnen praten.’
‘Klopt. Het ergste is trouwens dat hij geen kwaad woord van ons kabinet wil horen, waardoor er niet normaal met hem te praten is. Het is natuurlijk zijn goed recht om achter het kabinetsbeleid te staan, maar hij moet ook accepteren dat sommige mensen hier anders over denken en dat doet hij dus niet.’
‘Je hebt gelijk, maar probeer je alsjeblieft een beetje in te houden.’
‘Dat doe ik altijd al, maar ik vind niet dat ik in mijn eigen huis alles voor zoete koek aan hoef te nemen wat hij eruit kraamt. Vooral omdat hij zijn zicht op de werkelijkheid volledig kwijt is en volgens mij niet meer beseft dat hij maar een eenvoudig kantoormedewerkertje is.’
‘Misschien valt het dit keer inderdaad mee. Lena zal hem immers ook duidelijk proberen te maken dat hij verkeerd bezig is.’
‘Dat denk ik wel. Al leek ze de laatste keer toen we hen spraken een beetje moedeloos van hem te worden en dat kan ik me goed voorstellen.’
‘Nou, zeg dat.’
Als de visite er is, doet Joep goed zijn best om niets over de politiek te zeggen. Het duurt echter niet lang voor zijn broer erover begint.
‘Heb je afgelopen week gelezen dat men bang is dat de verdeeldheid in Nederland voor grote problemen gaat zorgen?’
‘Ik heb het zien staan, maar het artikel niet gelezen.’
‘Dat had je beter wel kunnen doen. Ik ben er tenminste flink van geschrokken. Stel dat er een opstand komt. Er is gajes genoeg dat niets liever doet dan demonstreren en rottigheid veroorzaken, dus zo raar lijkt me het niet dat men bang is dat het uit de klauwen loopt.’
Joep is blij dat hij naar het toilet moet zodat hij even na kan denken over zijn reactie. Dat helpt hem alleen niets, want hij zal toch moeten kiezen. Met zijn broer meepraten en een rustige avond hebben of zijn mening zeggen en een flinke discussie krijgen. Het liefst zou hij voor het eerste kiezen, want hij heeft geen zin in gedoe.
Omdat hij niet schijnheilig wil zijn of liegen, besluit hij echter maar te zeggen wat hij vindt. Even hoopt hij nog dat zijn broer hun gesprek van net vergeten is, maar dat blijkt niet zo te zijn.
‘De meeste tegenstanders van het kabinet weten trouwens niet waar ze het over hebben en zeuren alleen om hun frustraties kwijt te raken. Al die leeglopers zijn namelijk zelf de grootste oorzaak van veel problemen.’
Joep ziet zijn vrouw waarschuwend kijken en beseft nog steeds dat hij geen ruzie moet maken, maar kan zijn irritatie ook niet meer bedwingen.
‘Je hebt het over mensen die niet weten waar ze over praten, maar weet jij dat wel? Hoewel ik tegen elke vorm van agressie ben, begrijp ik namelijk best dat er mensen boos of ontevreden zijn. Het kabinet heeft een deel van de burgers namelijk jaren in de kou laten staan en daarom is het terecht dat ze aan de bel trekken. Ik kan me ook niet voorstellen dat iemand daar geen begrip voor heeft.’
‘Jij bent het dus eens met dat tuig?’
‘Je valt me tegen dat je hen zo noemt en ik ben het niet met iedereen eens. Zeker niet met de mensen die alleen demonsteren om ellende te veroorzaken. Velen klagen echter terecht. Hoe lang zitten de Groningers en de toeslagenouders bijvoorbeeld al op de afhandeling van hun zaak te wachten? Men krijgt mooie verhalen te horen, maar er gebeurt niets. Logisch toch dat zij zich niet serieus genomen voelen en hun onvrede uiten. Dat hebben ze trouwens veel te weinig gedaan. Zeker omdat de ellende door het kabinet is veroorzaakt.’
‘Je gaat me toch niet vertellen dat het hun schuld is dat Groningen met de gevolgen van die aardbevingen zit.’
‘Het gedoe komt door de gaswinning en daar heeft de staat enorm veel geld mee verdient. Dus had men gelijk bij de eerste ellende naast de inwoners van Groningen moeten gaan staan en hen horen te helpen. Nu heeft men, weet ik hoeveel, tijd verspild met onderzoeken en gezeur over regeltjes, maar heeft men de slachtoffers laten stikken. Als ik in het kabinet zat en die Groningers met een meewarig gezicht op televisie hoorde zeggen dat men geen vertrouwen meer in me had, zou ik me gek schamen en direct mijn ontslag indienen. De ministers lopen daar echter met een gezicht rond alsof men blij met hen moet zijn en dat vind ik ronduit beschamend.’
‘Jij praat net als veel anderen die menen dat dit soort zaken heel snel op te lossen zijn. Natuurlijk hebben de mensen schade, maar men moet eerst in kaart brengen wat door de aardbevingen komt en wat niet.’
‘Jij vindt het dus normaal dat men de Groningers eerst jaren in onveilige huizen heeft laten wonen en nu probeert om hen zo min mogelijk schade te vergoeden.’
‘Ze moeten krijgen waar ze recht op hebben en niet op meer.’
‘Die mensen hebben er recht op dat ze geholpen worden en goed ook. We hebben het trouwens over Groningen, maar het is ook een schande dat de zaak van die toeslagen nog steeds loopt. Die mensen zitten met heel veel ellende en Den Haag doet niets anders dan de oplossingen voor zich uit schuiven. Het is daarom logisch dat veel burgers het vertrouwen in de overheid kwijt zijn?’
‘Denk jij dat het kabinet mensen bedriegt?’
‘Dat zeg ik niet, maar de ministers moeten minder praten en meer doen. Als jij je kleinkind iedere keer een patatje belooft en hem of haar steeds afscheept met een leeg bakje, gelooft hij of zij je op een gegeven moment toch ook niet meer.’
Omdat zijn broer geen antwoord geeft, praat Joep verder.
‘Met de boeren is het net zo. Dat stikstofverhaal hangt van fouten en tegenstrijdigheden aan elkaar. Er wordt van alles beweerd, wat anderen vervolgens ontkennen. Cijfers blijken niet volledig te zijn of niet te kloppen, dat stikstofkaartje was een miskleun en veel boeren zitten al tijden in onzekerheid over hun toekomst.’
‘Heb jij nog wel vertrouwen in het kabinet?’
‘Nee. Naast wat ik je al noemde, wordt het leven van de gewone man namelijk steeds moeilijker. De prijzen van de boodschappen rijzen de pan uit en velen zitten in de kou vanwege de energieprijzen. Plus dat je leest dat het eigen risico in de zorg met 100 euro gaat stijgen en als het aan die minister ligt, gaat autorijden ook fors duurder worden. Ik word daar niet blij van en dat lijkt mij normaal. Je kunt tegenwoordig trouwens beter dier zijn dan mens. Bij de dierenarts kun je namelijk sneller terecht dan bij de huisarts. Plus dat ik voor een tientje wat pillen voor mijn hondje heb. Probeer dat maar eens bij de apotheek. Daar krijg je niet eens een leeg zakje voor dat geld.’
Omdat Joeps broer wordt gebeld dat er iets met zijn schoonvader is, komt er onverwacht een eind aan de visite. Als Liesbeth ze heeft uitgelaten en weer in de kamer komt, is ze eerlijk.
‘Ik hoop natuurlijk dat het meevalt, maar ben blij dat ze weg zijn.’
‘Jammer dat de politiek mij van mijn broer heeft vervreemd, maar ik ben het met je eens.’


Blikje bedankt kraamverzorgster blauw en roze. Een leuk presentje om
te geven na afloop van de kraamperiode. .
Blikje wordt leeg geleverd, maar is naar uw eigen wens te vullen.
Verkrijgbaar in twee formaten.
KLIK HIER VOOR MEER BLIKJES